Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1271, 19/00452 tot en met 19/00462 en 19/00494 tot en met 19/00504

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1271, 19/00452 tot en met 19/00462 en 19/00494 tot en met 19/00504

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
27 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1271
Formele relaties
Zaaknummer
19/00452 tot en met 19/00462 en 19/00494 tot en met 19/00504

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft over de jaren 2009 tot en met 2013 (navorderings)aanslagen IB/PVV, Zvw, naheffingsaanslagen OB, rentebeschikkingen en boetes opgelegd. Het hof beslist (1) dat belanghebbende zijn fiscale woonplaats in 2009 tot en met 2013 uitsluitend in Nederland was gelegen, (2) dat belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2013 niet de vereiste aangiften IB/PVV en Zvw heeft gedaan, (3) dat de (navorderings)aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 tot en met 2013 dienen te worden verminderd met uitzondering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 die dient te worden vernietigd, (4) dat de naheffingsaanslagen OB voor de jaren 2009 tot en met 2013 dienen te worden verminderd, (5) dat de rentebeschikkingen overeenkomstig de vermindering van de aanslagen dienen te worden verminderd, (6) de vergrijpboeten dienen te worden verminderd en (7) dat belanghebbende geen recht heeft op vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de procedure.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00452 tot en met 19/00462 en 19/00494 tot en met 19/00504

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 juli 2019, nummers BRE 17/7209 tot en met 17/7215, 18/149, 18/151, 18/152 en 19/1681 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur,

betreffende de hierna genoemde belastingaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffings- en belastingrente.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) en naheffingsaanslagen omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd. Tevens is bij beschikking heffings- en belastingrente (hierna: de rente of rentebeschikking(en)) in rekening gebracht en zijn bij beschikking boeten opgelegd.

Zaak 1

Zaak 2

Aanslag

Soort

Jaar

Inkomen

Belasting

Boete

Rente

Dagtekening

19/00452

19/00494

Navordering

IB/PVV

2009

€ 101.500

€ 42.294

€ 31.720

€ 6.556

10-12-2014

19/00453

19/00495

Navordering

Zvw

2009

€ 32.369

€ 1.553

€ 1.164

€ 240

10-12-2014

19/00454

19/00496

Primitieve

IB/PVV

2010

€ 79.582

€ 24.083

€ 18.062

€ 2.930

23-01-2015

19/00455

19/00497

Primitieve

IB/PVV

2011

€ 101.500

€42.152

€ 31.614

€ 3.794

10-12-2014

19/00456

19/00498

Navordering

IB/PVV

2011

€ 144.920

€64.730

€ 47.797

€ 2.140

23-01-2015

19/00457

19/00499

Primitieve

Zvw

2011

€ 33.427

€ 1.888

€ 1.416

€ 169

10-12-2014

19/00458

19/00500

Primitieve

IB/PVV

2012

€ 170.405

€ 70.507

€ 52.880

€ 4.218

23-01-2015

19/00459

19/00501

Primitieve

IB/PVV

2013

€ 62.866

€ 15.705

€ 10.993

€ 425

23-01-2015

19/00460

19/00502

Naheffing

OB

2009

€ 16.205

€ 12.153

€ 2.299

10-12-2014

19/00461

19/00503

Naheffing

OB

2010/2011

€47.792

€ 35.844

€ 5.475

23-01-2015

19/00462

19/00504

Naheffing

OB

2012/2013

€51.612

€ 38.709

€ 3.178

23-01-2015

In de aanslag IB/PVV 2013 is voorts een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen begrepen van € 400.

1.2.

Bij uitspraken op bezwaar van 27 september 2017 heeft de inspecteur de bezwaren tegen de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw, de bijbehorende rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 februari 2018 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB voor het jaar 2009 gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 14.037, de daarbij gegeven rentebeschikking verminderd tot € 1.991 en de boetebeschikking verminderd tot € 10.527.

1.4.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 februari 2018 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB voor de periode 2010/2011 gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 46.470, de daarbij gegeven rentebeschikking verminderd tot € 5.141 en de boetebeschikking verminderd tot € 34.852.

1.5.

Bij uitspraken op bezwaar van 5 februari 2018 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag OB voor de periode 2012/2013 ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV 2011, de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en de aanslag Zvw 2011 vernietigd, alsmede de daarbij afgegeven rente- en boetebeschikkingen vernietigd, de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw 2009, 2010, 2012, 2013 en de naheffingsaanslagen OB verminderd, alsmede de daarbij afgegeven rente- en boetebeschikkingen verminderd, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.298 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 en € 170 aan hem vergoedt.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder de nummers 19/00452 tot en met 19/00462. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder de nummers 19/00494 tot en met 19/00504.

1.9.

Op 17 februari 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden, [gemachtigde 1] van [kantoornaam] en [A] , [Q] , [D] en [E] , alsmede namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.10.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Kopieën van deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.11.

Op 11 mei 2020 is bij het hof een faxbericht van belanghebbende binnengekomen, waarin wordt verzocht om het onderzoek ter zitting van 29 mei 2020 uit te stellen tot een nader vast te stellen datum. Het hof heeft het verzoek op de onder 4.2 vermelde gronden afgewezen.

1.12.

De zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] van [kantoornaam] , en [A] , alsmede namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 5] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .

1.13.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en de andere partij.

1.14.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het hof als vaststaand overneemt.

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij heeft twee meerderjarige

kinderen, een dochter en een zoon. De moeder van de kinderen is [T] ,

met wie belanghebbende niet gehuwd is en met wie hij geen fiscaal partner is.

[T] woont in de woonwagen staande op het perceel plaatselijk bekend als de

[adres 6] in [plaats 1] (ook wel [nummer 1] of [nummer 2] , hierna telkens [adres 6] ).

Belanghebbende was eigenaar van dit perceel tot hij dit op 29 oktober 2007 aan zijn dochter

verkocht. Ook de kinderen van de dochter staan volgens de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op het adres [adres 6] .

2.2.

Belanghebbende stond volgens de BRP tot 28 november 2001 ingeschreven op het

adres [adres 4] te [plaats 1] , zijnde het adres van zijn ouders. Vanaf die datum stond hij ingeschreven in Duitsland, op het adres [adres 7] te [plaats 2] . Met ingang van 8 februari 2012 heeft hij zich in Duitsland laten uitschrijven naar Spanje. Op 5 december 2013 heeft hij zich in de BRP laten inschrijven op het adres [adres 8] te [plaats 1] (hierna: [adres 8] ), van welk perceel hij eigenaar is.

2.3.

Belanghebbende is niet uitgenodigd tot het doen van aangiften IB/PVV en Zvw

over de jaren 2009 en 2010. Hij heeft aan hem uitgereikte informatiebiljetten IB/PVV en Zvw over die jaren niet ingediend. Hij heeft geen aangiften IB/PVV en Zvw gedaan over de jaren 2011 en 2012. Hij heeft wel aangifte IB/PVV gedaan over het jaar 2013, waarin is aangegeven dat hij buitenlandse belastingplichtige is.

2.4.

Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek genaamd ‘ [onderzoek] ’ heeft op 31

oktober en 1 november 2013 een doorzoeking plaatsgevonden op (onder meer) de adressen [adres 6] en [adres 8] (hierna: de doorzoeking). Tijdens de doorzoeking zijn in de woonwagen op nummer [adres 6] onder andere bankafschriften, post en facturen op naam van

belanghebbende aangetroffen. In de woonwagen op nummer [adres 8] is eveneens post op naam

van belanghebbende aangetroffen en zijn bankafschriften op naam van [T] aangetroffen.

2.5.

De inspecteur heeft gegevens ontvangen van de Duitse belastingautoriteiten waarin

is vermeld dat belanghebbende vanaf het jaar 2000 belastingplichtig is in Duitsland voor de

omzetbelasting. Hij staat vanaf 30 november 2000 ingeschreven met een ambulante handel in

tapijten, klokken, huishoudelijke artikelen, textiel en bestek. Hij heeft in Duitsland omzet

aangegeven, te weten € 7.462 in 2009, € 8.282 in 2010 en nihil in de jaren 2011 en 2012.

Tijdens het hoorgesprek in de bezwaarfase heeft belanghebbende verklaard dat hij op jonge

leeftijd is gaan venten in het buitenland. En dat hij een reizend bestaan leidde waarbij hij nagenoeg het gehele jaar (gemiddeld elf maanden) op campings buiten Nederland verbleef.

2.6.

De inspecteur heeft, op grond van informatie-uitwisselingen, gegevens en

informatie ontvangen en die gecombineerd met de informatie verzameld bij de doorzoeking. Vervolgens heeft de inspecteur onderzoek gedaan naar de fiscale verplichtingen van belanghebbende. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een eindrapport van 23 januari 2015 (het rapport).

2.7.1

In het rapport zijn, onder meer, de volgende gegevens opgenomen en met

betrekking tot deze gegevens zijn meerdere bescheiden als gedingstuk ingebracht:

2.7.2.

Tijdens de doorzoeking is een huurcontract aangetroffen met betrekking tot het

adres [adres 7] te [plaats 2] (zie ook 2.2). Volgens dit contract betreft

het een zolderkamer en vangt de huur aan op 1 december 2001. De huurprijs bedraagt € 670 per jaar, contant te voldoen. Met betrekking tot 2005 is bij de doorzoeking een ontvangstbevestiging aangetroffen voor een bedrag van € 675 voldaan op 3 januari 2005. Tot slot is een brief van verhuurder aan belanghebbende aangetroffen van 4 december 2011, geadresseerd aan [adres 6] , waarin wordt meegedeeld dat de huur wordt verhoogd van € 715 naar € 770 per jaar. De verhuurder brengt € 48,05 portokosten aan belanghebbende in rekening.

2.7.3.

Belanghebbende heeft in Nederland een bankrekening bij ING. Van deze

bankrekening zijn:

-

in de jaren 2009 en 2011 tot en met 2013 bedragen aan Essent betaald (naast contante betalingen aan Essent en een betaling via het GWK) voor zowel de [adres 6] als de [adres 8] ;

-

in de jaren 2009, 2012 en 2013 premies ziektekostenverzekering betaald aan VGZ (naast contante betalingen aan VGZ en betalingen via het GWK);

-

in het jaar 2013 gemeentelijke heffingen betaald, voor het belastingjaar 2013, voor

[adres 8] (voor de jaren 2009 tot en met 2012 zijn deze heffingen door

belanghebbende contant betaald);

- in 2012 en 2013 bedragen aan Brabant Water betaald voor [adres 8] (voor

de jaren 2009 tot en met 2011 zijn betalingen aan Brabant Water contant of via het

GWK gedaan).

Belanghebbende heeft op deze bankrekening contante bedragen gestort (één maal in 2010,

één maal in 2011 en zes maal in 2013) en van deze bankrekening contante bedragen

opgenomen (één maal in 2011, drie maal in 2012 en één maal in 2013).

Verder heeft belanghebbende twee bankrekeningen in Duitsland en twee bankrekeningen in Spanje. Op één van de Duitse bankrekeningen heeft hij de volgende bedragen gestort:

€ 1.000 in 2011 en € 55.000 en € 75.000 in 2012. Deze bedragen zijn telkens op dezelfde dag doorgeboekt naar één van de Spaanse bankrekeningen. Verder heeft belanghebbende in 2011 € 3.500 op die betreffende Spaanse bankrekening gestort.

2.7.4.

Belanghebbende heeft in Nederland twee creditcardrekeningen; een ANWB VisaCard en een ANWB MasterCard. Daarnaast heeft hij een creditcardrekening in Spanje.

2.7.5.

Belanghebbende heeft in de jaren 2009 tot en met 2011 contante betalingen gedaan via het GWK. Te weten één maal in 2009, zes maal in 2010 en twaalf maal in 2011.

2.7.6.

Volgens opgaaf van de gemeente [plaats 1] heeft belanghebbende in de onderhavige jaren de gemeentelijke heffingen voldaan voor het adres [adres 8] en [T] dit gedaan voor het adres [adres 6] .

2.7.7.

Belanghebbende had in de jaren 2009 tot en met 2013 een zorgverzekering bij

VGZ. De polis gaf geen dekking in het buitenland. Als adres van belanghebbende was bij VGZ bekend [adres 6] . Uit bij VGZ opgevraagde informatie blijkt dat belanghebbende in 2009 op 15 verschillende dagen zorg in Nederland heeft gehad, in 2010 ook op 15 verschillende dagen, in 2011 op 27 verschillende dagen, in 2012 op 29 verschillende dagen en in 2013 op 10 verschillende dagen.

2.7.8.

Belanghebbende heeft in Nederland vijf verschillende auto’s gehuurd voor de

perioden van 4 september 2009 tot en met 29 juni 2010, 25 augustus 2010 tot en met 13

december 2010 en 15 december 2010 tot en met november 2013. Hij heeft in de periode

2009 tot en met 2013 in Nederland verkeersboetes betaald, te weten één maal in 2009, twee

maal in 2010, twee maal in 2011, zeven maal in 2012 en negen maal in 2013.

2.7.9.

Belanghebbende had in de onderhavige jaren bij ANWB een doorlopende

reisverzekering en een watersportverzekering. Verder had hij in de onderhavige jaren bij

Boogaard Assurantiën B.V. een aansprakelijkheidsverzekering en een rechtsbijstandverzekering. Tot slot had hij in de onderhavige jaren bij Meeùs, voor het adres

[adres 6] , een woonhuis/inboedelverzekering.

Belanghebbende heeft in 2011 een schade-uitkering van Nationale Nederlanden ontvangen van € 69.377,99 voor waterschade aan de woning aan de [adres 6] . Het ontvangen bedrag heeft hij in 2011 nagenoeg geheel doorgeboekt naar uiteindelijk een rekening in Spanje. Hij heeft € 8.000 betaald voor reparatiewerkzaamheden.

2.8.

De inspecteur heeft door middel van een vermogensvergelijking voor de jaren 2009

tot en met 2013 bedragen aan negatief netto-privé geconstateerd. Deze vermogensvergelijking ziet er als volgt uit:

Jaren

2009

2010

2011

2012

2013

Beginvermogen

100,00

100,00

1.856,00

9.727,00

5.197,00

Inkomen [T]

5.000,00

7.500,00

23.046,00

27.119,00

12.088,00

Onbelaste vermogensmutaties

1.846,90

1.739,10

75.182.21

6.133,77

3.764,60

Theoretisch eindvermogen

6.946,90

9.339,10

100.084,21

42.979,77

21.049,60

Werkelijk eindvermogen

100,00

1.856,00

9.727,00

5.197,00

5.920,00

Beschikbaar privé

6.846,90

7.483,10

90.357,21

37.782,77

15.129,60

Rente bank [T]

5,37

2,82

0,07

Abonnement @Home

299,50

SIB Reisverzekering

58,80

58,80

54,80

Allianz reisverzekering

57,62

Postcodeloterij

503,50

579,50

591,75

703,50

525,00

Der Penal ontvangkantoor

215,00

Abonnement Ziggo

329,45

716,52

1.150,81

1.150,89

854,55

Toybarn spoedopdracht

350,00

Kosten spoedopdracht

9,00

Bankkosten

28,40

60,00

40,60

Beau Luxe lingerie

162,45

Hinthammer retail

119,90

Expo [plaats 1]

58,75

Ollekebolleke Oss

558,00

Peacode Kids fashion

284,45

Top I Toys

252,88

Aankoop Hyundai (tap)

3.500,00

Chocolaterie Henri

114,70

Parkeren Amsterdam

24,00

8,00

Gino's kindermode

53,90

Zwaluwhoeve

611,85

Universiteit Utrecht

63,13

Belastingdienst

3.844,00

511,00

Bart Smit

114,43

Jeroen Bosch ziekenhuis

950,00

Verkona Baak

525,60

640,55

Vistaprint

32,13

VIP hondenboetiek

110,75

Intertoys

99,92

Drog. Parf. C. Smits

111,21

Bogaard autoverzekering

202,22

M. Haperink BV [plaats 1]

199,00

Rebacare

555,02

Unigarant

124,53

vd. Heyden Vespa (contant)

4.000,00

Bankkosten

12,40

21,45

25,50

15,00

25,40

Canal digital Sport 1/Film 1

510,00

510,00

44,45

VGZ reisverzekering

29,40

29,40

27,40

28,81

28,81

Kesteren med factor

103,14

15,10

Abonnement Ziggo

304,93

261,89

ANWB waterskiverzekering

295,38

301,42

301,42

AEK

119,00

Card Services

2,00

50,00

Reparatie waterschade

69.377,99

KPN internet en telefonie

570,24

655,65

Walz BV

243,90

Gem [plaats 1]

503,04

Boogaard assurantiën

252,51

299,68

314,74

321,79

362,35

Unigarant

197,23

Parkeerautomaat

116,05

ANWB contributie

124,50

Beslag derdengelden

355,15

Gem [plaats 1] contant

466,80

2.280,55

2.659,43

1.297,12

1.265,16

Vliegreizen [T]

719,64

545,88

Aanschaf kleding taxatie

15.000,00

15.000,00

15.000,00

15.000,00

15.000,00

Aanschaf inboedel taxatie

11.925,00

11.925,00

11.925,00

11.925,00

11.925,00

Aanschaf speelgoed taxatie

1.000,00

1.000,00

1.000,00

1.000,00

1.000,00

Aanschaf fietsen taxatie

1.500,00

1.500,00

1.500,00

1.500,00

1.500,00

Aanschaf gereedschap taxatie

750,00

750,00

750,00

750,00

750,00

Aanschaf overig taxatie

2.300,00

2.300,00

2.300,00

2.300,00

2.300,00

Kosten levensonderhoud x 2

4.740,00

4.740,00

4.740,00

4.740,00

4.740,00

Kosten huishoudelijke uitg x 2

2.736,00

2.736,00

2.736,00

2.736,00

2.736,00

Kosten auto’s x 2

12.852,00

7.342,00

6.681,00

6.681,00

6.681,00

SIB Reisverzekering

58,80

58,80

54,80

Huur Im Polderbusch

1.454,39

715,00

770,00

Portokosten

48,05

AA Dak (contant)

8.000,00

Huur VW Golf

2.426,06

9.685,70

11.780,00

10.941,50

Brabant Water contant

559,78

1.036,52

2.465,95

290,59

102,00

Brabant Water ING

160,00

204,00

Essent contant

1.842,00

6.601,88

1.055,00

1.915,00

Essent ING

378,00

1.338,45

179,00

2.004,00

VGZ Blh. contant/GWK

1.683,78

1.647,71

2.515,32

1.060,24

784,13

VGZ Blh. ING

132,62

585,01

877,27

VGZ [T] contant

114,87

316,91

VGZ [T] bank

1.423,71

1.450,01

1.582,84

1.643,92

1.561,70

Woonhuis/inboedelverz.

342,60

349,85

352,86

366,23

408,19

Contante storting Duitsland

5.000,00

Contante storting Duitsland

1.000,00

130.000,00

Contante storting bank

69.000,00

Contante storting bank

3.500,00

Contante stort. ANWB Visa

900,00

3.420,00

2.610,00

300,00

150,00

Contante storting Mastercard

200,00

1.650,00

120,00

420,00

1.320,61

Creditcard Spanje

4.000,00

Boete snelheidsovertreding

500,00

Vliegreizen belanghebbende

1.541,48

1.486,37

Fedex Rotterdam

2.558,38

AEK(GWK)

95,60

ICS Diemen (GWK)

2.100,00

1.400,00

ASR (GWK)

187,37

Unigarant (GWK)

95,75

Privatscan (GWK)

1.493,00

Kosten GWK betalingen

19,50

57,00

121,97

Wim de Leeuw Gunpower

1.850,00

Ad Melissant BV autohuur

3.725,91

8.593,85

Netto privé

-71.533,87

-79.581,16

-144.919,17

-170.404,49

-62.865,79

Op basis van de vermogensvergelijking is geconcludeerd dat belanghebbende inkomsten

heeft genoten en omzet heeft behaald waarvan hij geen aangiften heeft gedaan. Naar aanleiding daarvan zijn de in 1.1 genoemde aanslagen opgelegd. Daarnaast heeft de inspecteur vergrijpboeten opgelegd van 75% van de (na)gevorderde/nageheven belastingbedragen.

In aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde feiten, stelt het Hof het volgende vast.

2.9.

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft belanghebbende op 25 oktober 2019 vrijgesproken van (kort samengevat) het witwassen van een geldbedrag van € 130.000.

3 Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Was de fiscale woonplaats van belanghebbende in 2009 tot en met 2013 (uitsluitend) in Nederland gelegen?

2. Heeft belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2013 de vereiste aangiften IB/PVV en Zvw gedaan?

3. Zijn de (navorderings)aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 tot en met 2013 terecht en tot de juiste bedragen (aan belastbaar inkomen uit werk en woning en bijdrage-inkomen) vastgesteld?

4. Zijn de naheffingsaanslagen OB voor de jaren 2009 tot en met 2013 terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?

5. Zijn de rentebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

6. Zijn de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

7. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de hoger beroepsprocedure?

Belanghebbende is van mening dat vragen 2 en 7 bevestigend moet worden beantwoord en dat de overige vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

De inspecteur heeft zowel hoger beroep ingesteld als incidenteel hoger beroep. Omdat beide hoger beroepen elkaar overlappen, heeft de inspecteur er ter zitting mee ingestemd dat het incidentele hoger beroep geacht wordt te zijn geabsorbeerd door het door de inspecteur ingestelde hoger beroep.

3.3.

Tussen partijen was voorts in geschil of belanghebbende in de jaren 2009 tot en met 2013 een gezamenlijke (financiële) huishouding voerde met [T] . Ter zitting van het hof zijn partijen het eens geworden dat belanghebbende en [T] gedurende de jaren 2009 tot en met 2013 geen (financiële) huishouding hebben gevoerd. Het hof zal zich bij deze zienswijze aansluiten.

3.4.

De inspecteur heeft in de vermogensvergelijking voor het jaar 2009 een contante storting in Duitsland opgenomen voor € 5.000. Ter zitting van het hof is tussen partijen komen vast te staan dat die storting niet in de vermogensvergelijking dient te worden opgenomen.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de (navorderings)aanslagen en naheffingsaanslagen, vernietiging van de rentebeschikkingen en vernietiging van de boetebeschikkingen alsmede vergoeding van immateriële schade in verband met de duur van de hoger beroepsprocedure. De inspecteur concludeert eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de matiging van de boetes met 20% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

4 Gronden