Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:311, 19/00106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:311, 19/00106

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 januari 2020
Datum publicatie
28 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:311
Formele relaties
Zaaknummer
19/00106

Inhoudsindicatie

De heffingsambtenaar heeft een WOZ-beschikking gegeven op naam van “de erven”. Een van de erven maakt namens de erven bezwaar. De heffingsambtenaar vraagt om een machtiging namens alle erfgenamen en om een verklaring van erfrecht en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk als die niet worden verstrekt. Vervolgens tekent deze erfgenaam op eigen naam beroep aan. Is het beroep ontvankelijk?

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00106

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 20 december 2018, nummer SHE 17/3529 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer,

hierna: de Heffingsambtenaar,

inzake na te melden beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft aan de erven van [A] in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) een beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), per waardepeildatum 1 januari 2016 (de peildatum) is vastgesteld op € 334.000 voor het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (de beschikking). De beschikking is op hetzelfde aanslagbiljet vermeld als de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2017 (de aanslag ozb). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 14 november 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbenden [gemachtigde] , en, namens de Heffingsambtenaar, [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

De onroerende zaak betreft een woning. Tot aan zijn overlijden op 5 oktober 2015 was wijlen [A] mede-eigenaar van deze woning. De beschikking heeft als dagtekening 28 februari 2017 en is op naam gesteld van de erven van [A] . Tegen de beschikking heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 18 maart 2017 namens de erven van [A] bezwaar gemaakt. Daarbij is een op 2 maart 2017 ondertekende machtiging overgelegd die op naam van belanghebbende is gesteld en door haar is ondertekend.

2.2.

Bij brief van 14 april 2017 heeft de Heffingsambtenaar hierop als volgt gereageerd:

“U maakt bezwaar namens de erven van de heer [A] . In onderhavig geval ontbreekt echter de machtiging namens alle erven. Ik verzoek u dan ook om een machtiging op te sturen waaruit blijkt dat u namens alle erven van de heer [A] gemachtigd bent om dit bezwaar namens hen af te handelen. Tevens verzoek ik u om een verklaring van erfrecht mee te sturen waaruit blijkt wie de erfgename zijn.

Eerst dan kunnen wij uw brief als bezwaarschrift aanmerken. Ik verzoek u om dit voor 2 mei 2017 te doen.”.

2.3.

Bij brief van 2 mei 2017 heeft de gemachtigde als volgt op deze brief gereageerd:

“Recent heb ik een WOZ-bezwaarschrift ingediend namens mijn cliënt De erven van [A] , tegen de aanslag/beschikking met kenmerk [nummer] voor het belastingjaar 2017.

In uw ontvangstbevestiging van dit bezwaarschrift geeft u aan dat de machtiging ontbreekt. U verzoekt ons een machtiging op te sturen getekend door alle erven tezamen met een verklaring van erfrecht. Wij zijn echter van mening dat de machtiging niet getekend behoeft te worden door alle erven. Als bijlage treft u de machtiging en de verklaring van erfrecht aan waaruit blijkt dat wij door [BB] gemachtigd zijn deze procedure te voeren, een der erven van dhr. [A] .”.

Bij deze brief is opnieuw de door belanghebbende ondertekende machtiging van 2 maart 2017 gevoegd en, anders dan in de brief wordt aangegeven, geen verklaring van erfrecht, maar een kopie van het testament van [A] , opgemaakt op 17 september 2015.

2.4.

Bij brief van 12 mei 2017 heeft de Heffingsambtenaar de ontvangst van het bezwaarschrift op 18 maart 2017 bevestigd. Bij faxbericht van 12 mei 2017 heeft de gemachtigde, het volgende aan de Heffingsambtenaar bericht:

“Recent heb ik een WOZ-bezwaarschrift ingediend namens mijn cliënt De erven van [A] , tegen de aanslag/beschikking met kenmerk [nummer] voor het belastingjaar 2017.

In uw ontvangstbevestiging van dit bezwaarschrift merkt u op dat de machtiging ontbrak. Bijgaand treft u de machtiging en het eerste gedeelte van het testament van dhr. [A] aan. Hieruit kunt u opmaken dat mevr. [B] bevoegd is om bezwaar in te dienen.”.

2.5.

Bij brief van 22 mei 2017 heeft verweerder op het faxbericht als volgt gereageerd:

“In de ontvangstbevestiging van 12 mei 2017, ben ik per ongeluk vergeten te vermelden dat het testament onvoldoende is om er zeker van te zijn dat mevrouw ook daadwerkelijk na overlijden is aangewezen als executeur. Het kan namelijk nog zo zijn dat dit in een ander testament is aangepast.

Om te kunnen controleren dat dit het laatste testament is geweest, verzoek ik u om alsnog een verklaring van erfrecht of een verklaring van executele toe te sturen. Ik verzoek u om dit voor 7 juni 2017 te doen.”.

2.6.

Bij brief van 6 juni 2017 heeft de gemachtigde het bezwaarschrift inhoudelijk aangevuld. Voorafgaand aan de inhoudelijke bezwaargronden is daarbij het volgende aangegeven:

“Middels dit schrijven vullen wij namens onze cliënt, De erven van [A] , het bezwaarschrift tegen de WOZ-waarde van het object [adres] te [woonplaats] nader aan. De machtiging van [C] is reeds in uw bezit.”.

2.7.

Op 8 juni 2017 heeft de Heffingsambtenaar de gemachtigde per e-mail onder meer verzocht om vóór 14 juni 2017 in deze zaak de opgevraagde stukken over te leggen en dit verzoek vergezeld van de mededeling dat bij niet-overlegging ervan het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. Bij uitspraak op bezwaar van 11 januari 2018 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, de gevraagde verklaring van erfrecht of verklaring van executele niet is overgelegd.

2.8.

Het beroep bij de Rechtbank is vervolgens ingesteld namens (uitsluitend) belanghebbende en niet namens ‘De erven van [A] ’.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende ontvankelijk in bezwaar en in beroep was.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring van het bezwaar en het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en terugwijzing naar de Heffingsambtenaar voor een inhoudelijke behandeling. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing