Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2584, 20/00042

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2584, 20/00042

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 augustus 2020
Datum publicatie
9 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:2584
Formele relaties
Zaaknummer
20/00042

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting vanwege het gebruik van de openbare weg met een auto met buitenlands kenteken. Belanghebbende slaagt deels in de op haar rustende last om aannemelijk te maken dat de auto haar niet feitelijk ter beschikking stond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00042

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 december 2019, nummer BRE 17/228, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) over de periode 11 juli 2013 tot en met 24 mei 2016 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Dat verweerschrift is op 1 mei 2020 doorgestuurd aan de inspecteur.

1.6.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds 11 juli 2013 ingeschreven in de basisregistratie personen (voorheen: gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens).

2.2.

Op 25 mei 2016 is tijdens een controle op de openbare weg geconstateerd dat belanghebbende een auto bestuurt van het merk Ford Focus met het buitenlands kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Belanghebbende had op dat moment de auto feitelijk tot haar beschikking en zij had op dat moment haar hoofdverblijf in Nederland.

2.3.

Belanghebbende heeft voor de auto geen aangifte mrb gedaan en evenmin heeft zij voor de auto mrb voldaan.

2.4.

De auto is eigendom van een neef van belanghebbende, [de neef] , die in Polen woont (hierna: de neef). De neef was eigenaar van de auto van 16 juni 2011 tot 22 december 2016. De auto is door de neef verzekerd in Polen.

2.5.

In het kentekenregister is opgenomen dat belanghebbende sinds 1 augustus 2016 een auto op haar naam heeft staan. Het kentekenregister vermeldt verder dat de partner van belanghebbende sinds 18 januari 2017 een auto op zijn naam heeft staan. Voor 1 augustus 2016 hadden belanghebbende en haar partner geen auto op hun naam staan. Over het reizen naar het werk voorafgaand aan 1 augustus 2016 heeft belanghebbende tijdens de zitting van de rechtbank het volgende verklaard:

“- periode van april 2013 tot november 2013: ik werkte bij [werkgever 1] en reed met een collega

mee vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] ;

- periode van november 2013 tot oktober 2014: ik kreeg een woning in [woonplaats] ; ik

kon naar [werkgever 1] in [plaats 3] en kon met een collega meereizen;

- periode van oktober 2014 tot juni 2015: ik had een uitkering;

- periode van juni 2015 tot november 2015: ik werkte bij [werkgever 2] in [plaats 2] en ging met de

bus vanuit [woonplaats] naar [plaats 3] ; daar werd ik opgehaald om samen naar [plaats 2] te

gaan; daarna heb ik ontslag genomen;

- periode van november 2015 tot mei 2016: ik heb gewerkt in [plaats 3] ; ik reed mee met

een collega;

- periode van mei 2016 tot juli 2016: ik had een uitkering;

- vanaf augustus 2016: ik heb een eigen zaak en van dat geld heb ik een auto gekocht.

Toen ik startte met mijn eigen zaak heb ik meteen een auto aangeschaft.”.

De verklaring van belanghebbende wordt door de inspecteur niet betwist.

2.6.

Tot de stukken van het geding behoort een verklaring van [A] . In die verklaring staat dat (i) de neef van begin 2013 tot eind 2016 fulltime werkzaam was bij [werkgever 3] , gevestigd in [plaats 4] (Polen), (ii) de neef in de periode 7 mei 2016 tot 28 augustus 2016 in Nederland verbleef en hier werkzaam was als chauffeur voor het vervoer van arbeidskrachten tussen Nederland en Polen en (iii) de neef in de periode 7 mei 2016 tot 28 augustus 2016 drie keer in Polen is verbleven voor een korte vakantie.

2.7.

Tot de stukken van het geding behoren verder:

- een verklaring van 7 april 2020 van [B] namens [bedrijf] gevestigd in [plaats 5] (Polen) inhoudende dat de auto in de periode 16 juni 2011 tot 22 december 2016 regelmatig in de garage is geweest voor onderhoud en reparaties;

- een verklaring van [C] van 8 april 2020 gevestigd te [plaats 6] (Polen) inhoudende dat de auto door de neef gedurende de periode 16 juni 2011 tot 22 december 2016 is verzekerd;

- een verklaring van het regionaal bestuur in [plaats 5] van 8 maart 2018 inhoudende dat de auto gedurende de periode 16 juni 2011 tot 22 december 2016 eigendom was van de neef;

- een verklaring van de gemeente [plaats 5] van 7 april 2020 inhoudende dat de neef staat ingeschreven op het adres [adres] , [plaats 7] (Polen);

- een verklaring van het regionaal keuringsstation in [plaats 5] van 7 april 2020 inhoudende dat de auto in de jaren 2011 tot en met 2016 telkens in de maand juni periodiek is gekeurd.

2.8.

Met dagtekening 16 november 2016 is aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd naar een bedrag van € 3.553. De naheffingsaanslag is berekend over de tijdvakken van 11 juli 2013 tot en met 24 mei 2016. Gelijktijdig is een boetebeschikking gegeven van € 3.553.

2.9.

De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.10.

De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 60. De rechtbank is tot deze vermindering gekomen, omdat de rechtbank van oordeel is dat slechts voor de periode 7 mei 2016 tot en met 24 mei 2016 een naheffingsaanslag kan worden opgelegd. De boetebeschikking is door de rechtbank eveneens verminderd tot € 60.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de naheffingsaanslag, na de vermindering daarvan door de rechtbank, naar het juiste bedrag vastgesteld?

II. Is de boete, na vermindering door de rechtbank, passend en geboden?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing