Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2359, 20/00109

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2359, 20/00109

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 juli 2020
Datum publicatie
3 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:2359
Formele relaties
Zaaknummer
20/00109

Inhoudsindicatie

Belanghebbende en zijn echtgenote wonen in een eigen woning in België, die gezamenlijk eigendom is en waarvoor een gezamenlijke hypotheek is afgesloten. Belanghebbende verdient haar gehele inkomen in Nederland. Het inkomen van de echtgenoot wordt volledig in België belast. Belanghebbende is kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, de echtgenoot niet. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op grond van de Wet IB 2001 slechts de aan haar toe te rekenen negatieve inkomsten uit eigen woning (50%) op haar inkomen uit werk en woning in mindering kan brengen. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat door weigering van de aftrek van het aan de echtgenoot toe te rekenen deel van de hypotheekrente gehandeld wordt in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol, met het EU-recht en met het non-discriminatie-artikel in het Belastingverdrag met België. Het hof verwerpt het standpunt van belanghebbende.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00109

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , België,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 december 2019, nummer BRE 18/4116 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 1 juli 20120 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende zijn gemachtigde [gemachtigde] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het hof als vaststaand overneemt:

“2.1. Belanghebbende is gehuwd en woonde samen met haar echtgenoot (hierna: de echtgenoot) het hele jaar 2015 in België. De woning in België is eigendom van belanghebbende en haar echtgenoot, ieder voor de onverdeelde helft, en is gefinancierd met een hypothecaire lening. De woning kwalificeert als eigen woning in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

2.2.

Belanghebbende was in 2015 in dienstbetrekking werkzaam in Nederland. Haar inkomen is nagenoeg volledig belast in Nederland. De echtgenoot is gepensioneerd en genoot inkomsten uit vroegere dienstbetrekking (uit Nederland afkomstig) en ontving een AOW-uitkering. Zijn inkomen is volledig belast in België.

2.3.

In haar aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2015 heeft belanghebbende aangegeven dat zij aangemerkt kan worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Tevens is in de aangifte, voor zover relevant, het volgende vermeld:

Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking

€ 71.605

Percentage gerechtigheid in de eigen woning

50%

Saldo (negatieve) inkomsten uit eigen woning

100%

€ 8.954

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 62.651

2.4.

De echtgenoot heeft in Nederland geen aangifte IB/PVV over het jaar 2015 gedaan.

2.5.

De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag (zie 1.1) afgeweken van de aangifte van belanghebbende. Daarbij is als negatieve inkomsten uit eigen woning € 4.477 in aanmerking genomen en het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 67.128.”

In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast, waarbij het hof de door de rechtbank gehanteerde nummering vervolgt:

2.6.

De echtgenoot heeft in 2015 de volgende (uit Nederland afkomstige) inkomsten genoten:

- Delta Lloyd levensverzekering € 587

- Sociale verzekeringsbank (AOW) € 8.625

- AEGON levensverzekering € 12.389

Totaal € 21.601

2.7.

In 2015 is door belanghebbende en haar echtgenoot een bedrag van € 11.114 aan hypotheekrente betaald.

2.8.

De echtgenoot heeft in België aangifte personenbelasting gedaan en daarin een belastbaar inkomen aangegeven van € 18.139 en ook heeft hij daarin de aan hem toe te rekenen hypotheekrente (€ 5.557,07) opgenomen. Volgens de aangifte leidt het rentebedrag niet tot een op het inkomen te effectueren aftrekpost.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van meer dan 50% van de negatieve inkomsten uit eigen woning.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2015 overeenkomstig de aangifte en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing