Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4121, 20/00172 en 20/00173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4121, 20/00172 en 20/00173

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
11 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4121
Zaaknummer
20/00172 en 20/00173

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand vóór de uiterste aanmaningsdatum geen aangifte IB/PVV/Zvw 2016 ingediend.

Omdat belanghebbende in 2016 van zijn oom in Nigeria een bedrag van € 24.000 (maandelijks € 2.000) heeft ontvangen, heeft de inspecteur vervolgens een ambtshalve aanslag IB/PVV 2016 opgelegd, een aanslag Zvw 2016, een beschikking belastingrente en een verzuimboete. De inspecteur heeft daarbij het bedrag van € 24.000 aangemerkt als een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat belanghebbende wél in de op hem rustende verzwaarde bewijslast is geslaagd. Belanghebbende heeft het hof op de zitting ervan overtuigd dat hij voor de bedragen die hij in 2016 maandelijks van zijn oom heeft ontvangen geen arbeid heeft verricht

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00172 en 20/00173

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

verblijvend in [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 februari 2020, nummers BRE 18/6953 en 18/6954, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete opgelegd. De inspecteur heeft daarnaast de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) 2016 opgelegd en bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016 bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn de zaken met nummer 20/00172 en 20/00173 gelijktijdig behandeld.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Tot het dossier behoort een op 18 januari 2012 gedagtekende handgeschreven verklaring van belanghebbendes tante [tante] met de volgende inhoud:

“ [belanghebbende] ,

Ik heb kontakt gehad met [oom] .

Je krijgt van hem € 2.000,- elke maand.

Daar moet je gemakkelijk mee rond kunnen komen.

Verder weet je ook dat je je moeder met rust moet laten! Je weet wat de gevolgen kunnen zijn.

Er komt dus ook geen bankpas en paspoort!

Groeten,

[tante] ”

2.2.

Op 30 juli 2013 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek IB/PVV 2012 ingesteld. In het rapport is onder meer vermeld dat de activiteiten van belanghebbende bestaan uit het geven van beleggingsadviezen aan zijn oom, de heer [oom] , woonachtig in Nigeria. Ook is vermeld dat over de resultaten die voortvloeien uit deze adviezen belanghebbende een provisie van 10% ontvangt. In zijn aangifte IB/PVV 2012 heeft belanghebbende € 12.040 als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Ook is vermeld dat belanghebbende geen administratie bijhoudt en dat het resultaat uit overige werkzaamheden door hem wordt geschat en dat hij maandelijks € 2.000 per bank van zijn oom heeft ontvangen.

2.3.

Belanghebbende heeft van zijn oom in 2016 € 24.000 ontvangen.

2.4.

Belanghebbende is op 28 februari 2017 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw voor het jaar 2016. De inspecteur heeft op verzoek van belanghebbende uitstel verleend voor het doen van de aangifte tot 1 september 2017. Na het versturen van een herinnering en een aanmaning is de aangifte op 17 november 2017, de uiterste indientermijn, niet ingediend.

2.5.

De inspecteur heeft belanghebbende op 21 februari 2018 een ambtshalve aanslag IB/PVV 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 357. De inspecteur heeft het door belanghebbende van zijn oom ontvangen bedrag van € 24.000 aangemerkt als een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking € 118 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete van € 369 opgelegd. Op 21 februari 2018 is eveneens de aanslag Zvw 2016 opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 24.000 en bij beschikking is daarbij € 40 belastingrente in rekening gebracht.

2.6.

Op 5 april 2018 maakt belanghebbende bezwaar tegen de aanlagen IB/PVV/Zvw 2016. Later dient belanghebbende alsnog de aangifte IB/PVV/Zvw 2016 in. Het daarin vermelde verzamelinkomen is gelijk aan het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 360. In zijn tegen de aanslagen gerichte bezwaarschrift heeft belanghebbende onder meer het volgende verklaard:

“Ik heb sinds begin 2012 doorlopend en voor onbepaalde tijd zonder overboekingskosten van E 650 aan schenkingen E 2000 per maand genoten (…). Zoals u uit een email aan mijn zuster [B] kunt zien is dit in September 2013 veranderd, nl van E 2000 naar E 1500. Dit gold ook voor mij, als zijnde een betrokken en betroffen familielid. Ik neem dus aan dat ik sinds 1 januarie 2014 E 1500 geschonken krijg en de resterende E 500 bijverdiend heb met het af en toe geven tot 2016, van telefonische adviezen aan hem,als antwoord op vragen zoals bijvoorbeeld “ [belanghebbende] , wat denk je dat de dollar gaat doen?”, of wat vind je van zus en zo aandeel? Maar het kan even goed zijn zijn dat hij de verandering van E 2000 naar E 1500 vergeten is aan zijn boekhouder door te geven. Ik weet het niet.”

2.7.

In zijn email-bericht 12 september 2018 aan de inspecteur schrijft belanghebbende:

“In essentie is zo dat ik net als velen van mijn familie maandelijkse schenkingen hebben gekregen. Omdat ik liever werk voor mijn geld heb ik hem tevens jaren bij iedere gelegenheid gebombardeerd met ongevraagde onbetaalde telefonische en persoonlijke adviezen.

Hij werd daar ziek van, ongetwijfeld, en heeft mij daar begin 2014 gevraagd mee op te houden, toen hij in [plaats 2] was. Dat heb ik niet gedaan, ik ben er tot einde 2015 mee doorgegaan. In dec 2015 heeft hij mij dit wederom gevraagd. Toen ben ik er inderdaad mee opgehouden. (Tenminste, telefonische en persoonlijk, schriftelijk heb ik in 2016 nog mijn kansen gewaagd.)

(…) Tegen deze achtergrond heb ik de woorden werkzaamheden en adviezen in het hoorgesprek in de mond genomen.”

2.8.

Bij uitspraak van 12 september 2018 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

2.9.

Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Lopende het geding bij de rechtbank heeft belanghebbende onder andere een getekende verklaring van zijn oom, gedateerd 27 november 2018, overgelegd. Hierin wordt verklaard dat belanghebbende sinds 1997 niet meer voor de oom heeft gewerkt, noch in loondienst, noch in een externe capaciteit zoals financieel adviseur c.q. zelfstandig vermogensbeheerder.

2.10.

De rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 4 februari 2020 ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak tijdig hoger beroep ingesteld bij het hof.

3. Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het in de ambtshalve aanslagen begrepen bedrag van € 24.000 terecht is aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.

3.2.

Belanghebbende heeft op de zitting van het hof verklaard dat de overige door hem bij de rechtbank ingenomen stellingen met betrekking tot de opgelegde verzuimboete en de in rekening gebrachte belastingrente als ook het beroep op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel in hoger beroep niet meer in geschil zijn.

3.3.

Met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016 concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 360, en een evenredige vermindering van de beschikking belastingrente. Met betrekking tot de aanslag Zvw 2016 concludeert hij tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot verlaging van de aanslag naar een bijdrage-inkomen van nihil en tot verlaging van de beschikking belastingrente naar nihil.

3.4.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5. Beslissing