Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1269, 19/00424 tot en met 19/00439

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1269, 19/00424 tot en met 19/00439

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
27 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1269
Zaaknummer
19/00424 tot en met 19/00439

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft over de jaren 2005 tot en met 2013 (navorderings)aanslagen IB/PVV, Zvw, over de jaren 2009 tot en met 2013 naheffingsaanslagen OB, rentebeschikkingen en boetes opgelegd. Het hof beslist (1) dat belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2013 niet de vereiste aangiften IB/PVV en Zvw heeft gedaan, (2) dat de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2008 tot en met 2013 dienen te worden verminderd met uitzondering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2008, (3) dat de naheffingsaanslagen OB voor de jaren 2009 tot en met 2013 dienen te worden verminderd, (4) dat de rentebeschikkingen overeenkomstig de vermindering van de aanslagen dienen te worden verminderd, (5) de vergrijpboeten dienen te worden verminderd en (6) dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de procedure.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00424 tot en met 19/00439

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidenteel hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 juli 2019, nummers BRE 17/3251 tot en met 17/3263, 17/7893, 17/8254 en 17/8255, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur,.

betreffende de hierna genoemde belastingaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffings- en belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de volgende (herziene) verliesverrekeningsbeschikking gegeven en de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) en naheffingsaanslagen omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd. Tevens is bij beschikking heffings- en belastingrente (hierna: de rente of rentebeschikking(en)) in rekening gebracht en zijn bij beschikking boetes opgelegd.

Zaak

Aanslag

Soort

Jaar

Inkomen

Heffing

Boete

Rente

Dagtekening

19/424

Navordering/herziene verliesverrekening

IB/PVV

2005

€ 19.578

€ 820

-

€ 91

15-01-15/

30-12-14

19/425

Navordering

IB/PVV

2008

€ 23.838

€ 5.007

€ 2.503

€ 1.014

10-12-14

19/426

Navordering

Zvw

2008

€ 24.621

€ 1.255

€ 627

€ 254

10-12-14

19/427

Navordering

IB/PVV

2009

€ 27.926

€ 6.697

€ 3.348

€ 1.277

31-10-15

19/428

Navordering

Zvw

2009

€ 28.709

€ 1.378

€ 689

€ 263

04-11-15

19/429

Navordering

IB/PVV

2010

€ 24.878

€ 5.411

€ 2.705

€ 833

14-11-15

19/430

Navordering

Zvw

2010

€ 24.878

€ 1.231

€ 615

€ 189

14-11-15

19/431

Navordering

IB/PVV

2011

€ 26.109

€ 5.722

€ 2.861

€ 740

05-12-15

19/432

Navordering

Zvw

2011

€ 26.109

€ 1.475

€ 737

€ 190

05-12-15

19/433

Navordering

IB/PVV

2012

€ 18.592

€ 2.813

€ 1.406

€ 263

12-12-15

19/434

Navordering

Zvw

2012

€ 18.592

€ 929

€ 464

€ 87

12-12-15

19/435

Primitieve

IB/PVV

2013

€ 96.106

€ 40.141

€ 20.070

€ 2.600

23-12-15

19/436

Primitieve

Zvw

2013

€ 46.064

€ 2.602

€ 1.301

€ 10

23-12-15

19/437

Naheffing

OB

2009

-

€ 6.039

€ 3.018

€ 856

10-12-14

19/438

Naheffing

OB

2010

-

€ 5.165

€ 2.582

€ 794

29-10-15

2011

-

€ 5.446

€ 2.723

€ 691

29-10-15

19/439

Naheffing

OB

2012

-

€ 3.732

€ 1.866

€ 381

29-10-15

2013

-

€ 22.452

€ 11.226

€ 1.620

29-10-15

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 10 april 2017 heeft de inspecteur de bezwaren tegen de onder 1.1 genoemde (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw, de (herziene) verliesverrekeningsbeschikking, de bijbehorende rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak op bezwaar van 29 december 2017 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB 2010/2011 gedeeltelijk gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 8.916, de daarbij gegeven rentebeschikking verminderd tot € 1.247 en de boetebeschikking verminderd tot € 4.458.

1.4.

Bij uitspraak op bezwaar van 5 februari 2018 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB 2009 gedeeltelijk gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.074, de daarbij gegeven rentebeschikking verminderd tot € 720 en de boetebeschikking verminderd tot € 2.537.

1.5.

Bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2018 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB 2012/2013 gedeeltelijk gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 21.759, de daarbij gegeven rentebeschikking verminderd tot € 1.666 en de boetebeschikking verminderd tot € 10.879.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep deels gegrond verklaard.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het hof heeft belanghebbende de mogelijkheid geboden om schriftelijk te reageren op het incidenteel hoger beroep van de inspecteur. Belanghebbende heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

1.9.

Op 17 februari 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Daar zijn verschenen belanghebbende en haar gemachtigde, [gemachtigde 1] van [kantoornaam] , en [A] , [B] , [C] , [D] en [E] , alsmede namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.10

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.11.

Op 11 mei 2020 is bij het hof een faxbericht van belanghebbende binnengekomen, waarin wordt verzocht om het onderzoek ter zitting van 29 mei 2020 uit te stellen tot een nader vast te stellen datum. Het hof heeft het verzoek op de hierna onder 4.2 vermelde gronden afgewezen.

1.12.

De zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en [A] , namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 5] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.13.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.14.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het hof als vaststaand overneemt:

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] , woont in de woonwagen staande op het perceel plaatselijk bekend als [adres 1] in [woonplaats] . Belanghebbende heeft een meerderjarige dochter, mevrouw [F] . De moeder van de dochter is mevrouw [G] (hierna: mevrouw [G] ). Belanghebbende en mevrouw [G] zijn niet gehuwd en geen fiscaal partner. Mevrouw [G] staat volgens de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres 2] in [woonplaats] .

2.2.

Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek genaamd ‘ [onderzoek] ' heeft op 31 oktober 2013 en 1 november 2013 een doorzoeking plaatsgevonden op (onder meer) het adres [adres 1] (hierna: de doorzoeking). Een kopie van de lijst van de inbeslaggenomen goederen behoort tot de gedingstukken.

2.3.

De inspecteur heeft, eerst op 11 oktober 2013 en nogmaals op 22 september 2014, op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) verzocht om informatie uit het strafrechtelijk onderzoek tegen belanghebbende met het oog op de beoordeling van de aangiften IB/PVV van belanghebbende over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2013. De officier van justitie heeft op 21 oktober 2013 en op 25 september 2014 toestemming verleend om deze informatie aan de inspecteur te verstrekken. De inspecteur heeft vervolgens onderzocht of en in hoeverre belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2013 met betrekking tot de IB/PVV en Zvw aan zijn fiscale verplichtingen heeft voldaan. Daarbij is de hoogte van de aangegeven inkomens onderzocht. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het eindrapport van 8 december 2014 dat bij brief van 10 december 2014 op die dag op het adres van belanghebbende is aangeboden. De inspecteur heeft door middel van de volgende vermogensvergelijking voor de jaren 2008 tot en met 2013 de volgende bedragen aan negatief netto-privé vastgesteld:

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Benoemde posten bankrekening

[bankrekeningnummer 1] (en/of-rekening)

€ 59

€ 58

€ 310

€ 2.610

€ 5.739

€ 4.874

Benoemde posten bankrekening

[bankrekeningnummer 2]

€ 8.101

€ 6.529

€ 7.669

€ 7.346

€ 7.101

€ 8.098

Taxatie garderobe aangetroffen

[adres 1]

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

Horloge [horloge] ,

[type]

€ 68.000

Nibud: vervoer ( [automerk 1] en

[automerk 2] )

€ 7.611

€ 7.702

€ 7.801

€ 7.983

€ 8.180

€ 8.387

Racefiets [fietsmerk] , kleur

wit/geel, factuur van [fietswinkel] in [woonplaats]

€ 5.000

Racefiets [fietsmerk] , kleur

wit/blauw, factuur van [fietswinkel] in [woonplaats]

€ 5.357

Nibud: inventaris, huis, tuin

€ 1.089

€ 1.102

€ 1.116

€ 1.142

€ 1.170

€ 1.200

Nibud: vrije tijd

€ 712

€ 720

€ 729

€ 746

€ 765

€ 784

Acceptgiro’s belastingdienst

€ 7.647

Facturen Raad d.d. 2-12-2008 en 2-3-2009

€ 161

€ 298

Totaal benoemde posten

€ 30.378

€ 26.767

€ 27.624

€ 24.826

€ 27.954

€ 96.342

Saldo bruto privé

€ 5.847

€ 280

€ 4.969

€ 940

€ 11.584

€ 7.247

Netto privé

€ 24.531

€ 26.487

€ 22.656

€ 23.886

€ 16.369

€ 89.095

Uitgaven voor voeding (Nibud 2013)

€ 2.223

€ 2.223

€ 2.223

€ 2.223

€ 2.223

€ 2.223

Minimale uitgaven

€ 26.754

€ 28.709

€ 24.878

€ 26.109

€ 18 592

€ 91.317

Belanghebbende is op 31 oktober 2013, 2 november 2013 en 15 mei 2014 door de politie verhoord. Tijdens de verhoren op 31 oktober 2013 en 2 november 2013 beantwoordde belanghebbende de gestelde vragen grotendeels met: "volgende vraag". Tijdens het verhoor op 15 mei 2014 beriep belanghebbende zich bij alle vragen op zijn zwijgrecht.

2.4.

Belanghebbende is op 1 november 2013 verhoord door de rechter-commissaris en heeft toen op de gestelde vragen van de rechter-commissaris het volgende geantwoord:

“Ik heb tot 2006 altijd gehandeld in waterscooters. Ik kon er van leven. Ik heb altijd netjes belasting betaald en aangiftes gedaan. Sinds drie of vier maanden heb ik een uitkering van 628 euro per maand. (…) Die sieraden waarover men spreekt die aangetroffen zijn komen uit een erfenis van mijn familie. Ik ben degene die die sieraden voor iedereen in bewaring heeft. Ik weet niets van een bij mij kennelijk aangetroffen horloge met een taxatierapport van 68.000 euro. Dat horloge is niet van mij. Het kan hooguit in mijn werkplaats gelegen hebben heb ik mij bedacht, omdat die werkplaats gewoon open is en voor iedereen toegankelijk en iedereen er soms ook komt om gereedschap te lenen.(…)”

2.5.

[H] heeft op 19 februari 2014 op de gestelde vragen van de politieambtenaren het volgende geantwoord:

“Verbalisanten:

Wij tonen u nu "FOTO 4", dat is een wit/blauw gekleurde wielrennerfiets van het merk [fietsmerk] , hij is Shimano Dura-ace afgemonteerd en heeft Bontrager Aeolus 16 spaaks wielen. Het framenummer van de fiets is [framenummer 1] . Deze fiets is via de Trek importeur op 16 december 2008 verkocht aan Bike Europe en volgens de Trek importeur doorgeleverd aan uw zaak. Aan wie heeft u deze fiets verkocht?

Getuige:

Ik herken de fiets op de foto. Ik heb deze aan [I] verkocht, zo heeft hij zichzelf toen voorgesteld aan mij. (…) Nadat de fiets op 16 december 2008 aan mij geleverd is heb ik hem verkocht aan [I] , de fiets werd contant betaald door [I] .

(…)

Verbalisanten:

Wij tonen u "FOTO 5", dat is een wit/geel gekleurde wielrennerfiets van het merk [fietsmerk] , de fiets is Shimano Dura-Ace afgemonteerd en heeft Bontrager Aelolus 16 spaaks wielen. Het framenummer van de fiets is [framenummer 2] . Deze fiets is via de Trek importeur op 13 april 2010 aan uw zaak verkocht. Aan wie heeft u deze fiets verkocht?

Getuige:

[I] heeft deze fiets weer gekocht, hij zei dat hij de fiets voor zijn schoonzoon [J] wilde kopen. Het kan zijn dat zijn schoonzoon [J] erbij was op dat moment, ze kwamen in ieder geval aan in een BMW X5 met Duits kenteken, daar reden ze regelmatig in. Ik heb de fiets vervolgens besteld en nadat deze op 13 april 2010 aan mij geleverd was heb ik hem verkocht aan [I] .”

2.6.

Tot de dossierstukken behoren kopieën van facturen, gedateerd 23 januari 2009 en 1 juli 2010, van [fietswinkel] . Deze facturen hebben betrekking op de verkoop van een racefiets [fietsmerk] voor een bedrag van € 5.357,14 respectievelijk een racefiets [fietsmerk] (geel/wit) voor een bedrag van € 5.000. De facturen zijn gericht aan Duitse vennootschappen.

2.7.

[K] heeft op 16 juli 2014 verzocht om teruggave van het horloge [horloge] , dat tijdens de doorzoeking in het schuurtje bij [adres 1] werd aangetroffen. In het klaagschrift wordt gesteld dat [K] rechthebbende op het horloge is, dat het horloge door [K] aan een bevriende zakenrelatie ( [L] ) is gegeven teneinde daarvoor een geschikte koper te vinden, dat [L] aan [M] heeft gevraagd om een geschikte koper voor het horloge te vinden en dat [M] daags voor de doorzoeking de horlogeband van het betreffende horloge in het schuurtje bij [adres 1] heeft vervangen.

2.8.

[M] heeft op 17 januari 2019, tijdens het verhoor in de strafzaak tegen belanghebbende, op gestelde vragen van de raadsman van belanghebbende, het volgende geantwoord:

U houdt mij voor dat de verdachte in deze zaak een horloge zou hebben witgewassen. Ik weet wel iets meer over dat horloge te vertellen. Dat horloge heb ik van een zekere [L] ontvangen. Die [L] heb ik ontmoet op wintersport. Later ben ik hem nog tegengekomen in Rotterdam en in Marbella. In Marbella heb ik dat horloge van hem aangenomen. Hij had een horloge waar een nieuw bandje aangemaakt moet worden en hij wilde het eventueel ook verkopen. Ik kon dat bandje voor hem verwisselen en ik wist mogelijk ook wel een koper voor dat horloge. Ik heb van dat horloge in de werkplaats van verdachte het bandje verwisseld en daarna is dat horloge daar blijven liggen. Een dag later is toen de inval van de politie geweest, waarbij toen dat horloge in beslag is genomen.

Het horloge was dus geen eigendom van verdachte, [I] [hof: belanghebbende]. [I] is er niet bij geweest toen ik aan dat horloge gewerkt heb, dat was op een avond en die avond was hij niet thuis. Ik wist hoe ik bij hem binnen kon komen in de werkplaats en ik kwam daar ook wel vaker. De schuifpui was ook gewoon open. De schuifpui was nooit op slot.”

2.9.

Belanghebbende is voor de jaren 2008 tot en met 2013 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV en Zvw. Voor 2008 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een verzamelinkomen en bijdrage-inkomen van negatief € 1.953. Het aangegeven inkomen betreft verlies uit onderneming. Voor de jaren 2009 tot en met 2012 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een verzamelinkomen en bijdrage-inkomen van nihil. De aanslagen IB/PVV en Zvw 2008 tot en met 2012 zijn overeenkomstig de aangiften van belanghebbende vastgesteld. Voor 2013 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van € 4.789, zijnde een uitkering van de gemeente [woonplaats] , en een bijdrage-inkomen van nihil.

2.10.

Belanghebbende heeft onder de naam Handelsonderneming [I] een eenmanszaak gedreven. De onderneming was gevestigd op het adres van belanghebbende. De activiteiten bestonden uit de verkoop van watersportartikelen aan particulieren en de inkoop en verkoop van quads en personenauto's. Volgens het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel is de onderneming met ingang van 2 juni 2008 opgeheven.

2.11.

Belanghebbende heeft twee bankrekeningen op zijn naam staan. De rekening [bankrekeningnummer 3] staat enkel op zijn naam en rekening [bankrekeningnummer 4] staat op naam van hem en zijn dochter.

2.12.

De strafkamer van de Rechtbank Oost-Brabant heeft belanghebbende op 24 januari 2017 veroordeeld voor (kort samengevat) het (gewoonte)witwassen van de in de vermogensvergelijking opgenomen racefietsen en het horloge.

2.13.

De strafkamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: de strafkamer van het hof) heeft belanghebbende in het arrest van 25 oktober 2019 wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken van (kort samengevat) het (gewoonte)witwassen van het in de vermogensvergelijking opgenomen horloge en belanghebbende veroordeeld wegens het (gewoonte)witwassen van de in de vermogensvergelijking opgenomen racefietsen. In het arrest staat, voor zover relevant, het volgende:

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd

dat:

(…)

In de zaak met parketnummer [parketnummer] :

hij op of omstreeks 31 oktober 2013, althans in of omstreeks de periode van 28 augustus

2013 tot en met 31 oktober 2013, te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en

in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

- van een voorwerp, te weten een horloge, merk [horloge] , type [type] , de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was en/of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had, terwijl hij. verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, en/of

- een voorwerp, te weten een horloge, merk [horloge] , type [type] , heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voormeld voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer [parketnummer] ten laste gelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige

bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer [parketnummer]

ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Het hof overweegt daartoe als volgt.

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer [parketnummer] ten laste gelegd dat hij

zich schuldig heeft gemaakt aan; a) het verhullen en/of verbergen van de werkelijke aard,

herkomst, vindplaats, enz. van een horloge van het merk [horloge] , type [type]

, en/of; b) het verwerven, voorhanden hebben,

omzetten en/of gebruikmaken van dat horloge. Voor een bewezenverklaring van het ten

laste gelegde is vereist dat de verdachte 'wist' dat het in de tenlastelegging genoemde

horloge - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende.

Op 31 oktober 2013 heeft in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar witwassen

(onderzoek [onderzoek] ) een doorzoeking plaatsgevonden op een woonwagencentrum aan de

[straat] in [woonplaats] . Tijdens de doorzoeking is in de garage bij de

woonwagen van de verdachte (adres [adres 2] ) een horloge, te weten een rosé

gouden [horloge] , type [type] , limited edition,

ter waarde van circa € 68.000 aangetroffen en in beslag genomen.

De verdachte heeft verklaard dat hij er niet van op de hoogte was dat het horloge in zijn

garage lag. Hij heeft daaraan toegevoegd dat zijn garage voor iedereen toegankelijk is, zodat

het buiten zijn medeweten door anderen daar kan zijn neergelegd.

[M] heeft verklaard dat hij het horloge in de garage van de verdachte heeft gelegd. Hij

had daar het horlogebandje vervangen, met gebruikmaking van het gereedschap van de

verdachte. De verdachte wist daar niets van af, aldus [M] .

Het hof heeft kennis genomen van een e-mailbericht d.d. 24 september 2014 van een

persoon genaamd [L] . In dit e-mailbericht schrijft [L] dat het in beslag

genomen horloge toebehoort aan een zakenrelatie/vriend van hem, genaamd [K] .

[K] wilde het horloge verkopen en [L] heeft aangeboden dat voor hem te doen. [L]

is hierover in gesprek geraakt met ' [voornaam] [het hof begrijpt: [M] ], Hij heeft tegen

[voornaam] verteld dat het bandje was beschadigd, waardoor het lastiger zou zijn om het horloge te

verkopen. [voornaam] wist misschien een koper. [L] heeft het horloge aan [voornaam] meegegeven.

Het hof heeft verder kennis genomen van stukken met betrekking tot een klaagschrift ex

artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot teruggave van het horloge

[horloge] , type [type] , limited edition, dat door

of namens [K] is ingediend. De klager, die stelt dat hij de rechthebbende is, heeft

verzocht om de teruggave van het in beslag genomen horloge, dat door hem aan een

bevriende zakenrelatie, [L] , zou zijn afgegeven, teneinde daarvoor een

geschikte koper te vinden. [L] zou op zijn beurt [M] hebben verzocht om een

koper te vinden. [M] zou daags voor de inval door de politie het horlogebandje hebben

vervangen in de schuur van de verdachte, onder wie het horloge in beslag is genomen, zo is

in de stukken vermeld.

Bij deze stand van zaken acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig om tot een veroordeling

ter zake van het ten laste gelegde feit te komen.”

2.14.

De rechtbank heeft het beroep tegen de (herziene) verliesverrekeningsbeschikking ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de overige beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw en de naheffingsaanslagen OB verminderd, behoudens de aanslag Zvw 2013, de boetebeschikking betreffende de IB/PVV 2012 vernietigd, de overige boetebeschikkingen verminderd, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 1.500, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.536 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 382 aan hem vergoedt.

2.15.

De rechtbank heeft de vermogensvergelijking van de inspecteur op onderdelen gecorrigeerd en heeft geconcludeerd tot de volgende bedragen aan te corrigeren inkomen:

Jaar

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Aangegeven

-/- € 1.953

€ 4.789

Correctie

€ 20.586

€ 22.449

€ 18.268

€ 17.017

€ 6.175

€ 79.558

De correcties die de rechtbank in de vermogensvergelijking heeft aangebracht betreffen:

  1. € 2.500 in ieder jaar in verband met teveel in aanmerking genomen uitgaven voor de garderobe;

  2. € 59 in 2008, € 58 in 2009, € 310 in 2010, € 2.610 in 2011, € 5.739 in 2012 en € 4.874 in 2013 voor de benoemde posten op de bankrekening [bankrekeningnummer 1] ; en

  3. € 3.611 in 2008, € 3.702 in 2009, € 3.801 in 2010, € 3.983 in 2011, € 4.180 in 2012 en € 4.387 in 2013 in verband met teveel in aanmerking genomen kosten voor vervoer.

2.16.

Voor de OB heeft de rechtbank, uitgaande van het te corrigeren inkomen als hiervoor in 2.15 vermeld, een gecorrigeerde omzet inclusief OB berekend van:

Jaar

2009

2010

2011

2012

2013

Gecorrigeerde omzet

€ 24.271

€ 19.254

€ 28.664

€ 4.742

€ 92.802

2.17.

De rechtbank heeft de vergrijpboeten verminderd tot de volgende bedragen:

Jaar

2008

2009

2010

2011

2012

2013

IB/PVV

€ 1.148

€ 1.776

€ 1.236

€ 1.017

-

€ 12.929

Zvw

€ 360

€ 408

€ 343

€ 364

€ 116

€ 1.091

OB

-

€ 1.472

€ 1.168

€ 1.738

€ 292

€ 6.120

Daarbij is de rechtbank uitgegaan van vergrijpboeten van 50% van de nagevorderde of nageheven belasting, rekening houdend met de onder 2.15 en 2.16 vermelde verminderingen, gematigd met:

  1. 5% per opgelegde boete in verband met de hoogte van de belasting- en bijdragebedragen die belanghebbende in totaal verschuldigd is en de in het totaal op te leggen boeten over vijf jaren voor IB/PVV, Zvw en OB; en

  2. 20% per opgelegde boete in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft belanghebbende voor de jaren 2008 tot en met 2013 niet de vereiste aangiften IB/PVV en Zvw gedaan?

  2. Zijn de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2008 tot en met 2013 terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

  3. Zijn de naheffingsaanslagen OB voor de jaren 2009 tot en met 2013 terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

  4. Zijn de rentebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

  5. Zijn de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

  6. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de procedure?

Belanghebbende beantwoordt de vragen 1 tot en met 5 ontkennend. De inspecteur beantwoordt de vragen 1 tot en met 5 bevestigend. Met betrekking tot de beantwoording van vraag 6 conformeren belanghebbende en de inspecteur zich aan het oordeel van het hof.

3.2.

Op 24 januari 2017 heeft de strafkamer van de Rechtbank Oost-Brabant overwogen dat zij het aannemelijk acht dat belanghebbende in de periode van 22 augustus 2013 tot en met 31 oktober 2013 een gezamenlijke huishouding voerde met mevrouw [G] op het adres [adres 1] . Op 25 oktober 2019 heeft de strafkamer van het hof in hoger beroep uitspraak gedaan. De strafkamer van het hof heeft zich niet expliciet uitgelaten over het punt van de gezamenlijke huishouding, maar is er impliciet wel van uitgegaan dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. Evenals de rechtbank ziet het hof geen redenen om te twijfelen aan het oordeel van de strafrechter(s) dat belanghebbende en mevrouw [G] een gezamenlijke huishouding voerden.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw, de naheffingsaanslagen OB en de rentebeschikkingen en vernietiging van de boetebeschikkingen.

3.4.

De inspecteur concludeert eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de (herziene) verliesverrekeningsbeschikking.

4 Gronden

5 Beslissing