Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1267, 19/00371 en 19/00372

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1267, 19/00371 en 19/00372

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
27 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1267
Formele relaties
Zaaknummer
19/00371 en 19/00372

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW 2012. Belanghebbende heeft verzuimd om de vereiste aangifte te doen. De bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard. Het hof acht de schatting van het niet-aangegeven inkomen door de rechtbank op € 500.000 redelijk. Het hof ziet aanleiding tot verdere vermindering van de met betrekking tot de navorderingsaanslag ZVW 2012 opgelegde boetebeschikking.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00371 en 19/00372

Uitspraak op de hoger beroepen van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 juni 2019, nummers BRE 16/8675 en 16/8676, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2012 (hierna: de navorderingsaanslag IB/PVV 2012) en de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) 2012 (hierna: de navorderingsaanslag ZVW 2012) opgelegd. Bij gelijktijdig afgegeven beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht (hierna: beschikkingen belastingrente) en zijn boetebeschikkingen opgelegd (hierna: boetebeschikkingen).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2012, de navorderingsaanslag ZVW 2012, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover die de navorderingsaanslag IB/PVV 2012, de bijbehorende beschikking belastingrente en boetebeschikking en de ter zake van de navorderingsaanslag ZVW opgelegde boetebeschikking betreffen en de beroepen voor het overige ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit nader stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn de hoger beroepen met de nummers 19/00371 en 19/00372 gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld.

1.8.

De gemachtigde van belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.796 (hierna: de aangifte).

2.2.

Overeenkomstig de aangifte is de aanslag IB/PVV 2012 met dagtekening 16 mei 2014 aan belanghebbende opgelegd naar een bedrag van nihil (hierna: de aanslag IB/PVV 2012). Op deze datum is tevens de aanslag ZVW 2012 aan belanghebbende opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 16.336 (hierna: de aanslag ZVW 2012). Het bijdrage-inkomen is gebaseerd op de in de aangifte IB/PVV aangegeven belastbare winst uit onderneming. De aanslag ZVW 2012 bedraagt € 816.

2.3.

Met dagtekening 5 december 2015 is de navorderingsaanslag ZVW 2012 aan belanghebbende opgelegd. De nagevorderde bijdrage ZVW bedraagt € 1.330.1 Er is nagevorderd over een bijdrage-inkomen van € 26.600.2Gelijktijdig is aan belanghebbende een beschikking belastingrente van € 123 afgegeven en een boetebeschikking van € 1.251 opgelegd. De boetebeschikking betreft een op grond van artikel 67e Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) juncto paragraaf 25 en paragraaf 27 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB) aan belanghebbende opgelegde vergrijpboete.

2.4.

Met dagtekening 12 december 2015 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 aan belanghebbende opgelegd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2012 bedraagt € 1.133.144. Deze navorderingsaanslag is gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 2.202.436. Gelijktijdig is aan belanghebbende een beschikking belastingrente ter hoogte van € 106.326 afgegeven en een boetebeschikking ter hoogte van € 566.572 opgelegd. Ook deze boetebeschikking is op de onder 2.3. genoemde boetebepalingen gebaseerd.

2.5.

De inspecteur is bij berekening van het belastbaar inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen dat ten grondslag ligt aan de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en de navorderingsaanslag ZVW 2012 uitgegaan van informatie die hij – na een hiertoe strekkend verzoek zoals bedoeld in artikel 55 AWR – van de officier van justitie heeft ontvangen. Dit betreft een door de FIOD, in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar belanghebbende, [A] (hierna: [A] ), [B] en [C] , opgesteld proces-verbaal met dagtekening 14 december 2012 (hierna: het proces-verbaal van 14 december 2012).

2.6.

In het proces-verbaal van 14 december 2012 is, onder meer, opgenomen dat [D] , een onderneming die op naam staat van [A] , de hierna opgenomen hoeveelheden APAAN heeft ingevoerd via vliegveld [vliegveld] :

- 16 februari 2012 200 kg;

- 13 maart 2012 500 kg;

- 30 maart 2012 600 kg;

- 11 april 2012 600 kg;

- 30 april 2012 600 kg;

- 7 mei 2012 600 kg;

- 22 mei 2012 600 kg;

- 5 juni 2012 600 kg;

- 283 juni 2012 600 kg.

2.7.

De FIOD heeft onderzoek gedaan naar het transport van de op 5 juni 2012 en 28 juni 2012 ontvangen partijen APAAN.

2.8.

Eerstgenoemde partij is op 5 juni 2012 door [A] ingeladen in een bestelbus van het merk Mercedes, type Vito, met kenteken [kenteken 1] (hierna: de bestelbus van het merk Mercedes). [A] heeft, na het inladen van de APAAN, een tussenstop gemaakt bij een tankstation in Venlo. Hij heeft op deze plaats de bestuurder van een zwarte Porsche met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Porsche) ontmoet. De FIOD heeft de bestelauto van het merk Mercedes en de Porsche vervolgens gevolgd naar een adres is [plaats 1] . De bestelauto en de Porsche stonden hier enige tijd geparkeerd. [A] is vervolgens met de bestelauto richting zijn woonadres gereden. Daar is (op afstand) waargenomen dat de laadruimte van dit voertuig op dat moment leeg was. Na onderzoek is gebleken dat de Porsche op naam stond van [E BV] te [plaats 2] (hierna: [E BV] ) en in juni 2012 door belanghebbende werd gehuurd.

2.9.

De FIOD heeft waargenomen dat de op 28 juni 2012 ontvangen partij op diezelfde dag

door [A] en een ongeïdentificeerde persoon is ingeladen in de bestelbus van het merk Mercedes. De FIOD heeft ook deze keer geconstateerd dat, tijdens het vervoer, een tussenstop heeft plaatsgevonden bij een tankstation in Venlo. Aldaar heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen [A] en de bestuurder van een zwarte BMW, type X5, met kenteken [kenteken 3] (hierna: de BMW). De BMW stond op naam van [E BV] . De FIOD heeft waargenomen dat de laadruimte van de bestelbus is geopend en dat zowel de bestuurder van de BMW als de bestuurder van de bestelbus van het merk Mercedes bij de geopende laadruimte zijn gaan staan. Voor zover in de onderhavige procedure relevant is de bestuurder van de BMW in het proces-verbaal van 14 december 2012 als volgt omschreven:

“(…) Het is een man van tussen de 25 en 30 jaar met zeer kort haar, hij draagt een zonnebril, een wit t-shirt met daarop een afbeelding van Al Pacino en een donkere broek. Op zijn linker bovenarm zijn tatoeages te zien. (…)”.

Vervolgens is waargenomen dat de BMW en de bestelbus van het merk Mercedes hun weg hebben vervolgd naar een loods in [plaats 1] (hierna: de loods). De BMW is buiten de loods geparkeerd. De bestuurder van de BMW is de loods binnengelopen. De bestelbus van het merk Mercedes is de loods binnengereden. Genoemde bestelbus heeft de loods vervolgens weer verlaten. Ook de BMW is weer weggereden. De loods is vervolgens doorzocht.

2.10.

Bij doorzoeking van de loods is een hoeveelheid van 600 kg APAAN aangetroffen in een andere bestelauto met het merk Opel, type Movano, met het kenteken [kenteken 4] (hierna: de bestelbus van het merk Opel). Deze partij APAAN is in beslag genomen. De bestelbus van het merk Opel stond op naam van belanghebbende. Sporenonderzoek heeft uitgewezen dat, onder meer, een in de loods aangetroffen jerrycan, fles en tissues, sporen bevatten van amfetamine en metamfetamine. In de loods is, naast APAAN, methanol, ethanol en zwavelzuur aangetroffen. Bovendien zijn in de loods latex handschoenen aangetroffen. Een gedeelte van de aangetroffen latex handschoenen is aan sporenonderzoek onderworpen. Op enkele latex handschoenen is het DNA van belanghebbende aangetroffen. Op ten minste één van de handschoenen waarop het DNA van belanghebbende is aangetroffen, zijn sporen van amfetamine aangetroffen.

2.11.

APAAN kan worden omgezet in BMK door hieraan zwavelzuur, zoutzuur of fosforzuur toe te voegen en deze mix te verhitten. BMK is een grondstof voor, onder andere, amfetamine en metamfetamine.

2.12.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is op 16 oktober 2012 de woning van belanghebbende doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is, onder andere, de sleutel van de BMW (zie onder 2.9.) aangetroffen. Bovendien is tijdens de doorzoeking een zonnebril en wit T-shirt met een afbeelding van Al Pacino, welke sterke gelijkenis vertonen met de zonnebril en het T-shirt dat de bestuurder van de BMW op 28 juni 2012 droeg, in beslag genomen. Daarnaast is, onder andere, een bedrag in contanten ter hoogte van € 24.640 aangetroffen.

2.13.

Ter onderbouwing van de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en de navorderingsaanslag ZVW 2012 verwijst de inspecteur, naast de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek, naar een vermogensvergelijking. In de vermogensvergelijking wordt geconcludeerd tot een tekort van € 32.050,14.

2.14.

Belanghebbende is ook strafrechtelijk vervolgd. Voor zover in de onderhavige procedure relevant is in de strafrechtelijke procedure in hoger beroep het navolgende aan belanghebbende ten laste gelegd:

“(…) 1:

hij, als een in de Europese Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 januari 2012 tot en met 28 juni 2012, meermalen, althans eenmaal, te [vliegveld] (Duitsland) en/ofte [plaats 1] en/of te [woonplaats] , in

elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

(telkens) opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage I van de Verordening nummer 111/2005 van de Raad, te weten een stof (Alphaphenylacetoacetonitriile) waaruit gemakkelijk met eenvoudige en/of economisch rendabele middelen l-Fenyl-2-propanon (BMK) is te extraheren en/of die gemakkelijk met eenvoudige en/of economische rendabele middelen is om te zetten in l-Fenyl-2-propanon (BMK), zonder in het bezit te zijn van een door de bevoegde instantie van de lidstaat (Duitsland en/of Nederland) afgegeven vergunning, binnen het douanegebied van de Europese Gemeenschap heeft ingevoerd en/of uitgevoerd en/of met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft ontplooid, namelijk heeft/hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), in of omstreeks de periode van 27 januari 2012 tot en met 28 juni 2012, meermalen, althans eenmaal, bovenvermelde stof besteld bij een leverancier in China, te weten bij [F Ltd] te [plaats 3] in China en/of vervolgens voormelde bestelling(en) betaald en/of laten transporteren van China naar Duitsland en/of vervolgens voormelde bestelling(en) naar Nederland getransporteerd en/of laten transporteren;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen

leiden:

hij, als marktdeelnemer, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 januari 2012 tot en met 28 juni 2012 te [vliegveld] (Duitsland) en/of te [plaats 1] en/of te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) geregistreerde stof van de categorie 1 van bijlage I van de Verordening nummer 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten een stof (Alpha-phenylacetoacetonitrille), waaruit gemakkelijk met eenvoudige en/of economisch rendabele middelen l-Fenyl-2-propanon (BMK) is te extraheren en/of die gemakkelijk met eenvoudige en/of economische rendabele middelen is om te zetten in 1 -Fenyl-2-propanon (BMK), zonder een door de bevoegde instantie afgegeven vergunning, in zijn/hun bezit heeft/hebben gehad en/of in de handel heeft/hebben gebracht;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 27 januari 2012 tot en met 28 juni 2012 te [plaats 1] en/ofte [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of 4-methylamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine, zijnde amfetamine en/of 4-methylamfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of een ander middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,

- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en)te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of

- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):

- (een) stof(fen), te weten een (grote) hoeveelhe(i)d(en) Alpha-phenylacetoacetonitrille en/of methanol en/of ethanol en/of zwavelzuur (- welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of 4-methylamfetamine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I -) besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of

- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteurs), financier(s), afnemers), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (een) (grote) hoeveelheid/heden methanol en/of ethanol en/of zwavelzuur en/of Alpha-phenylacetoacetonitrille;(…)”

2.15.

De strafkamer van het hof heeft belanghebbende bij uitspraak van 16 februari 2018 met parketnummer 20-000474-16 (hierna: de uitspraak van de strafkamer van het hof) vrijgesproken voor de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten en belanghebbende met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde uitsluitend veroordeeld voor de volgende feiten:

“1:

hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2012 tot en met 28 juni 2012 in

Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of

vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken,

verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het

grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of 4-methylamfetamine, in elk

geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine,

zijnde amfetamine en 4-methylamfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet

behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen voorhanden heeft gehad,

waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van

die feiten, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders telkens al dan niet via (een)

ander(en)):

- een stof, te weten grote hoeveelheden Alpha-phenylacetoacetonitrille en methanol en

ethanol en zwavelzuur (welke stoffen kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of

verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of4-methylamfetamine), besteld en

vervoerd en opgeslagen en voorhanden gehad en

- contacten gehad en afspraken gemaakt met een of meer (mogelijke) leverancier(s) en/of

transporteur(s) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, levering, betaling en het vervoer

van grote hoeveelheden methanol en ethanol en zwavelzuur en Alpha-phenylacetoacetonitrille;”

2.16.

De strafkamer van het hof heeft, voor zover relevant, de navolgende overwegingen aan haar oordeel ten grondslag gelegd:

“(…) Met betrekking tot het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde

(…) Nu ten tijde van de aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair verweten gedragingen de kwalificatie van 'geregistreerde stof in de zin van voormelde Verordeningen niet gold voor de stof apaan, die niet voorkwam in de lijst van geregistreerde stoffen in de zin van artikel 2, onder a, van de Verordeningen 273/2004 en 111/2005, die in de relevante bijlage bij elk van die Verordeningen is opgenomen, is het hof in navolging van de rechtbank met de advocaatgeneraal en de verdediging van oordeel dat het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat het hof verdachte daarvan zal vrijspreken. (…)

(…)

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde

(…)

Het hof stelt met de rechtbank vast dat er op 28 juni 2012 in de loods aan de [adres] te [plaats 1] een aantal stoffen is aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de productie van amfetamine en/of 4-methylamfetamine, waaronder apaan, methanol, ethanol en zwavelzuur.

Ook zijn er in de loods sporen van amfetamine en 4-methylamfetamine aangetroffen, onder meer in een jerrycan, in een Fanta-fles en op tissues. Niet is vastgesteld kunnen worden dat er in de betreffende loods amfetamine en/of 4-methylamfetamine is geproduceerd of opgeslagen.

Nu niet vastgesteld is kunnen worden waar, in welke periode en door wie amfetamine en/of 4-methylamfetamine is geproduceerd, zijn de verdachte omstandigheden waaronder voornoemde stoffen in de loods zijn aangetroffen onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit te komen. De enkele omstandigheid dat er in de loods DNA van verdachte en medeverdachten is aangetroffen op latex handschoenen, waarop tevens sporen van amfetamine en 4-methylamfetamine zijn gevonden, maakt dit niet anders, temeer nu door deskundigen de mogelijkheid van contaminatie niet wordt uitgesloten.

Gelet op het vorenstaande zal de het hof in navolging van de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.

(…)

Met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen met zijn medeverdachten betrokken was bij de

transporten op 5 juni 2012 en 28 juni 2012 en dat hij zich aldus schuldig heeft gemaakt aan

het medeplegen van voorbereidings- of bevorderingshandelingen met betrekking tot de

misdrijven bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet. Hetzelfde geldt

volgens haar met betrekking tot het aanwezig hebben en gebruiken van een jammer op 28 juni 2012.

(…)

Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof met de

rechtbank van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de transporten van apaan op 5

juni 2012 en 28 juni 2012.

(…)

Kortom, het hof acht op grond van de gebruikte bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene

wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen in de periode van 1 juni

2012 tot en met 28 juni 2012 om een feit in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de

Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen stoffen, te weten de in de bewezen

verklaring genoemde stoffen heeft besteld, gekocht, vervoerd, opgeslagen en voorhanden

heeft gehad (…).

Het verweer wordt daarom verworpen. (…)”

2.17.

Tegen de uitspraak van de strafkamer van het hof is beroep in cassatie ingesteld.

2.18.

In de fiscale procedure heeft de rechtbank aannemelijk geacht dat belanghebbende in het jaar 2012 inkomsten uit de handel en het vervoer van 4.900 kilo APAAN heeft genoten. De rechtbank heeft deze inkomsten in goede justitie vastgesteld op € 500.000. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover die de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en de daarbij genomen beschikking belastingrente en de ter zake van de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en navorderingsaanslag ZVW 2012 opgelegde boetebeschikkingen betreffen, de uitspraken op bezwaar betreffende de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 en de daarbij genomen beschikking belastingrente en de boetebeschikkingen vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 514.796, de ter zake van de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 afgegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de ter zake van de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 respectievelijk de navorderingsaanslag ZVW 2012 afgegeven boetebeschikking verminderd tot een bedrag van € 54.309 respectievelijk € 531, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het geding bij de rechtbank aan de zijde van belanghebbende van € 1.024 en de inspecteur gelast aan belanghebbende het voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank betaalde griffierecht ter hoogte van € 46 te vergoeden.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Dient het door belanghebbende ingediende verzoek om aanhouding van de onderhavige zaken gehonoreerd te worden?

2. Is de navorderingsaanslag IB/PVV 2012, zoals deze luidt na vermindering door de rechtbank, terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd?

3. Is de navorderingsaanslag ZVW 2012 terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd?

4. Zijn de boetebeschikkingen, zoals deze luiden na vermindering door de rechtbank, terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende afgegeven?

3.2.

Desgevraagd heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting bevestigd dat in hoger beroep niet de stelling wordt ingenomen dat een navordering rechtvaardigend nieuw feit, als bedoeld in artikel 16, lid 1, AWR, ontbreekt. Ter zitting heeft de gemachtigde uitdrukkelijk en ondubbelzinnig de stelling ingetrokken dat artikel 5:44 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) respectievelijk het, zogenoemde, “una via”-beginsel in de weg staat aan het opleggen van de boetebeschikkingen. Met betrekking tot diens stelling dat de beschikkingen belastingrente verminderd dienen te worden, heeft de gemachtigde ter zitting toegelicht dat hij uitsluitend het standpunt inneemt dat deze beschikking bij vermindering van de navorderingsaanslagen dienovereenkomstig verminderd dienen te worden.

3.3.

De inspecteur heeft ter zitting, desgevraagd, bevestigd dat de na te vorderen bijdrage ZVW 2012 € 1.330 bedraagt.

3.4.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV 2012, de navorderingsaanslag ZVW 2012, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikkingen. Subsidiair meent belanghebbende dat het niet redelijk is om te veronderstellen dat hij meer dan € 51.000 heeft ontvangen voor zijn betrokkenheid bij de transporten van 5 en 28 juni 2012.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing