Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4027, 19/00162 tot en met 19/00164

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4027, 19/00162 tot en met 19/00164

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4027
Formele relaties
Zaaknummer
19/00162 tot en met 19/00164
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 36

Inhoudsindicatie

Art. 36 IW. Aansprakelijkstelling bestuurder.

Niet horen voorafgaand aan het vaststellen van de beschikking is niet in strijd met een nationaal verdedigingsbeginsel of een ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Het hof acht aannemelijk dat de BV met de overdracht van de uitzendactiviteiten heeft besloten haar activiteiten te beëindigen. Nu de BV niet in staat was al zijn schuldeisers te voldoen en de BV betalingen heeft verricht aan schuldeisers die gelieerd zijn aan haarzelf, is sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Aansprakelijkstelling is terecht, maar wordt wel verminderd omdat de naheffingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Verder is aannemelijk dat nettoloonafspraken zijn gemaakt, waarbij geen onkostenvergoedingen met de werknemers zijn overeengekomen, anders dan een kilometervergoeding. De correcties van vergoedingen aan werknemers moeten worden gebruteerd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00162 tot en met 19/00164

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 februari 2019, nummers BRE 16/3534, 16/3535 en 17/5073, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikkingen als bestuurder van [A BV] (hierna: [A BV] ) aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen over de tijdvakken in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De ontvanger heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting van 16 januari 2020 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.6.

Op 16 januari 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden in ’s-Hertogenbosch. Voor de op deze zitting verschenen personen wordt verwezen naar het proces-verbaal.

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken met nummers 19/00160 tot en met 19/00169.

1.7.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of stukken in te zenden. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan.

1.8.

Op 19 augustus 2020 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden in ’s-Hertogenbosch. Voor de op deze zitting verschenen personen wordt verwezen naar het proces-verbaal. Het getuigenverhoor heeft betrekking op de zaken met nummers 19/00160 tot en met 19/00169.

1.9.

Partijen hebben vóór de nadere zitting van 17 september 2020 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.10.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2020 in ’s-Hertogenbosch. Voor de op deze zitting verschenen personen wordt verwezen naar het proces-verbaal.

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken met nummers 19/00160 tot en met 19/00169.

1.11.

Beide partijen hebben tijdens de nadere zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bijlage behorend bij de pleitnota van de ontvanger. [B] heeft tijdens deze zitting een verklaring voorgelezen en een exemplaar daarvan overgelegd. Deze is gehecht aan het proces-verbaal.

1.12.

Het hof heeft aan het einde van de nadere zitting het onderzoek gesloten.

1.13.

Van de zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal van de zitting van 17 september 2020 wordt gelijktijdig met de uitspraak aan partijen verzonden. De processen-verbaal van de zittingen van 16 januari 2020 en 19 augustus 2020 zijn reeds eerder aan partijen verzonden.

2 Feiten

Algemeen

2.1.

Belanghebbende was samen met zijn broer [B] vanaf 2 mei 2011 bestuurder van [A BV] . Deze vennootschap exploiteerde in onderhavige tijdvakken een uitzendbureau. De uitzendkrachten waren hoofdzakelijk werkzaam in de infrastructuur en bij metaalbedrijven. [A BV] is op [datum] 2015 failliet verklaard.

2.2.

Door de inspecteur is op 12 september 2012 een boekenonderzoek bij [A BV] aangekondigd. Het betreft een onderzoek naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffing over 2011. Later is dit onderzoek uitgebreid met het jaar 2012. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het rapport van 4 april 2014.

2.3.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur aan [A BV] de

volgende naheffingsaanslagen opgelegd en daarbij heffingsrente c.q. belastingrente in rekening gebracht:

Aanslagnummer

Dagtekening

Jaar

Loonheffing

Boete

Rente

[aanslagnummer 1]

10-04-2014

2011

€ 1.060.098

-

€ 66.815

[aanslagnummer 2]

10-04-2014

2012

€ 1.204.977

-

€ 46.123

2.4.

Op 27 mei 2014 heeft de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd bij [A BV] over het jaar 2013. Omdat de gehele administratie van [A BV] op dat moment in beslag was genomen door de FIOD, heeft de inspecteur de fysieke administratie van [A BV] bij de FIOD geraadpleegd. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 26 juni 2015.

2.5.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek over 2013 heeft de inspecteur aan [A BV] de volgende naheffingsaanslag en boetebeschikking opgelegd en daarbij belastingrente in rekening gebracht:

Aanslagnummer

Dagtekening

Jaar

Loonheffing

Boete

Rente

[aanslagnummer 3]

02-07-2015

2013

€ 897.762

€ 442.580

€ 53.915

De vergrijpboete is voor een bedrag van € 31.562 opgelegd wegens grove schuld (25% of 40%) en voor een bedrag van € 411.108 wegens opzet (50% of 80%).

2.6.

Door de FIOD is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar onder meer belanghebbende, [B] , de vader van belanghebbende [de vader] en [A BV] . Tot de stukken van het geding behoort het overzichtsproces-verbaal van 23 juli 2015 van de FIOD met bijlagen.

2.7.

De in 2.3 en 2.5. vermelde bedragen aan loonheffing, boete en rente zijn onbetaald gebleven. De ontvanger heeft belanghebbende en [B] beide voor de volledige bedragen aansprakelijk gesteld.

2.8.

De ontvanger heeft de aansprakelijkstellingen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. De rechtbank heeft de aansprakelijkstellingen verminderd tot € 2.195.319 in totaal voor wat betreft de naheffingsaanslagen 2011 en 2012, € 889.245 voor wat betreft de naheffingsaanslag 2013 en € 392.509 voor wat betreft de boete en de aansprakelijkstelling voor wat betreft de rentebeschikkingen evenredig verminderd.

2.9.

De aansprakelijkstelling voor de naheffingsaanslagen en boete kan, na de uitspraak van de rechtbank, als volgt worden gespecificeerd:

Naheffing 2011

Naheffing 2012

Naheffing 2013

Boete 2013

1. Geen geldig ID

€ 16.693

€ 15.054

€ 9.594

€ 0

2. Geen tewerkstellingsvergunning

€ 129

€ 3.519

3. Dagtekening LB-verklaring

€ 27.171

€ 1.703

4. Heffingskorting niet ingevuld

€ 39.324

€ 50.256

€ 28.955

25%

€ 7.238,75

5. Geen heffingskorting

€ 927

€ 11.893

€ 10.424

25%

€ 2.606,00

6. Tabel bijzondere beloning

€ 59.905

€ 0

7. Gebruikelijk loon

€ 30.604

€ 34.907

€ 36.887

25%

€ 9.221,75

8. Algemene onkosten

€ 223.973

€ 74.410

9. Gereedschapsvergoeding

€ 66.687

€ 76.754

€ 48.457

50%

€ 24.228,50

10. Vergoeding schoeisel

€ 20.109

€ 8.791

11. Kledingvergoeding

€ 22.958

50%

€ 11.479,00

12. Vergoeding consumpties

€ 10.729

€ 12.232

50%

€ 6.116,00

13. Vergoeding telefoon

€ 22.092

€ 13.163

50%

€ 6.581,50

14. Maaltijdvergoeding

€ 75.451

50%

€ 37.725,50

15. Hotelvergoeding

€ 20.443

50%

€ 10.221,50

16. Offshorevergoeding

€ 6.209

€ 61.882

€ 28.683

50%

€ 14.341,50

17. Parkeerkosten

€ 7.585

50%

€ 3.792,50

18. Kilometervergoeding

€ 487.553

€ 591.089

€ 402.380

50%

€ 201.189,50

19. PGA [familie B]

€ 54.875

€ 84.970

€ 79.413

80%

€ 63.530,40

20. PGA gehuurde auto’s [naam 1]

€ 4.154

21. PGA auto opdrachtgever

€ 0

€ 0

€ 0

22. Geen VAR-beschikking [naam 2]

€ 46.967

23. Geen VAR-beschikking [naam 3]

€ 37.950

24. VAR-beschikking [naam 4]

€ 13.692

€ 21.998

€ 15.761

€ 0

25. VAR-beschikking [naam 5]

€ 19.439

€ 21.968

€ 16.954

25%

€ 4.238,50

26. Kerstpakket

€ 3.417

€ 3.431

Totaal (boete naar beneden afgerond)

€ 1.014.956

€ 1.180.363

€ 889.245

€ 402.509

De rechtbank heeft de aansprakelijkstelling voor de boete vervolgens verminderd met € 10.000 vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

2.10.

De rechtbank Oost-Brabant heeft in een vonnis van 16 december 2019 in de strafzaak belanghebbende en [B] beide veroordeeld vanwege het feitelijk leiding geven aan [A BV] , terwijl [A BV] boeken, bescheiden en/of andere gegevens en/of de inhoud daarvan opzettelijk in valse en/of vervalste vorm ter beschikking heeft gesteld aan de Belastingdienst (beide), onjuiste of onvolledige aangiften loonheffing heeft gedaan ( [B] ) en verder in staat van faillissement de rechten van schuldeisers bedrieglijk heeft verkort (beide). Belanghebbende en [B] hebben daartegen hoger beroep ingesteld.

Correcties 1 en 2: ID-bewijzen en tewerkstellingsvergunningen

2.11.

De inspecteur heeft in de brief van 12 september 2012, waarbij het boekenonderzoek over 2011 is aangekondigd, verzocht om de gehele administratie tijdens de controle ter beschikking te stellen. In de bijlage bij de brief worden boeken en bescheiden en overige gegevensdragers opgesomd die voor het onderzoek nodig zijn, waaronder afschriften van wettelijk voorgeschreven identiteitsbewijzen van het personeel.

2.12.

Vervolgens heeft de inspecteur naar aanleiding van het inleidend gesprek van het boekenonderzoek op 5 november 2012 twee brieven aan [A BV] gestuurd. In de eerste brief zijn vragen gesteld om een algemeen beeld van de onderneming te kunnen krijgen. Daarin is onder meer gevraagd naar de gang van zaken rondom de identificatie van werknemers en op welke wijze controle plaatsvindt van tewerkstellingsvergunningen.

In de tweede brief is verzocht om bescheiden en bestanden zo spoedig mogelijk aan de Belastingdienst ter beschikking te stellen, waaronder de digitale personeelsdossiers van alle werknemers.

2.13.

De inspecteur heeft in een brief van 19 november 2012 verzocht om de opgevraagde gegevens tevens voor het jaar 2012 tot dat moment te verstrekken.

2.14.

In een brief van 19 december 2012 heeft de inspecteur geconstateerd dat hij de gevraagde bestanden en bescheiden nog niet had ontvangen. Hij heeft nogmaals verzocht om bescheiden en bestanden ter beschikking te stellen, waarbij als punt 14 het volgende is genoemd:

“14. De digitale personeelsdossiers van alle werknemers. Dit betreft zowel de werknemers die in dienst zijn als de werknemers die inmiddels uit dienst zijn. Wij willen in ieder geval de id-bewijzen, de loonbelastingverklaring respectievelijk het model opgaaf gegevens loonheffingen, de arbeidscontracten en/of uitzendovereenkomsten. Ook de overige vastleggingen uit het personeelsdossier zouden wij van u willen ontvangen.”

2.15.

Op 17 januari 2013 heeft [B] een usb-stick met daarop onder meer ID-bewijzen en tewerkstellingsvergunningen van werknemers aan de inspecteur overhandigd. De inspecteur heeft in een brief van 24 januari 2013 bevestigd dat de digitale personeelsdossiers zijn aangeleverd.

2.16.

De inspecteur heeft vervolgens in een brief van 1 maart 2013 nog een aantal vragen gesteld. Als vraag 9 is opgenomen:

“9. Via de heer [naam 6] hebben wij van u de personeelsdossiers op een USB-stick ontvangen. Dit betreft onder andere de identiteitsbewijzen van de werknemers. Graag zouden wij van u willen weten of dit alle identiteitsbewijzen zijn of dat er nog op een andere wijze afschriften van identiteitsbewijzen zijn gearchiveerd. Zo ja, welke identiteitsbewijzen.”

2.17.

De inspecteur heeft in een brief van 26 maart 2013 geschreven dat op 12 maart 2013 een aantal vragen zijn beantwoord, maar dat hij voor een aantal vragen nog stukken mist. In de brief worden de vragen met betrekking tot de personeelsdossiers niet genoemd.

2.18.

In een brief van 23 augustus 2013 heeft de inspecteur om eventuele onduidelijkheden te voorkomen nog een keer gevraagd of de in januari 2013 ontvangen personeelsdossiers per ultimo januari 2013 de volledige dossiers zijn.

2.19.

In het rapport van het boekenonderzoek over 2011 en 2012 van 4 april 2014 worden 13 werknemers genoemd waarvan enkel een Belgische E-kaart in de administratie aanwezig was. Van deze werknemers was geen ander identificatiebewijs in de administratie aangetroffen. Daarnaast is van 3 werknemers geen tewerkstellingsvergunning in de administratie aangetroffen.

2.20.

Naar aanleiding van correspondentie namens [A BV] heeft de inspecteur in een brief van 14 april 2014 een aantal opmerkingen gemaakt over het verloop van de aanlevering van bescheiden en bestanden in het kader van het boekenonderzoek. De inspecteur heeft in deze brief geconcludeerd dat de meeste gevraagde bescheiden zijn aangeleverd.

2.21.

In het rapport van het boekenonderzoek over 2013 van 26 juni 2015 zijn 3 werknemers, die ook al zijn genoemd in het rapport over 2011 en 2012, vermeld waarvan enkel een Belgische E-kaart in de administratie is aangetroffen.

2.22.

Belanghebbende heeft in beroep alsnog van 6 werknemers een paspoort overgelegd en alle tewerkstellingsvergunningen van de betreffende 3 werknemers.

Correctie 3: Dagtekening LB-verklaring

2.23.

In het rapport van het boekenonderzoek over 2011 en 2012 is vermeld dat bij 120 werknemers de dagtekening van de loonbelastingverklaringen is gelegen na de ingangsdatum van die verklaringen. Bij deze werknemers is in de periode voor de dagtekening van de loonbelastingverklaring wel rekening gehouden met de heffingskorting.

2.24.

De rechtbank heeft de correcties, overeenkomstig het standpunt van belanghebbende in beroep, over 2011 en 2012 bepaald op € 27.171 en € 1.703.

2.25.

In hoger beroep hebben zowel de ontvanger als belanghebbende een nadere berekening van de correcties gemaakt, uitgaande van het standpunt van belanghebbende in beroep.

2.26.

Belanghebbende heeft verder in hoger beroep een overzicht overgelegd van werknemers die van [naam 1] zijn overgenomen en werknemers waarvan belanghebbende beschikt over een loonbelastingverklaring van [C] , voorgangers van [A BV] . De betreffende overeenkomsten en eerdere loonbelastingverklaringen behoren tot de stukken van het geding.

Correcties 4 en 5: Heffingskorting niet ingevuld en geen heffingskorting aangekruist

2.27.

Tijdens de boekenonderzoeken is geconstateerd dat [A BV] bij werknemers de heffingskorting heeft toegepast, terwijl 59 werknemers bij het invullen van de loonbelastingverklaring niet hadden aangekruist dat rekening moest worden gehouden met de heffingskorting en 13 werknemers hadden aangekruist dat geen rekening moest worden gehouden met de heffingskorting.

2.28.

In hoger beroep heeft belanghebbende een nadere berekening gemaakt van de correcties, waarbij hij het aantal zaterdagen en zondagen op individuele basis heeft beoordeeld en een maximum van 5 sv-dagen heeft gehanteerd.

2.29.

Belanghebbende heeft verder in hoger beroep een overzicht overgelegd van werknemers die van [naam 1] zijn overgenomen en werknemers waarvan belanghebbende beschikt over een loonbelastingverklaring van [C] , voorgangers van [A BV] . De betreffende overeenkomsten en eerdere loonbelastingverklaringen behoren tot de stukken van het geding.

Correctie 6: Tabel bijzondere beloning

2.30.

[A BV] heeft bij de uitbetaling van incidentele beloningen, zoals overwerk, prestatietoeslagen en vakantiegeld, bij de berekening van de verschuldigde loonheffing gebruik gemaakt van de loonbelastingtabellen voor bijzondere beloningen. [A BV] is voor het jaar 2013 voor alle werknemers (met uitzondering van werknemer [naam 7] ) uitgegaan van 37% respectievelijk 19,1% loonheffing volgens de tabel voor bijzondere beloningen.

2.31.

De inspecteur heeft in het rapport van het boekenonderzoek over 2013 uiteengezet op welke wijze het (herleide) jaarloon voor toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen moet worden berekend. In het rapport is vermeld dat de (herleide) jaarlonen ten minste € 19.646 bedroegen en daarom het hoge tarief van 42% respectievelijk 24,10% had moeten worden gehanteerd. Het bedrag aan te weinig afgedragen loonheffing voor het jaar 2013 heeft de inspecteur becijferd op € 59.905, rekening houdende met brutering vanwege nettoloonafspraken.

Correctie 7: Gebruikelijk loon

2.32.

[B] en belanghebbende hebben vanaf indiensttreding bij [A BV] op 25 april 2011 de volgende lonen genoten:

2011

2012

2013

[B]

€ 27.925

€ 57.273

€ 70.248

Belanghebbende

€ 22.697

€ 46.845

€ 57.296

2.33.

In de aangiften loonheffingen over de tijdvakken in de periode van 25 april 2011 tot en met 31 december 2013 is aangegeven dat [B] en belanghebbende beide 160 uren per 4 weken werken.

2.34.

Van de overige werknemers hebben de meest verdienende werknemers bij [A BV] in de jaren 2011 tot en met 2013 de volgende lonen genoten, waarbij voor het jaar 2011 het loon van werknemer [naam 8] ziet op de periode 18 april 2011 tot en met 31 december 2011 en de lonen van werknemers [naam 9] en [naam 10] zijn herleid naar de periode 25 april 2011 tot en met 31 december 2011:

2011

2012

2013

[naam 8]

€ 46.565

€ 69.254

€ 99.241

[naam 9]

€ 61.745

€ 93.615

€ 70.199

[naam 10]

€ 55.977

€ 88.261

-

Loonafspraken en correcties 8 tot en met 18: onkostenvergoedingen

2.35.

Tot de stukken van het geding behoren arbeidsovereenkomsten en plaatsingsbevestigingen. In de ‘Arbeidsovereenkomst Fase A zonder uitzendbeding’ is bepaald dat de cao voor uitzendkrachten van toepassing is, dat de werknemer verplicht is voor het vervullen van opdrachten geëigend werkmateriaal en/of werkkleding te gebruiken indien dit gebruikelijk is en dat de werkgever het recht heeft kilometervergoedingen van de werknemer terug te vorderen als deze als gevolg van onjuiste declaraties ten onrechte zijn ontvangen. In de arbeidsovereenkomst is geen brutoloon opgenomen.

In de plaatsingsbevestiging is vermeld aan welke opdrachtgever de werknemer ter beschikking wordt gesteld en dat de in de arbeidsovereenkomst genoemde voorwaarden van toepassing zijn, alsmede de in de plaatsingsbevestiging vermelde functie en het bruto uurloon van de werknemer. De plaatsingsbevestigingen werden ondertekend met gebruikmaking van de digitale handtekening van de werknemer.

Tot de stukken van het geding behoren verder diverse salarisspecificaties van werknemers.

2.36.

In een spreadsheet genaamd ‘OVERZICHT LONEN [plaats 1] 2013.xls’ staan nettolonen van werknemers vermeld in de weken 1 tot en met 17 van het jaar 2013.

2.37.

Tot de stukken van het geding behoren uitdraaien van de website van [A BV] , gedateerd 21 november 2012. Op de website stond op dat moment het volgende vermeld:

Onkostenvergoeding

Als vanzelfsprekend krijgt U ook een onkostenvergoeding voor gereedschap, werkkleding en eventueel gemaakte reiskosten en overnachtingen.”

En

Bijscholing

Binnen ons bedrijf wordt iedereen geacht over VCA basis te beschikken, is dit niet het geval dan kunt U dit de eerste maal op onze kosten behalen. Heeft U zelf interesse om hogerop te komen en/of een relevante cursus te behalen, laat het ons dan zo snel mogelijk weten en wij helpen U verder. A1 onze medewerkers worden regelmatig via ons bijgeschoold om tegemoet te komen aan de vraag van onze opdrachtgevers.

Materialen

Als werknemer dient U bij ons alleen over veiligheidsschoenen te beschikken. Voor alle materialen, werkkleding, persoonlijke beschermingsmiddelen en gereedschappen is het mogelijk om deze in bruikleen te krijgen. Vanzelfsprekend wordt het professioneel gereedschap jaarlijks gekeurd. Voor het gebruik van dit gereedschap ondertekent U een gebruiksovereenkomst. Tijdens dit gebruik bent U verantwoordelijk voor diefstal of verlies.”

2.38.

[A BV] heeft overleg gevoerd met de heer [naam 11] van de Belastingdienst en overeenstemming bereikt over de vergoeding van onkosten aan werknemers.

In een e-mail van 7 februari 2013 heeft de heer [naam 11] het volgende geschreven:

“vanmorgen hebben we gesproken over de kostenvergoeding van [A BV] ( [nummer 1] ).

We zijn het eens over de volgende vergoedingen:

- Drankenvergoeding € 0,55 per dag (zie Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2011 artikel 10.1)

- Telefoonvergoeding: -voor personeelsleden werkzaam op olieplatform en internationaal € 1,00 per dag

- voor overige personeelsleden € 0,50 per dag

Met betrekking tot de volgende kosten heb ik met u afgesproken dat deze kosten meer gespecificeerd moeten worden.

Het is niet zo dat voor elk personeelslid deze kosten noodzakelijk zijn.

- Gereedschap en

- Kleding/wasgeld en schoeisel

M.b.t. kleding wil ik nog de opmerking maken dat deze vergoeding uitsluitend bestemd kan zijn voor werkkleding. De bewijslast m.b.t. tot de bedrijfskleding ligt bij de werkgever. Verder valt nog op te merken dat de waskosten de kleding volgen.

U zult spoedig een nadere specificatie doorgeven, zodat we dit onderwerp kunnen afronden.”

2.39.

De adviseur van [A BV] heeft op 18 april 2013 namens [A BV] de volgende reactie gegeven:

“Hierbij een overzicht van de onkostenvergoeding die cliënte wil gaan hanteren. [A BV] gaat een aantal processen in haar organisatie zodanig aanpassen dat het gebruik van de juiste kleding en dus ook de daarbij behorende vergoeding te rechtvaardigen is.

• Zo gaat [A BV] een addendum bij elke arbeidsovereenkomst voegen waar de bijbehorende vergoeding toegepast gaat worden. In dit addendum wordt de vereiste werkkleding genoemd die voor de functie vereist is.

• Mocht de betreffende werknemer niet de juiste kleding aangeschaft hebben dan wordt de onkostenvergoeding, met terugwerkende kracht, verhaald op de werknemer plus een boete.

• Bij het intake gesprek zal duidelijk gewezen worden op het belang van de "juiste" werkkleding.

• Het spreekt voor zich dat bij de werknemer die een gedeelte van de kleding verstrekt krijgt door [A BV] of de inlener die aangepast wordt in de onkostenvergoeding.

Naleving en controle zal plaatsvinden door [A BV] .

Daarnaast vereist de VCA en VCU certificatie in verband met de veiligheid en gezondheid het gebruik van de "juiste" werkkleding.

Kunt u op korte termijn aangeven of u kunt instemmen met deze onkostenvergoedingen mits voldaan wordt aan de daarbij behorende vereisten? Alvast bedankt.”

2.40.

De heer [naam 11] heeft vervolgens diezelfde dag de volgende toezegging gedaan:

“De oplossing welke u in onderstaand bericht geformuleerd hebt is goed.

Nu is het wel een taak voor de onderneming om daar ook controle op te houden.

Indien [A BV] controle uitoefent, zou ik dit wel schriftelijk vastleggen.”

2.41.

Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten, [O] , heeft op 20 december 2013 aan [A BV] vragen gesteld over de naleving van de CAO door [A BV] . [D] heeft namens belanghebbende in een brief van 14 januari 2013 daarop als volgt gereageerd:

“Volgens het CROP is er sprake van verloning onder het wettelijk minimumloon.

Deze constatering menen wij te moeten bestrijden. Binnen de onderneming van onze cliënt is het gebruikelijk dat met uitzendkrachten individuele netto loonafspraken worden gemaakt. Naar onze mening is dit niet in strijd met de bepalingen in de CAO voor uitzendkrachten. Artikel 19, lid 1 van de CAO verbiedt het maken van netto loonafspraken niet. Uitgaande van dit overeengekomen netto salaris wordt het loon gebruteerd.

Dit brutoloon wordt binnen de onderneming van onze cliënt opgedeeld in 2 looncomponenten: nl. regel 1 kolom 3 van de loonstaat; vast bruto loon en regel 2 kolom 3 van de loonstaat: projecttoeslag.

Indien beide bruto loon componenten tezamen meer bedragen dan het wettelijk minimum loon wordt naar onze mening voldaan aan de vereiste van de artikelen 19 tot en met 22 genoemd in de CAO.

Het CROP stelt nu dat regel 1 kolom 3 van de loonstaat een te laag bedrag aangeeft, echter indien dit bedrag naar boven wordt gecorrigeerd leidt dit tot er onherroepelijk toe dat de projecttoeslag met een zelfde bedrag naar beneden wordt gecorrigeerd. Binnen de loonadministratie is als het ware sprake van ‘communicerende vaten’.

Er is immers steeds sprake van een netto loonafspraak.”

2.42.

In het logboek bijgehouden door de controleambtenaren tijdens de boekenonderzoeken is bij 21 maart 2014 het volgende vermeld:

“Door [B] werd tussen neus en lippen aangegeven dat er met de werknemers netto-loon afspraken worden gemaakt. Ook is er een tabel voor de omrekening van netto naar bruto. Deze loonafspraken en deze tabel wil hij ons niet verstrekken omdat het interne stukken zijn. Ook verklaarde hij dat de verloning erg complex is omdat er vanuit een netto naar een bruto teruggerekend moet worden. Ook verklaarde hij tussen neus en lippen dat hij door de concurrentie gedwongen was om creatief om te gaan met de beloning van de werknemers.”

2.43.

Tijdens het strafrechtelijk onderzoek heeft de FIOD (oud-)werknemers van [A BV] gehoord. De (oud-)werknemers hebben onder meer verklaringen afgelegd over de verrichtte werkzaamheden, de gemaakte loonafspraken, de vergoeding van onkosten, de kilometerstaten en de salarisspecificaties.

2.44.

Op 7 mei 2015 heeft de FIOD [naam 12] als getuige gehoord. De heer [naam 12] heeft als planner bij [A BV] gewerkt. Hij heeft het volgende verklaard:

“"Ik sprak met de nieuwe medewerker een uurloon af. lk had van [B] de marges waarbinnen de uurlonen moesten blijven. Het afgesproken uurloon gaf ik dan door aan Wendy. Ik sprak netto uurlonen af. Desgevraagd had [B] een tool in Excel waarmee hij een berekening kon maken voor welk bedrag per uur hij de werknemer aan de klant kon doorberekenen lk heb geprobeerd om met deze tool te werken maar ik weet niet hoe het werkte".

(…)

"Na aanleiding van sollicatiegesprekken contracten opstellen met de nieuwe medewerkers. Ik tekende deze contracten namens [A BV] . De medewerker tekende deze contracten de eerste vrijdag van de week die nadat zee gewerkt hadden. Soms werd het contract ook meteen

getekend".

(…)

" (...) Deze plaatsingsbewijzen werden opgemaakt als een medewerker van werkplek veranderde. Dit kon soms drie keer per week zijn. Van dit bewijs kreeg de medewerker soms wel en soms niet een afschrift. Hier was geen specifieke reden voor. De meeste medewerkers interesseerde dat helemaal niet".

De medewerkers tekende deze plaatsingsbewijzen zelf niet. Hiervoor werd een digitale handtekening gebruikt, die de medewerkers bij het begin van hun dienstbetrekking hadden geplaatst. Deze handtekening werd ook voor andere documenten gebruikt. lk tekende deze plaatsingsbewijzen ook wel namens [A BV] . [B] en [naam 14] deden dat ook".

(…)

"(...) U vraagt mij nu of ik sollicitatiegesprekken heb gevoerd met medewerkers die voor [A BV] werkzaam waren. lk kan u zeggen dat ik die gesprekken wel heb gevoerd.

U vraagt mij of ik met die medewerkers dan nettoloonafspraken heb gemaakt, dat heb ik gedaan. U vraagt mij of het mij is opgevallen dat het bruto-uurloon dat ik op de plaatsingsbevestigingen van die medewerkers heb vermeld lager is dan het netto-uurloon dat ik met die medewerkers had afgesproken, ik kan u zeggen dat mij dat is opgevallen. Dit gaat binnen [A BV] al jaren zo, hier wist ik van.

In de gevallen dat ik plaatsingsbevestigingen heb gemaakt, heb ik in opdracht van [B] de door mij gemaakte nettoloonafspraken met de medewerkers niet vermeld op de plaatsingsbevestigingen. De brutobedragen die ik op de plaatsingsbevestigingen moest vermelden werden mij door [B] gedicteerd. lk weet al langer dat de steel niet juist in de vork steekt. Het afgesproken nettoloon werd door of in opdracht van [B] niet op de plaatsingsbevestigingen geplaatst. lk weet niet of de medewerker hier iets van wist. De opdracht om de aangepaste lonen te vermelden is mij mondeling medegedeeld door [B] . Ik doe dit al sinds bij [A BV] Uitzendmaster geïntroduceerd werd, dat was volgens mij vlak na de oprichting van [A BV] in 2011."”

2.45.

De rechter-commissaris heeft in 2018 tijdens de strafzaak een aantal (oud-)medewerkers van [A BV] gehoord als getuige. De (oud-)medewerkers hebben een verklaring afgelegd over de gemaakte loonafspraken en de vergoeding van reiskosten en andere onkosten.

Correcties 14 en 15: Maaltijdvergoeding en hotelvergoeding

2.46.

In het rapport van het boekenonderzoek over 2011 en 2012 is het volgende vermeld:

3.8 Kostenvergoedingen

Door [A BV] zijn de volgende kostenvergoedingen aan de werknemers uitbetaald:

(…)

3.8.8

Maaltijden bij overwerk

Indien een uitzendkracht overwerk moet verrichten ontvangt hij een onbelaste vergoeding van € 15,- per dag voor de aanschaf van een warme maaltijd.

3.8.9

Hotelvergoeding

Indien een uitzendkracht gedwongen is in een hotel te overnachten ontvangt hij hiervoor een onbelaste vergoeding van € 27,50 per nacht.”

2.47.

Getuige [naam 15] , een van de controleambtenaren, heeft tijdens de zitting van het hof het volgende verklaard in antwoord op vragen van de gemachtigde:

“34. Kunt u verklaren waarom de Hotelvergoeding/ Maaltijdvergoeding voor de jaren 2011 en 2012 wordt goedgekeurd en voor 2013 niet?

Op basis van voortschrijdend inzicht.

34a. Wat verstaat u daaronder?

Bij het onderzoek over 2013 hadden we meer tijd om ons daar een volledig oordeel over te vormen.

34b. Waarom die haast voor 2011 en 2012?

Om zo snel mogelijk aanslagen te kunnen opleggen.”

Correctie 18: Kilometervergoeding

2.48.

Tijdens de boekenonderzoeken zijn de aan werknemers gegeven kilometervergoedingen beoordeeld. In het rapport over het boekenonderzoek over de jaren 2011 en 2012 is daarover het volgende opgenomen:

“De werknemers ontvangen een onbelaste vergoeding van € 0,19 voor de zakelijk gereden kilometers. Deze vergoeding ontvangen ze eveneens voor het woon-werkverkeer.

In de loonadministratie zijn, niet getekende, kilometerstaten opgenomen. Deze wekelijkse kilometerstaten zijn allen digitaal ingevuld. Dit betekent dat deze kilometerstaten onmogelijk door de werknemers zelf zijn ingevuld. Deze kilometerstaten zijn door [A BV] opgemaakt. Aan de hand van deze kilometerstaten worden de kilometervergoedingen aan de werknemers uitbetaald.

Per dag wordt op de kilometerstaten de verreden rit (van, naar) alsmede het aantal kilometers vastgelegd.

Uit de ontvangen loonstaten blijkt dat er over de jaren 2011 en 2012 in totaliteit € 1.004.437,54 respectievelijk € 1.016.976,71 aan onbelaste reiskosten is uitbetaald. Daarnaast is geconstateerd dat er enkele werknemers zijn die per kas een kilometervergoeding ontvangen. Deze vergoedingen zijn niet in de loonadministratie verantwoord.

Omdat er jaarlijks circa 5.500 respectievelijk 7.000 keer een kilometervergoeding aan de diverse werknemers is uitbetaald, is het onmogelijk de uitbetaalde kilometervergoedingen integraal te controleren. Op grond hiervan is er voor gekozen de juistheid van de uitbetaalde kilometervergoedingen te beoordelen met behulp van een statistische steekproef. Door gebruik te maken van deze statistische steekproef is het aantal te controleren vergoedingen beperkt tot 60 per jaar. Aan de hand van de resultaten van deze 60 te controleren posten (vergoedingen) is er een uitspraak te doen over de juistheid van de totale jaarlijks uitbetaalde kilometervergoeding.

(…)

Tot slot zijn er in enkele situaties door de inlener afgetekende werkbonnen, met daarop het aantal gereden kilometers, bij de verkoopfactuur aangetroffen. Het aantal uitbetaalde kilometers is in voorkomende gevallen hoger dan het aantal op de werkbon vermelde kilometers. (...) Ondanks het feit dat er nog enkele posten uitgezocht dienen te worden bedraagt de foutfractie in het jaar 2011: 24,8718. In het jaar 2012 is de foutfractie: 29,0581.

Uitgaande van 60 te controleren posten betekent dit dat er in de jaren 2011 en 2012: 41,45% respectievelijk 48,43% van de uitbetaalde kilometervergoeding bovenmatig is.

(...)

Opmerking: met betrekking tot enkele werknemers dient bij de inlener nog nadere informatie te worden opgevraagd. Vooralsnog is de uitbetaalde kilometervergoeding bij deze werknemers nog niet geheel of gedeeltelijk als fout aangemerkt. Uitgaande van de uitkomsten van de overige in de steekproef betrokken werknemers is de verwachting dat zodra de informatie bij deze inleners is opgevraagd de uiteindelijke foutfractie nog hoger uitvalt. Dit heeft weer tot gevolg dat het bovenmatige deel van de uitbetaalde kilometervergoeding eveneens hoger wordt.

Tijdens het beoordelen van de mailbestanden is het bestand “loonberekeningen 2012.xlsx" in de verzonden items van de heer [B] aangetroffen. Uit dit Excelbestand blijkt dat er bij het maken van de loonafspraken rekening gehouden wordt met een nader vast te stellen aantal kilometers per week. Bij de berekening van het netto loon per uur worden deze kilometers gedeeld door 40 uur.

Daarnaast is in de mailbox verwijderd items van [naam 16] het bestand “winstberekening 2012.xlsx" aangetroffen. Ook uit dit spreadsheet blijkt dat erbij het bepalen van het netto uurloon rekening wordt gehouden met een nader te bepalen aantal uit te betalen kilometers.

Uit beide spreadsheets, die in de mailbestanden zijn aangetroffen, blijkt dat er bij het bepalen van de hoogte van het netto loon een gedeelte hiervan als een onbelaste kilometervergoeding wordt aangemerkt.

Gezien het feit dat er feitelijk netto loonafspraken met de werknemers zijn gemaakt dienen de bovenmatige kilometervergoedingen gebruteerd tot het loon te worden gerekend.”

2.49.

In het rapport van het boekenonderzoek over 2013 is vermeld dat in totaal € 657.794 aan onbelaste reiskosten is uitbetaald. Omdat er circa 4.000 keer een kilometervergoeding aan de diverse werknemers is uitbetaald, is ook voor 2013 ervoor gekozen om de juistheid van de kilometervergoedingen te controleren met behulp van een statistische steekproef. De steekproef heeft geleid tot de volgende bevindingen:

“Van het totaal aantal van 60 te controleren vergoedingen bevatten er 55 fouten. Concreet betekent dit dat 55 van de 60 gecontroleerde vergoedingen geheel of gedeeltelijk bovenmatig zijn. De totale foutfractie (alle fouten bij elkaar opgeteld) bedraagt 33,1569. Dit betekent dat 55,26% (33,1569 / 60 x 100%) van de uitbetaalde vergoeding bovenmatig is.”

Op basis van deze bevindingen heeft de inspecteur 55,26% van de uitbetaalde kilometervergoedingen in 2013 als bovenmatig gecorrigeerd.

2.50.

De ontvanger heeft een toelichting gegeven op de wijze waarop de steekproef is gehouden. Bij de steekproef heeft de inspecteur de populatie (bestaande uit het jaarlijkse totaal van de onbelaste kilometervergoedingen volgens de loonstaat) van ieder jaar door 60 gedeeld om zo de intervallen te bepalen. Uit elke interval is middels een trekkingstechniek genaamd celstamping, één geldeenheid getrokken. De bij die geldeenheden behorende bedragen aan kilometervergoeding zijn vervolgens gecontroleerd. Het aantal werkelijke kilometers tussen het woonadres en de werklocaties werd vergeleken met de op de kilometerstaten vermelde kilometers. Met het resultaat van die 60 gecontroleerde posten per jaar is de foutfractie berekend.

2.51.

Bij de steekproeven zijn tijdens de boekenonderzoeken de volgende parameters gehanteerd:

- Betrouwbaarheid van 95%;

- Materialiteit van € 300.000 (2011 en 2012) en € 180.000 (2013);

- Nulfoutenverwachting;

- Interval van € 100.000 (2011 en 2012) en € 60.000 (2013). Dit interval is aangepast tot € 16.741 (2011), € 16.942 (2012) en € 10.963 (2013) om tot een vereist minimum van 60 te beoordelen euro’s te komen.

2.52.

Belanghebbende heeft in beroep een verslag van feitelijke bevindingen overgelegd van [E] (hierna: [E] ), waarbij wordt ingegaan op de wijze waarop de statistische steekproef is uitgevoerd. [E] heeft in het verslag een aantal kritische kanttekeningen geplaatst bij de methodiek en uitvoering van de steekproef.

2.53.

Verder heeft [B] een uitgebreide nadere beoordeling gemaakt van de door de inspecteur bij de steekproeven geconstateerde afwijkingen. Belanghebbende heeft daarbij geconcludeerd tot een foutfractie in het jaar 2011 van 20,0760, in het jaar 2012 van 19,6848 en in het jaar 2013 van 10,3465. Belanghebbende heeft berekend dat de kilometervergoeding in de gecontroleerde posten in de jaren 2011 tot en met 2013 in totaal voor respectievelijk 34,61%, 33,94% en 22,49% bovenmatig was.

2.54.

Daarnaast heeft [B] de gegeven kilometervergoedingen in het jaar 2013 integraal beoordeeld. Deze beoordeling heeft tot de conclusie geleid dat de foutmarge 18,65% bedraagt.

2.55.

In beroep heeft de ontvanger een memo overgelegd van de commissie vaktechniek statistical audit (CVSA) van de Belastingdienst, waarin de uitgevoerde steekproeven en de daarbij gebruikte parameters zijn beoordeeld. Daarbij is met name ingegaan op de door [B] benoemde onjuistheden en twijfels.

2.56.

De ontvanger heeft in beroep een herziene evaluatie van de steekproeven overgelegd, waarbij een deel van de conclusies van belanghebbende is gevolgd.

2.57.

De rechtbank heeft de correcties verminderd tot de bedragen waartoe de ontvanger in zijn herziene evaluatie heeft geconcludeerd.

2.58.

In hoger beroep heeft belanghebbende een opinie overgelegd van [naam 17] , consultant [F] van 30 december 2019. De heer [naam 17] heeft in deze opinie een beschouwing gegeven over de toepassing van de steekproeven. Op basis van de beoordeling van de steekproeven door [B] is de heer [naam 17] tot de volgende uitkomsten van zijn berekeningen gekomen:

2011

2012

2013

Bekende fout

5.802,44

5.639,39

3.298,52

Maximale fout (95%)

(aflopende taints)

478.964,90

479.572,87

186.834,47

Maximale fout (95%)

(aflopend bedrag)

183.925,27

Minimale fout (99%)

200.305,29

197.950,97

53.719,78

Projectie (afgerond)

336.085,00

335.546,00

113.433,00

In de opinie is tevens vermeld dat de heer [naam 17] zelf een postensteekproef over 2013 heeft gedaan, waarbij hij 200 elementen heeft getrokken uit een populatie van 6.652 records. Van de 160 gevonden boekingen waren 116 bedragen te hoog, 38 bedragen te laag en 6 bedragen juist. De uitkomsten van de postensteekproef zijn als volgt:

Maximale fout (95%)

152.357

Geprojecteerde fout

114.192

Bekende fout

2.526

2.59.

In reactie op de opinie van de heer [naam 17] heeft CVSA van de Belastingdienst een nadere beschouwing en uiteenzetting gegeven ten aanzien van de door de Belastingdienst toegepaste steekproeven. Daarnaast heeft de ontvanger de getrokken posten in de postensteekproef van de heer [naam 17] nader beoordeeld. De ontvanger heeft geconcludeerd dat de maximale fout (95%) op basis van die steekproef € 446.526 zou bedragen en de geprojecteerde fout € 408.484.

2.60.

Belanghebbende heeft een nadere reactie van de heer [naam 17] op de standpunten van de CVSA, neergelegd in een brief van 12 maart 2020, overgelegd.

Correctie 19: PGA [familie B]

2.61.

[A BV] heeft vanaf april 2011 aan belanghebbende, [B] , [de vader] en [naam 8] auto’s ter beschikking gesteld. In de loonadministratie is geen rekening gehouden met een bijtelling voor het privégebruik van de auto’s. Er is geen sluitende kilometeradministratie bijgehouden waaruit blijkt dat er met de betreffende auto’s niet, danwel niet meer dan 500 kilometer, privé is gereden.

2.62.

In de grootboekadministratie is in rekening-courant geen rekening gehouden met een eigen bijdrage voor privégebruik van de auto’s.

2.63.

De inspecteur heeft bij het opleggen van de naheffingsaanslagen alsnog een bijtelling bij het loon in aanmerking genomen, ervan uitgaande dat de auto’s ook voor privé-doeleinden zijn gebruikt. Daarbij heeft de inspecteur voor het jaar 2013 een boete opgelegd van 80% wegens opzet van [A BV] . De inspecteur heeft in het rapport van het boekenonderzoek de boete als volgt gemotiveerd:

“Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat de onderneming het niet zo nauw neemt met de fiscale regelgeving. De gehele bedrijfsvoering is er op gericht om tegen minimale kosten maximale resultaten te behalen. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat er aan de beide bestuurders alsmede hun ouders, die beide in de onderneming werkzaam zijn, auto's ter beschikking zijn gesteld. Door geen enkel lid van de [familie B] is een kilometeradministratie bijgehouden waaruit blijkt dat de ter beschikking gestelde auto's niet voor privédoeleinden zijn gebruikt. Dit heeft tot gevolg dat er rekening gehouden dient te worden meteen bijtelling voor privégebruik. Door de heer [B] , de bestuurder werd verklaard dat de eigen bijdrage in de Rekening Courant geboekt zou worden. Voorwaarde hierbij is dat de eigen bijdrage, die in mindering gebracht wordt op de bijtelling, in de loonadministratie wordt opgenomen. Dit is door inhoudingsplichtige nagelaten. In de Rekening Courant is geen rekening gehouden met de waarde van het privégebruik. Evenmin is de bijtelling in de loonadministratie opgenomen. De loonadministratie wordt door inhoudingsplichtige zelf gevoerd. De bestuurder de heer [B] is actief betrokken bij het voeren van de loonadministratie. De leden van de [familie B] zijn al gedurende een groot aantal jaren als bestuurder, respectievelijk aandeelhouder bij diverse ondernemingen betrokken. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat inhoudingsplichtige op de hoogte is van de regelgeving met betrekking tot de bijtelling voor privégebruik van ter beschikking gestelde auto's. Dit blijkt onder andere uit de bijtelling die bij enkele werknemers in de loonadministratie is verantwoord, en uit de sluitende kilometerregistratie die andere werknemers hebben bijgehouden om te voorkomen dat er rekening gehouden moet worden met de bijtelling. Door met betrekking tot de leden van de [familie B] geen rekening te houden met een bijtelling in verband met privégebruik van de ter beschikking gestelde auto's is er willens en wetens te weinig loonheffing ingehouden en afgedragen. Er is derhalve sprake van “opzet’’.

Correctie 22: Geen VAR-beschikking [naam 2]

2.64.

[naam 2] (hierna: [naam 2] ) is een OP-lasser. Hij was sinds 2011 als werknemer in dienst bij [A BV] en daarvóór in ieder geval vanaf 2007 bij de voorgangers van [A BV] . Met ingang van 2012 presenteert [naam 2] zich als zelfstandige. [naam 2] beschikt over het jaar 2012 niet over een VAR-verklaring. In 2013 beschikt [naam 2] over een VAR-Winst uit onderneming (hierna: VAR-WUO), waarvan een afschrift in de administratie van [A BV] is opgenomen.

2.65.

[naam 2] heeft in 2012 werkzaamheden via [A BV] verricht. Deze werkzaamheden heeft hij persoonlijk verricht. Hij heeft wekelijks een factuur voor de verrichte werkzaamheden opgemaakt en daarbij een tarief van € 35 per uur in rekening gebracht.

2.66.

Volgens de crediteurenkaart is over 2012 in totaal € 62.170,95 door [naam 2] gefactureerd. Op dit overzicht ontbreken de facturen over de weken 22 tot en met 33 en de facturen vanaf week 45. In de ontbrekende periodes heeft [naam 2] respectievelijk 378,5 uren en 328,75 uren gewerkt.

2.67.

In de weken 22 tot en met 33 van 2012 heeft [naam 2] gewerkt bij [G] . [naam 2] heeft voor deze werkzaamheden een factuur gestuurd aan [G] , terwijl [G] op haar beurt daarvoor een factuur stuurde aan [A BV] .

2.68.

[naam 2] heeft via [A BV] voor [H] (hierna: [H] ) gewerkt. Hij heeft in 2012 in totaal 2.273,5 uren gewerkt bij [H] .

2.69.

Belanghebbende heeft in hoger beroep een factuur van [A BV] aan [H] van 6 november 2012 overgelegd. Daarin is vermeld dat [A BV] de rekening van [H] debiteert conform afspraak. Daaronder zijn namen van personen opgenomen met daarbij de gewerkte uren en tarieven. Achter de naam van [naam 2] is ‘(zzp)’ vermeld.

2.70.

[A BV] is meerdere malen in verband met de NEN-certificering gecontroleerd, waarbij ook de administratie ten aanzien van ZZP’ers is gecontroleerd, en het onderzoeksbureau heeft daarover geen opmerkingen gemaakt.

Correctie 23: Geen VAR-beschikking [naam 3]

2.71.

[naam 3] (hierna: [naam 3] ) is een distributiemonteur op het gebied van gas en water. In 2011, 2012 en 2013 heeft [naam 3] voor [A BV] gewerkt. Hij heeft zich gepresenteerd als ZZP’er met de eenmanszaak [J] . Deze eenmanszaak was gevestigd op het adres van [A BV] .

2.72.

[A BV] en [naam 3] hebben op 18 april 2011 een bemiddelingsovereenkomst gesloten, waarin het volgende is vermeld:

Overwegende:

a. Werkgever en zzp-er wensen met elkaar een overeenkomst aan te gaan waarbij de werkgever optreedt als bemiddelingsondememing, die inspanning levert om opdrachten yoor de zzp-er te verwerven.

b. Op basis van die overeenkomst zal werkgever zzp-er ter beschikking stellen van een derde/derden.

c. Zzp-er zal krachtens de door de derde aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid verrichten onder toezicht en leiding van de derde.

d. Partijen beogen met deze overeenkomst uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst aan té gaan

e. Onder zzp-er wordt verstaan de natuurlijke persoon die in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep persoonlijke arbeid verricht tegen beloning, ten behoeve van een opdrachtgever.

Komen overeen:

1. Duur

De zzp-er zoekt een opdracht. Dit in de periode van 9-1-`12 tot 31-12-`12 (duur opdracht). Dit om deze in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep uit te voeren.

2. Verklaring arbeidsrelatie (VAR)

De zzp-er beschikt wel / niet over een verklaring arbeidsrelatie. De zzp-er draagt er ten alle tijden voor dat de opdrachtgever in bezit is van een geldige verklaring, zoniet kunnen er ook geen betalingen aan de zzp-er verricht worden.

3. Beroepskwalificaties, aard van de werkzaamheden

De zzp-er wordt tewerkgesteld als: fitter.

4. Eigen materialen en verzekeringen

a. De zzp-er beschikt over de volgende eigen materialen: compleet ingerichte bus als distributiemonteur.

b. De zzp-er beschikt wel over een geldige aansprakelijkheidsverzekering.

c. De zzp-er beschikt wel over een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

5. Beloning

a. De zzp-er draagt er ten alle tijden voor dat de door de werkgever verstrekte urenlijsten, getekend voor accoord door de opdrachtgever, worden ingeleverd. Zoniet kunnen er geen betalingen verricht worden.

b. Alle betalingen aan de zzp-er door de werkgever dienen te gebeuren binnen 14 dagen na factuurdatum.

c. De afgesproken prijs voor de verrichte werkzaamheden door de zzp-er bedragen: € 35 per gewerkt uur.”

2.73.

[naam 3] beschikt over de jaren 2011 en 2013 over een VAR-WUO. Voor het jaar 2012 heeft hij geen VAR-verklaring aangevraagd.

2.74.

In 2012 heeft [naam 3] in totaal 1.348 uren gewerkt via [A BV] . Hij heeft in totaal € 69.583,05 aan [A BV] gefactureerd. [A BV] heeft vervolgens de werkzaamheden aan de opdrachtgever gefactureerd.

2.75.

Belanghebbende heeft over de weken 8 en 24 van 2012 een opdrachtbrief van [K] (hierna: [K] ), de factuur van [A BV] aan [K] en het urenbriefje van [naam 3] overgelegd.

2.76.

Uit een Excel-bestand van [A BV] met een overzicht van de ter beschikking gestelde auto’s staat vermeld dat aan [naam 3] in de periode vanaf 8 augustus 2011 tot en met 19 oktober 2012 verschillende bestelwagens ter beschikking zijn gesteld.

Correctie 24: VAR-beschikking [naam 4]

2.77.

[naam 4] (hierna: [naam 4] ) is een distributiemonteur op het gebied van gas en water. In 2011, 2012 en 2013 heeft [naam 4] voor [A BV] gewerkt. Hij heeft zich gepresenteerd als ZZP’er met de eenmanszaak [L] .

2.78.

[naam 4] beschikt over de jaren 2011 en 2013 over een VAR-resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: VAR-RUOW). Voor het jaar 2012 heeft hij geen VAR-verklaring aangevraagd.

2.79.

[naam 4] heeft facturen voor de verrichte werkzaamheden opgemaakt en daarbij telkens een tarief van € 21 en later € 25 per uur in rekening gebracht. In totaal heeft [naam 4] in 2011, 2012 en 2013 (tot en met week 38) respectievelijk 1.095, 1.649 en 1.108 uren gewerkt en daarvoor respectievelijk € 26.579, € 41.225 en € 15.761 in rekening gebracht. [naam 4] heeft feitelijk de werkzaamheden voor [A BV] persoonlijk verricht.

2.80.

[A BV] heeft nagenoeg doorlopend een bestelauto aan [naam 4] ter beschikking gesteld. Hiermee is geen rekening gehouden bij de facturering.

Correctie 25: VAR-beschikking [naam 5]

2.81.

[naam 5] (hierna: [naam 5] ) is werkzaam in de bouw en infratechniek. In 2011, 2012 en 2013 heeft [naam 5] voor [A BV] gewerkt, waarbij hij zich heeft gepresenteerd als ZZP’er. Bij de Kamer van Koophandel is [naam 5] sinds 2007 ingeschreven als [M] .

2.82.

[A BV] beschikt over het jaar 2011 niet over een VAR-beschikking van [naam 5] . Voor de jaren 2012 en 2013 heeft [naam 5] aan [A BV] een VAR-WUO verstrekt. Deze VAR-beschikkingen behoren tot de stukken van het geding. Deze VAR-beschikkingen zijn vals of vervalst.

Op de valse VAR-beschikking over 2012 staat een logo dat afwijkt van het reguliere logo van de Belastingdienst. Er staat Belastingdienst in plaats van Belastingdienst. Ook staat VAR/0190/ [nummer 2] /02 als kenmerk vermeld, waarbij [nummer 2] voor het BSN-nummer zou moeten staan. Echter, dit zijn 10 in plaats van 9 cijfers en het BSN-nummer van [naam 5] is [nummer 3] .

Op de valse VAR-beschikking over 2013 is het logo van de Belastingdienst vermeld als Belastingdienst in plaats van Belastingdienst. Het kenmerk op de eerste pagina is VAR/ [nummer 4] /03, terwijl op de tweede pagina als kenmerk VAR/0190/ [nummer 2] /03 staat. Ook in dit geval wijkt het gedeelte dat voor het BSN‑nummer zou moeten staan af van het BSN-nummer van [naam 5] en betreft het op de eerste pagina 10 in plaats van 9 cijfers.

Daarnaast zijn nog enkele onjuistheden in de VAR-beschikkingen aangetroffen.

2.83.

De Belastingdienst heeft aan [naam 5] over de jaren 2011 tot en met 2013 geen VAR‑beschikkingen gegeven. Alleen over de jaren 2007 en 2008 is een VAR-WUO verstrekt.

2.84.

[A BV] en [naam 5] hebben bemiddelingsovereenkomsten gesloten. [naam 5] heeft facturen voor de verrichte werkzaamheden opgemaakt en daarbij telkens een tarief van € 20 per uur in rekening gebracht. In totaal heeft [naam 5] in 2011 tot en met 2013 respectievelijk 1.202,50, 1.399,65 en 852,75 uren gewerkt en daarvoor respectievelijk € 24.050, € 27.993 en € 17.055 in rekening gebracht. [naam 5] heeft feitelijk de werkzaamheden voor [A BV] persoonlijk verricht.

2.85.

[A BV] heeft nagenoeg doorlopend een bestelauto aan [naam 5] ter beschikking gesteld. Hiermee is geen rekening gehouden bij de facturering.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is het verdedigingsbeginsel geschonden?

II. Heeft de ontvanger aannemelijk gemaakt dat sprake is van onbehoorlijk bestuur?

III. Zo ja, zijn de aansprakelijkstellingen voor de loonheffingen, heffings- en belastingrente en boete tot te hoge bedragen vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging van de aansprakelijkstellingen. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de aansprakelijkstellingen. De ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing