Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2585, 19/00549

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2585, 19/00549

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 augustus 2020
Datum publicatie
9 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:2585
Zaaknummer
19/00549

Inhoudsindicatie

Belanghebbenden hebben geen recht op uitbetaling van het restant aan nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (hierna: PGA) van erflaatster. De vraag of en in hoeverre het restant PGA in de aangiften IB/PVV van belanghebbenden (de erfgenamen) zelf in aanmerking kan worden genomen, valt buiten de omvang van het geschil. Geen schending van de hoorplicht. Evenmin schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00549

Uitspraak op het hoger beroep van

de erven van [belanghebbende] ,

met gekozen domicilie te [plaats] ,

hierna: belanghebbenden,

tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 9 augustus 2019, nummer BRE 18/1881, in het geding tussen belanghebbenden en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2015 opgelegd (hierna: de aanslag). Gelijktijdig met de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking een bedrag van € 2.820 vastgesteld als in volgende jaren nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (hierna: de beschikking).

1.2.

Belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt tegen de beschikking.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbenden hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 1 juli 2020 te ’s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen, [A] en [B] , belanghebbenden, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Belanghebbenden hebben tijdens de zitting een pleitnota overgelegd aan het hof en aan de inspecteur. De pleitnota van belanghebbenden wordt, na een leespauze, beschouwd als te zijn voorgedragen.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

[belanghebbende] (hierna: erflaatster) is overleden op [datum] 2015.

2.2.

Belanghebbenden hebben op 31 augustus 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan namens erflaatster (hierna: de aangifte). In de aangifte hebben belanghebbenden een loon uit vroegere dienstbetrekking van € 20.134 aangegeven. Daarnaast hebben zij een aftrek specifieke zorgkosten van € 22.954 vermeld.

2.3.

Erflaatster heeft de uitgaven voor specifieke zorgkosten vóór haar overlijden betaald.

2.4.

De aanslag is vastgesteld conform de aangifte. Het belastbare inkomen uit werk en woning is verminderd met de persoonsgebonden aftrek en vastgesteld op nihil. Op het aanslagbiljet staat het volgende vermeld:

Persoonsgebonden aftrek De nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren is € 2.820.

U kunt bezwaar maken tegen dit bedrag op grond van artikel 6.2a van de Wet inkomstenbelasting 2001.”

2.5.

Belanghebbenden hebben bij brief van 11 november 2017 bezwaar gemaakt tegen de beschikking.

2.6.

De inspecteur heeft op 25 januari 2018 aan belanghebbenden medegedeeld dat hij voornemens is om het bezwaar van belanghebbenden af te wijzen. De brief vermeldt onder meer:

Mondelinge toelichting

Ik ben van plan het bezwaarschrift af te wijzen. Voordat ik uitspraak doe wil ik u in de gelegenheid stellen om op deze brief te reageren. U kunt dit telefonisch, schriftelijk of per e-mail doen. U kunt uw bezwaar ook mondeling toelichten. Als u dat wenst kunt u hiervoor telefonisch een afspraak met mij maken. Gaarne ontvang ik uw reactie vóór 8 februari 2018. Indien ik geen reactie van u ontvang zal ik het bezwaarschrift afhandelen overeenkomstig deze brief. U ontvangt dan enige tijd na de uiterste reactiedatum de formele uitspraak op uw bezwaarschrift.”

2.7.

Op 7 februari 2018 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen de inspecteur en belanghebbenden. Tijdens dit telefoongesprek hebben belanghebbenden een vraag gesteld over de in de bijlage bij de brief van 25 januari 2018 geciteerde passage uit het Vraag- en antwoordbesluit van de Staatssecretaris van Financiën van 28 oktober 2009, nr. CPP2009/1820M (hierna: het vraag- en antwoordbesluit).

2.8.

De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar is het volgende vermeld:

Beoordeling van uw bezwaar

Op 21 februari 2018 heb ik u gebeld om antwoord te geven op uw vraag die u mij stelde in ons telefoongesprek op 7 februari 2018. Echter, u was helaas niet bereikbaar.

Verrekening van de persoonsgebonden aftrek naar de toekomst is niet meer mogelijk bij het overlijden van de belastingplichtige. In het vraag-en antwoordbesluit van 28 oktober 2009 wordt hiervoor een voorbeeld gegeven voor het jaar 2005 en 2007. Tijdens ons telefonisch gesprek van 7 februari 2018 gaf u aan, dat u hiervan niet overtuigd was.

Het jaar van overlijden doet niets af aan het feit dat verrekening naar de toekomst niet meer mogelijk is. Verzoek om toepassing van de hardheidsclausule wordt dan ook afgewezen.

Horen

In mijn brief van 25 januari 2018 heb ik u gewezen op de mogelijkheid die u hebt om uw bezwaarschrift mondeling toe te lichten. Ik heb daarnaast bij herhaling (voor het laatst op 21 februari 2018) geprobeerd u telefonisch (via [telefoonnummer] ) te bereiken om antwoord op uw vraag te geven. Het is mij echter niet gelukt u te bereiken. Ik heb daarom besloten nu uitspraak te doen op uw bezwaarschrift overeenkomstig mijn brief van 25 januari 2018.”

3 Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Hebben belanghebbenden recht op uitbetaling c.q. verrekening van het restant aan nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek?

II. Is de hoorplicht in de bezwaarfase geschonden?

III. Heeft de inspecteur gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?

3.2.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot veroordeling van de inspecteur tot uitbetaling van een bedrag van € 2.820 ofwel te bepalen dat dit bedrag in de toekomstige aangiften IB/PVV van de erfgenamen als aftrek specifieke zorgkosten in aanmerking kan worden genomen.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing