Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3852, 20/00143

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3852, 20/00143

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:3852
Formele relaties
Zaaknummer
20/00143
Relevante informatie
Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2021] art. 21

Inhoudsindicatie

Het hof is van oordeel dat eventuele ontbrekende of onjuiste gegevens op het aanslagbiljet in dit geval redelijkerwijs geen twijfel hebben opgeroepen of het aanslagbiljet voor belanghebbende bestemd was, aangezien de tenaamstelling juist was en belanghebbende er blijkens het bezwaarschrift vanuit ging dat het aanslagbiljet voor hem bestemd was. Het ontbreken van een Burgerservicenummer leidt er bovendien niet toe dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Belanghebbendes beroep op de vrijstelling van artikel 21 Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 faalt. Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank dat het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel niet van toepassing is, dat geen sprake is van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat er geen aanleiding is om de naheffingsaanslag te verminderen omdat de auto door inbeslagname feitelijk niet meer ter beschikking stond aan belanghebbende.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00143

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de rechtbank) van 20 januari 2020, nummer BRE 18/5510, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] Y.6.0 over de periode 22 maart 2014 tot en met 2 juni 2016 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting (de naheffingsaanslag) opgelegd van € 2.665. De naheffingsaanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.500 en van de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 549,82.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft met dagtekening 17 oktober 2020 een nader stuk ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 28 oktober 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Daarbij zijn via een beeldverbinding belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] gehoord.

1.5.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was op basis van de gegevens van de Dienst Wegverkeer (RDW) van 9 maart 2001 tot 14 november 2017 houder van een personenauto van het merk Opel met kenteken [kenteken] (de auto). Belanghebbende heeft (in ieder geval) in de periode van 22 maart 2014 tot en met 2 juni 2016 geen motorrijtuigenbelasting (mrb) voldaan in verband met de auto. Belanghebbendes burgerservicenummer luidt als volgt: [nummer] .

2.2.

Uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat van belanghebbende in de periode 30 januari 1997 tot 10 september 2018 geen woonadres bekend was.

2.3.

De auto is op 21 mei 2016 in beslag genomen door de ontvanger van de Belastingdienst. Belanghebbende heeft ter zitting bij de rechtbank verklaard te beschikken over het kentekenbewijs en de sleutels van de auto.

2.4.

In verband met de niet-betaling van de mrb heeft de inspecteur met dagtekening 21 juni 2016 de naheffingsaanslag opgelegd. Het betreft een zogenoemde penaanslag, die handmatig is vastgesteld. Op het aanslagbiljet zijn – onder meer – de volgende gegevens vermeld:

“ [belanghebbende]

Niet Adresseerbaar

Aanslagnummer [aanslagnummer] Y.6

Dagtekening: 21 juni 2016

Kenteken: [kenteken]

Soort motorrijtuig: personenauto

Periode van naheffing: 22 maart 2014 tot en met 2 juni 2016

Te betalen: € 2.665

Beschrijving van de betalingswijze en de mogelijkheid van het indienen van een bezwaarschrift”

2.5.

Met dagtekening 22 juli 2016 is door belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Tegen de daarop volgende uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 januari 2017 is beroep aangetekend. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak teruggewezen naar de inspecteur voor het voeren van een hoorgesprek en het opnieuw nemen van een beslissing op bezwaar. Tegen deze nieuwe beslissing van 25 juni 2018 heeft belanghebbende opnieuw beroep ingesteld. Dit beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard waartegen belanghebbende het onderhavige hoger beroep heeft aangetekend.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is vastgesteld.

Belanghebbende is van mening dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Op de zitting heeft belanghebbende zijn stellingen met betrekking tot een rentebeschikking ingetrokken omdat in relatie met de naheffingsaanslag geen rentebeschikking is afgegeven.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing