Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1268, 19/00408 tot en met 19/00412

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1268, 19/00408 tot en met 19/00412

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
6 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1268
Zaaknummer
19/00408 tot en met 19/00412
Relevante informatie
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 16a

Inhoudsindicatie

BPM. Diverse (formele) grieven. Belanghebbende heeft in de zaak 19/00409 recht op een BPM-teruggaaf wegens toepassing van artikel 16a Wet BPM 1992 en in de zaken 19/00410 en 19/00411 wegens het verlenen van een extra leeftijdskorting. Dit leidt tot het verlenen van aanvullende BPM-teruggaven. Met betrekking tot de aanvullende teruggaaf in de zaak 19/00409 heeft belanghebbende recht op vergoeding van belastingrente. Met betrekking tot de aanvullende BPM-teruggaven in de zaken 19/00410 en 19/00411 heeft belanghebbende geen recht op vergoeding van belastingrente.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00408 tot en met 19/00412

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 juli 2019, nummers BRE 17/7881 tot en met 17/7883, 17/8049 en 17/8050, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van de personenauto’s met voertuigidentificatienummers (hierna: VIN) eindigend op [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] respectievelijk [nummer 5] (hierna: auto [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] respectievelijk [nummer 5] ). Belanghebbende heeft de op eigen aangifte verschuldigde BPM voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op eigen aangifte.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan. De inspecteur heeft de bezwaren met betrekking tot de auto’s [nummer 1] , [nummer 3] en [nummer 4] gegrond verklaard en een teruggaaf verleend. De bezwaren met betrekking tot de auto’s [nummer 2] en [nummer 5] heeft de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, met dien verstande dat de inspecteur de bezwaren vervolgens als een verzoek om ambtshalve teruggaaf heeft behandeld. Met betrekking tot beide auto’s is een ambtshalve teruggaaf verleend.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de navolgende nummers aan de beroepen toegekend:

Auto

Nummer rechtbank

[nummer 1]

BRE 17/8049

[nummer 2]

BRE 17/8050

[nummer 3]

BRE 17/7881

[nummer 4]

BRE 17/7882

[nummer 5]

BRE 17/7883

De rechtbank heeft de beroepen met de nummers BRE 17/7881, 17/7882 en 17/8049 ongegrond verklaard voor zover deze de uitspraken op bezwaar betreffen, deze beroepen voor het overige gegrond verklaard en de beroepen met de nummers BRE 17/8050 en 17/7883 gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Het hof heeft de navolgende nummers toegekend aan de hoger beroepen:

Auto

Nummer rechtbank

Nummer hof

[nummer 1]

BRE 17/8049

19/00408

[nummer 2]

BRE 17/8050

19/00409

[nummer 3]

BRE 17/7881

19/00410

[nummer 4]

BRE 17/7882

19/00411

[nummer 5]

BRE 17/7883

19/00412

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door [A] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaken en de zaken met de nummers 19/00283 tot en met 19/00285 en 19/00286 en 19/00287.

1.7.

Van de zitting van 9 december 2020 is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift van dit proces-verbaal is aan partijen verzonden.

1.8.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof de inspecteur verzocht om binnen twee weken schriftelijk te reageren op de nieuwe stellingen die namens belanghebbende tijdens de zitting van 9 december 2020 zijn aangevoerd.

1.9.

De inspecteur heeft schriftelijke inlichtingen verstrekt bij brieven met dagtekening 15 december 2020 en 9 februari 2021. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brieven met dagtekening 4 januari 2021 en 2 maart 2021. De griffier heeft afschriften van deze stukken aan de wederpartij gezonden.

1.10.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door [B] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaken en de zaken met de nummers 19/00283 tot en met 19/00285, 19/00286 en 19/00287 en 20/00441.

1.11.

Belanghebbende heeft in het hoger beroep met het nummer 19/00409 voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto van merk Mercedes en met voertuigidentificatienummer (hierna: VIN) [nummer 1] (hierna: auto [nummer 1] ) op 6 juni 2016 aangifte BPM gedaan. Dit betreft een benzineauto met een CO²-uitstoot van 133 gram. De datum eerste toelating is 4 mei 2015. Het op aangifte verschuldigde BPM-bedrag bedraagt € 2.919. Belanghebbende heeft dit bedrag voldaan. Bij het doen van aangifte heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een koerslijst van XRay, met dien verstande dat geen correctie wegens een huurverleden is toegepast. De in de aangifte opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde bedraagt € 50.334 respectievelijk € 28.366. Het in de aangifte opgenomen historische bruto BPM-bedrag bedraagt € 5.175. Tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 14 juni 2016.

2.2.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto van merk Mercedes en met VIN [nummer 2] (hierna: auto [nummer 2] ) op 31 december 2015 aangifte BPM gedaan. Dit betreft een benzineauto met een CO²-uitstoot van 127 gram. De datum eerste toelating is 19 januari 2015. Het op aangifte verschuldigde BPM-bedrag bedraagt € 2.504. Belanghebbende heeft dit bedrag voldaan. Bij het doen van aangifte heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een koerslijst van XRay, met dien verstande dat een correctie wegens een huurverleden is toegepast. De in de aangifte opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde bedraagt € 50.954 respectievelijk € 28.309. Het in de aangifte opgenomen historische bruto BPM-bedrag bedraagt € 4.503. Tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 15 januari 2016.

2.3.

Ter zake van de registratie van de auto van merk BMW en met VIN [nummer 3] (hierna: auto [nummer 3] ) heeft belanghebbende op 26 januari 2016 aangifte BPM gedaan. Dit betreft een dieselauto met een CO²-uitstoot van 158 gram. De datum eerste toelating is 28 maart 2014. Het op aangifte verschuldigde BPM-bedrag bedraagt € 5.893. Belanghebbende heeft dit bedrag voldaan. Bij het doen van aangifte heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een koerslijst van XRay, met dien verstande dat een correctie wegens een huurverleden is toegepast. De in de aangifte opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde bedraagt € 145.956 respectievelijk € 57.782. Het in de aangifte opgenomen historische bruto BPM-bedrag bedraagt € 14.881. Tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2016.

2.4.

Ter zake van de registratie van de auto van merk Mercedes en met VIN [nummer 4] (hierna: auto [nummer 4] ) heeft belanghebbende op 4 januari 2016 aangifte BPM gedaan. Dit betreft een dieselauto met een CO²-uitstoot van 117 gram. De datum eerste toelating is 8 mei 2015. Het op aangifte verschuldigde BPM-bedrag bedraagt € 4.510. Belanghebbende heeft dit bedrag voldaan. Bij het doen van aangifte heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een koerslijst van Autotelex Pro, met dien verstande dat geen aanvullende correctie wegens de toestand van het in- en exterieur is toegepast. De in de aangifte opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde bedraagt € 60.023 respectievelijk € 36.461. Het in de aangifte opgenomen historische bruto BPM-bedrag bedraagt € 7.425. Tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016.

2.5.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto van merk Mercedes en met VIN [nummer 5] (hierna: auto [nummer 5] ) op 11 januari 2016 aangifte BPM gedaan. Dit betreft een benzineauto met een CO²-uitstoot van 126 gram. De datum eerste toelating is 9 oktober 2014. Het op aangifte verschuldigde BPM-bedrag bedraagt € 1.960. Belanghebbende heeft dit bedrag voldaan. Bij het doen van aangifte heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een koerslijst van XRay, met dien verstande dat een correctie wegens een huurverleden is toegepast. De in de aangifte opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde bedraagt € 43.949 respectievelijk € 21.364. Het in de aangifte opgenomen historische bruto BPM-bedrag bedraagt € 4.032. Tenaamstelling heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016.

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemde voldoeningen op eigen aangifte. De inspecteur heeft, wegens toepassing van de marge/BTW-correctie, met betrekking tot de auto’s [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] bij uitspraken op bezwaar teruggaaf verleend van € 235, € 216, € 476, € 265 respectievelijk € 158. Voor de auto’s [nummer 2] en [nummer 5] betreft dit een ambtshalve teruggaaf, aangezien de inspecteur deze bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur beschikkingen belastingrente van nihil afgegeven. In de procedures met betrekking tot auto’s [nummer 1] , [nummer 3] en [nummer 4] heeft de inspecteur een kostenvergoeding van € 164 per bezwaar toegekend. In de procedures met betrekking tot auto’s [nummer 2] en [nummer 5] heeft de inspecteur geen kostenvergoeding toegekend.

2.7.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard voor zover deze de uitspraken op bezwaar betreft in de zaken BRE 17/7881, 17/7882 en 17/8049, deze beroepen voor het overige gegrond verklaard, de beroepen met de nummers BRE 17/7883 en 17/8050 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar in de zaken BRE 17/7883 en 17/8050 - waarbij de bezwaren ter zake van de auto’s [nummer 2] en [nummer 5] niet-ontvankelijk zijn verklaard - vernietigd, alle beslissingen op de verzoeken om kostenvergoeding voor bezwaar vernietigd, de ambtshalve teruggaven in de zaken BRE 17/7883 en 17/8050 gehandhaafd, de belastingrentebeschikking vastgesteld op € 14, € 8, € 5, € 7 respectievelijk € 7, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.323,53, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 176,47, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 2.298, gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 1.665 aan belanghebbende vergoedt en bepaald dat, indien de schadevergoeding, de vergoeding van proceskosten en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig worden voldaan, de wettelijke rente gaat lopen vanaf vier weken na de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft belanghebbende (in verband met strijd met het Unierecht) recht op een hogere teruggaaf van op aangiften voldane BPM dan reeds bij uitspraken op bezwaar aan haar is verleend?

2. Is het wettelijk stelsel waarbij aangifte moet worden gedaan voordat het kenteken wordt afgegeven in strijd met het Unierecht?

3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over de (bij uitspraken op bezwaar verleende) teruggaven van BPM; is artikel 28c Invorderingswet 1990 (hierna: IW) in strijd met het Unierecht?

4. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken, zoals bedoeld in artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), overgelegd?

5. Is van belanghebbende terecht respectievelijk naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

6. Dient op een verzoek tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn te worden beslist in een andere formatie dan die de hoofdzaak heeft beslist?

7. Heeft de rechtbank de immateriële schadevergoeding op het juiste bedrag vastgesteld?

8. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van werkelijke kosten?

9. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van (wettelijke) rente over de door de rechtbank gelaste vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierecht?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot toekenning van hogere teruggaven (vermeerderd met rente) dan bij uitspraken op bezwaar is verleend en toewijzing van diverse nevenvorderingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing