Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4106, 18/00536

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4106, 18/00536

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
9 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4106
Formele relaties
Zaaknummer
18/00536

Inhoudsindicatie

BPM. Gemachtigde geweigerd wegens beledigend taalgebruik. Diverse klachten op formeelrechtelijk terrein falen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 18/00536

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2018, nummer BRE 17/4579, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 13 december 2019 heeft een regiezitting plaatsgevonden in ’s-Hertogenbosch (hierna: de regiezitting). Daar zijn verschenen [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] . Op deze regiezitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en een aantal andere zaken.

1.7.

Van deze regiezitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.8.

Naar aanleiding van de uitnodiging voor de zitting van 4 september 2020 heeft [gemachtigde] bij brief van 22 juni 2020 een verzoek tot wraking van de behandelende raadsheren ingediend. Dit verzoek is op 27 augustus 2020 door de wrakingskamer afgewezen (registratienummer 200.279.971/01).

1.9.

Naar aanleiding van de door [gemachtigde] ingediende pleitnota voor de op 4 september 2020 geplande zitting heeft het hof [gemachtigde] , bij tussenuitspraak van 31 augustus 20201, geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaak dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen (hierna: de tussenuitspraak). De op 4 september 2020 geplande zitting is vervolgens uitgesteld. Belanghebbende heeft geen nieuwe gemachtigde aangewezen.

1.10.

De zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen. Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 22 oktober 2020 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer 1] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 23 oktober 2020 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.

1.11.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 15 januari 2016 aangifte BPM gedaan voor de registratie van een ingevoerde auto Mercedes-Benz S-klasse 350, met VIN eindigend op [nummer 2] (hierna: de auto). De auto heeft als datum eerste toelating 3 september 2015.

2.2.

Belanghebbende is bij de aangifte uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 118.277 en een handelsinkoopwaarde op basis van een taxatierapport van € 43.000, resulterend in een afschrijving van 63,6%. De bruto BPM bedraagt volgens de aangifte € 13.167. Het aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 4.793. Dit bedrag is door belanghebbende voldaan.

2.3.

De inspecteur heeft de auto laten taxeren door de Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Volgens DRZ bedraagt de handelsinkoopwaarde € 79.389.

2.4.

De inspecteur heeft bij brief van 29 september 2016 een aankondiging verstuurd met het voornemen om een naheffingsaanslag op te leggen. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om vóór 14 oktober 2016 te reageren. Belanghebbende heeft daar geen gebruik van gemaakt.

2.5.

De inspecteur heeft op 15 november 2016 een naheffingsaanslag naar een bedrag van € 3.911 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking een verzuimboete van € 391 opgelegd (hierna: de boetebeschikking). Belanghebbende heeft op 22 november 2016 bezwaar gemaakt.

2.6.

De inspecteur heeft op 19 mei 2017 uitspraak op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag en boetebeschikking vernietigd. Tevens is een forfaitaire kostenvergoeding van € 246 toegekend. Er heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.

2.7.

Op 19 en 20 november 2019 heeft gemachtigde telefonisch verzocht om uitstel van de zitting van 13 december 2019 in verband met opgestarte compromisbesprekingen bij de rechtbank Gelderland. Bij brief van 26 november 2019 heeft het hof hiermee ingestemd en besloten de zitting van 13 december 2019 om te vormen tot een regiezitting.

2.8.

Bij brief van 18 februari 2020 heeft de toenmalige gemachtigde het hof bericht dat de compromisbesprekingen niet tot resultaat hebben geleid en dat aanhouding van de onderhanden zaken niet langer wenselijk is.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is het verdedigingsbeginsel geschonden?

2. Is de hoorplicht geschonden?

3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over de ten onrechte betaalde belasting?

4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade?

5. Dient het verzoek om vergoeding van immateriële schade door andere rechters te worden behandeld?

6. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over de terugbetaling van griffierecht?

7. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van werkelijke proceskosten?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot volledige schadeloosstelling. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing