Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1274, 19/00589, 19/00590, 19/00607 en 19/00608

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1274, 19/00589, 19/00590, 19/00607 en 19/00608

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
6 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1274
Formele relaties
Zaaknummer
19/00589, 19/00590, 19/00607 en 19/00608

Inhoudsindicatie

BPM. Weigering gemachtigde wegens beledigend taalgebruik. Afwijzing diverse formele grieven. Na verstrekken kentekengegevens door inspecteur maakt belanghebbende recht op extra leeftijdskorting niet aannemelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00589, 19/00590, 19/00607 en 19/00608

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 september 2019, nummers BRE 18/47 en BRE 18/48 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

(hierna: de minister).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft voor twee auto’s belasting voor personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft in beide gevallen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Zowel belanghebbende als de inspecteur hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De andere partij heeft telkens een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft in zijn hoger beroep verzocht om geheimhouding van bepaalde stukken.1 De geheimhoudingskamer heeft bij tussenuitspraak van 5 maart 2020 beslist dat de inspecteur ten aanzien van bepaalde stukken ten onrechte een beroep op deze bepaling doet.

De inspecteur heeft vervolgens gereageerd bij brief van 17 april 2020 en de betreffende gegevens verstrekt.

1.6.

Naar aanleiding van het door de toenmalige gemachtigde, [A] (hierna: [A] ), in het hoger beroepschrift gebezigde onbetamelijke taalgebruik heeft het hof [A] , [B BV] (hierna: [B BV] ) en [C BV] (hierna: [C BV] ), bij tussenuitspraak van 30 juli 2020 (hierna: de tussenuitspraak)2, geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaak dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft vervolgens bij brief van 21 augustus 2020 een nieuwe gemachtigde aangewezen.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Belanghebbende heeft op deze zitting een wrakingsverzoek gedaan. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst.

1.9.

De wrakingskamer heeft op 10 maart 2021 het wrakingsverzoek afgewezen. Vervolgens heeft het hof het onderzoek ter zitting hervat.

1.10.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.11.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 13 juni 2016 aangifte BPM gedaan voor een Mercedes-Benz C 250 Prestige, met VIN eindigend op [VIN 1] . Het volgens de aangifte te betalen bedrag bedraagt € 2.910 en is op 15 juni 2016 voldaan.

2.2.

Bij de aangifte is uitgegaan van de volgende gegevens: de datum eerste toelating is 6 mei 2015, de bruto-BPM bedraagt € 5.399, de handelsinkoopwaarde is bepaald aan de hand van de koerslijst XRay en bedraagt € 44.187. Hierbij is uitgegaan van een BTW-auto.

2.3.

In bezwaar heeft de inspecteur ingestemd met vermindering in verband met een lagere handelsinkoopwaarde voor een marge-auto.3 Dit heeft geleid tot een teruggave van € 358. Tevens is een vergoeding voor de kosten van bezwaar toegekend van € 246, waarbij rekening is gehouden met een wegingsfactor van 0,5.

2.4.

Belanghebbende heeft op 16 augustus 2016 aangifte BPM gedaan voor een Porsche Cayenne, met VIN eindigend op [VIN 2] . Het volgens de aangifte te betalen bedrag bedraagt € 11.251 en is op 18 augustus 2016 voldaan.

2.5.

Bij de aangifte is uitgegaan van de volgende gegevens: de datum eerste toelating is 1 december 2015, de bruto-BPM bedraagt € 19.878, de handelsinkoopwaarde is bepaald aan de hand van de koerslijst XRay en bedraagt € 78.055. Hierbij is uitgegaan van een BTW-auto.

2.6.

In bezwaar heeft de inspecteur ingestemd met vermindering in verband met een lagere handelsinkoopwaarde voor een marge-auto. Dit heeft geleid tot een teruggave van € 895. Tevens is een vergoeding voor de kosten van bezwaar toegekend van € 246, waarbij rekening is gehouden met een wegingsfactor van 0,5.

2.7.

Bij brief van 17 april 2020 heeft de inspecteur de kentekens van beide auto’s verstrekt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is van belanghebbende terecht respectievelijk naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

2. Is het verdedigingsbeginsel geschonden?

3. Kan de belasting worden nageheven nadat het belastbaar feit heeft plaatsgevonden?

4. Is het wettelijk stelsel waarbij aangifte moet worden gedaan voordat het kenteken wordt afgegeven in strijd met het Europese recht?

5. Heeft belanghebbende recht op extra leeftijdskorting in verband met de latere registratie van de auto’s?

6. Bestaat recht op vermindering van de heffing vanwege de ex-rental problematiek?

7. Bestaat recht op een hogere rentevergoeding over de teruggave van de belasting?

8. Bestaat recht op vergoeding van werkelijke kosten van bezwaar en beroep?

9. Dient de beslissing over de immateriële schadevergoeding te worden genomen door andere rechters?

10. Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over de toegekende immateriële schadevergoeding, de proceskostenvergoeding en het griffierecht en welke rentevoet moet daarvoor worden gehanteerd?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot hogere teruggaven. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep wat betreft de teruggaven van belasting.

4 Gronden

5 Beslissing