Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:396, 19/00245

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:396, 19/00245

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 februari 2020
Datum publicatie
21 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:396
Zaaknummer
19/00245

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00245

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 18 maart 2019, nummer SHE 18/2455, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eersel,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna vermelde beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2018 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017, voor het belastingjaar 2018, vastgesteld op € 481.000. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak de vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 12 december 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .

1.6.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een vrijstaande woning uit 1934. De woning heeft een inhoud van 540 m³. Daarnaast heeft de woning een vrijstaande berging van 125 m³, een overkapping van 30 m², een carport en een vrijstaande berging met zadeldak van 74 m³. Het perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 1.050 m².

2.2.

De woning heeft van 24 december 2016 tot 20 mei 2017 te koop gestaan voor € 595.000. De woning is toen niet verkocht. De verkoopadvertentie met foto’s van de woning behoort tot de stukken van het geding.

2.3.

Ter onderbouwing van de door hem aan de woning toegekende waarde van € 481.000 heeft de Heffingsambtenaar een taxatiematrix van 17 januari 2018 van taxateur [taxateur] , WOZ-taxateur, overgelegd. In die matrix is de waarde in het economische verkeer van de woning per de waardepeildatum 1 januari 2017 gesteld op € 494.000. Deze waarde is onderbouwd met de volgende drie referentieobjecten:

 [adres 2] te [woonplaats] , verkocht op 27 februari 2017 voor € 525.000,

 [adres 3] te [woonplaats] , verkocht op 21 juni 2016 voor € 540.000, en

 [adres 4] te [woonplaats] , verkocht op 1 september 2016 voor € 425.000.

In de taxatiematrix zijn gegevens en een foto van de woning en van de referentieobjecten opgenomen.

2.4.

Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde stamkaarten overgelegd met daarop gegevens en foto’s van de door de Heffingsambtenaar gehanteerde referentieobjecten en het volgende referentieobject:

 [adres 5] te [woonplaats] , verkocht op 8 september 2016 voor € 550.000.

2.5.

Belanghebbende heeft in hoger beroep foto’s en plattegronden overgelegd ter onderbouwing van de ligging van de woning en de in 2.3 en 2.4 genoemde referentieobjecten.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is het zorgvuldigheidsbeginsel en / of motiveringsbeginsel geschonden?

II. Heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2017 te hoog vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt, alsmede op hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 372.000. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing