Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3755, 19/00647

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3755, 19/00647

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:3755
Formele relaties
Zaaknummer
19/00647

Inhoudsindicatie

Aanslag leges terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. De toezegging is niet gedaan jegens belanghebbende. Ook ziet de toestemming niet op een aanvraag voor een omgevingsvergunning waaraan een bouwplan ten grondslag ligt dat substantieel verschilt van het bouwplan dat aan de eerdere aanvraag voor een omgevingsvergunning ten grondslag lag.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00647

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer,

hierna: de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 oktober 2019, nummer SHE 18/3159, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een legesaanslag opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.8.

De zitting heeft met behulp van digitale communicatiemiddelen plaatsgevonden op 4 september 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

2.1.

Op 11 augustus 2015 heeft [naam] (hierna: [naam] ) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vernieuwen van 56 bestaande recreatiewoningen aan de [adres] in [vestigingsplaats] (hierna: de eerste aanvraag). De [adres] maakt onderdeel uit van [bungalowpark] .

2.2.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer heeft [naam] op 27 augustus 2015 verzocht om aanvullende gegevens in te dienen, omdat de eerste aanvraag niet voldeed aan de voorschriften zoals vermeld in de Ministeriële regeling omgevingsrecht voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Verzocht is om die gegevens vóór 23 oktober 2015 in te dienen.

2.3.

In zijn beschikking van 5 november 2015 meldt het college van burgemeester en wethouders aan [naam] dat de eerste aanvraag niet in behandeling wordt genomen, omdat de gevraagde aanvullende gegevens niet zijn overgelegd.

2.4.

Eveneens op 5 november 2015 is aan [naam] de aanslag leges opgelegd van € 15.661,21 (hierna: de eerste aanslag).

2.5.

Op 30 november 2015 heeft [naam] bezwaar gemaakt tegen de onder 2.3 vermelde beschikking en de eerste aanslag. In dit bezwaarschrift staat onder andere het volgende:

“(…)

Hierbij maak ik namens de eigenaren van 56 recreatie woningen bezwaar tegen de bovengenoemde punten. Wij willen u eerst het e.e.a. toelichten.

Coöperatie [bungalowpark] te [vestigingsplaats] bestaat uit meerdere leden die eigenaar zijn van een of meerdere recreatie woningen en de gezamenlijke centrumvoorzieningen. De leden laten zich vertegenwoordigen door het bestuur.

(…)

De eigenaren van de bovengenoemde 56 platte woningen hebben de koppen bij elkaar gestoken. Besloten is dat een aantal eigenaren de kar zouden gaan trekken om tot herontwikkeling over te kunnen gaan.

(…)

In tussen liggende tijd zijn er op [bungalowpark] diverse problemen gerezen. Bijvoorbeeld de overige coöperatieleden dienen met een meerderheid van stemmen hun goedkeuring te geven voor de herontwikkeling van deze 56 woningen. Ook wisselingen van bestuursleden spelen mee. In de laatste ledenvergadering d.d. 14 november jl. zijn deze problemen nog niet helemaal opgelost. Hieraan wordt echter hard aan gewerkt

Voor wat betreft de ontbrekende gegevens genoemd in uw brief dd. 26 augustus zijn wij afhankelijk van de diverse andere instanties die ons hierover advies moeten uitbrengen.

De kartrekkers zijn door bovenomschreven storende factoren opgehouden.”.

2.6.

Op 4 januari 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam] en, namens de gemeente Boxmeer, de verantwoordelijk wethouder [A] en [B] . Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Dat verslag vermeldt onder andere het volgende:

“Door de heer [naam] is namens enkele eigenaren een omgevingsvergunning ingediend.

(…)

De heer [naam] geeft aan dat het de bedoeling nog steeds is om een aanvraag voor de recreatiewoningen in te dienen. Doel is nog steeds om de recreatiewoningen te realiseren. De heer [naam] vraagt of het mogelijk is om de een deel van de leges van de niet ontvankelijke vergunning verrekend kunnen worden met de leges voor de nieuwe aanvraag. De wethouder geeft aan dat hij, zonder iets toe te zeggen, dit te zijner tijd, op het moment dat de aanvraag wordt ingediend, aan het college zal voorleggen.

De heer [naam] geeft aan dat hij nog bezig is met de onderhandelingen met andere eigenaren, en dat zodra duidelijk is dat er een nieuwe aanvraag gaat komen, hij de gemeente op de hoogte zal stellen.”.

2.7.

In de brief van de heffingsambtenaar van 5 januari 2016 aan [naam] staat onder meer het volgende:

“(…)

Op 4 januari 2016 heeft u een gesprek gehad met wethouder [A] en de heer

[B] over uw bouwplan en de legesnota. U heeft aangegeven een gewijzigd bouwplan

in te willen dienen. Ik wijs u er op dat wanneer uw bezwaarschrift voor zover dat is

gericht op het besluit om uw aanvraag om omgevingsvergunning buiten behandeling te

stellen ongegrond wordt verklaard, u hiervoor een nieuwe aanvraag moet indienen.

Voor de goede orde merk ik op dat conform de tarieventabel behorende bij de

legesverordening gemeente Boxmeer voor het indienen van een aanvraag (wederom)

leges zijn verschuldigd.

Tijdens dat gesprek is besproken dat bij de beslissing op uw bezwaarschrift inzake de

opgelegde leges de heffingsambtenaar mogelijk rekening zal houden met het feit dat

alsdan een nieuwe aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend. Omdat nu nog

onduidelijk is wanneer die aanvraag zal worden ingediend en de wettelijke

beslistermijnen inzake uw bezwaarschrift in acht moeten worden genomen, geven wij u

in overweging om te verklaren dat u schriftelijk instemt met verder uitstel op de

beslissing op uw bezwaarschrift tegen de legesnota. Dat uitstel kunt u tot maximaal 1 juli

2016 vragen. Heeft u niet verzocht om verder uitstel of is dan geen aanvraag om omgevingsvergunning ingediend, zal een beslissing op uw bezwaarschrift inzake de leges worden genomen.”.

2.8.

Op 2 februari 2016 heeft de heffingsambtenaar beslist op het bezwaar tegen de eerste aanslag. In die uitspraak op bezwaar staat onder meer het volgende:

“ Geachte heer [naam]

(…)

Ambtshalve overweeg ik echter op voorspraak van het college van Burgemeester

wethouders het volgende. Wanneer u een nieuwe ontvankelijke aanvraag om

omgevingsvergunning indient, zal het bedrag van € 15.661,21 in mindering worden

gebracht op de alsdan verschuldigde leges.”.

2.9.

Op 22 mei 2018 is een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van 32 recreatiewoningen (vervanging van te slopen bungalows) die onderdeel uitmaken van recreatiepark [bungalowpark] in [vestigingsplaats] (hierna: de tweede aanvraag). Bij het indienen van de tweede aanvraag heeft belanghebbende zich laten vertegenwoordigen door [C] van [D] . Bij het indienen van de tweede aanvraag is als antwoord op de vraag “Hebt u voor deze bouwwerkzaamheden al eerder een vergunning aangevraagd” ingevuld “nee”.

2.10.

Op 19 juli 2018 is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 32 recreatiebungalows op percelen gelegen aan [bungalowpark] in [vestigingsplaats] .

2.11.

Op 26 juli 2018 is aan belanghebbende de onderhavige aanslag leges opgelegd voor het in behandeling nemen van de tweede aanvraag. Deze aanslag bedraagt € 26.263,89 (hierna: de tweede aanslag).

2.12.

Op 24 augustus 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de tweede aanslag. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de tweede aanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld. Het geschil is beperkt tot het antwoord op de vraag of belanghebbende er op mocht vertrouwen dat de tweede aanslag zou worden verminderd met het bedrag van de eerste aanslag.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een tweede aanslag van € 10.602,68 (€ 26.263,89 -/- € 15.661,21). De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing