Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:139, 20/00190 en 20/00192

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:139, 20/00190 en 20/00192

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 januari 2021
Datum publicatie
17 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:139
Formele relaties
Zaaknummer
20/00190 en 20/00192

Inhoudsindicatie

Geen recht op voorkoming dubbele belasting voor vermeende werkzaamheden in Duitsland. Niet aannemelijk gemaakt dat voor [A GmbH] dan wel [B GmbH] werkzaamheden in Duitsland zijn verricht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00190 en 20/00192

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 februari 2020, nummers AWB 17/3574 tot en met 17/3579 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd. Tegelijkertijd is een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht. Via een tegelijkertijd opgelegde ‘navorderingsaanslag’ is een vergrijpboete opgelegd. Tegelijkertijd is een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet opgelegd.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De inspecteur heeft vervolgens alsnog uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren afgewezen.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof.

1.7.

Beide partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.9.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende stond in de onderhavige jaren ingeschreven op de volgende adressen.

Tot 27 maart 2012

[adres 1] , [plaats 1] , België

Tot 19 november 2013

[adres 2] , [postcode 2] [plaats 2]

Tot 26 oktober 2015

[adres 3] , [postcode 3] [plaats 3]

Tot 8 februari 2018

[adres 4] , [plaats 4] , Duitsland

Vanaf 8 februari 2018

[adres 5] , [postcode 5] [woonplaats]

2.2.

Samen met haar partner, [partner] , heeft zij twee minderjarige kinderen.

2.3.

Voor het jaar 2014 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een inkomen uit werk en woning van € 74.251. Dit betreft inkomen dat belanghebbende zou hebben genoten van [A GmbH] (hierna: [A GmbH] ). Belanghebbende heeft in haar aangifte verzocht om vermindering in verband met voorkoming van dubbele belasting voor dit gehele bedrag.

2.4.

Voor het jaar 2015 heeft belanghebbende aangifte gedaan naar een inkomen uit werk en woning van € 69.777, bestaande uit inkomen uit dienstbetrekking van € 77.145 en inkomen uit eigen woning van € 7.368 (negatief). Het inkomen uit dienstbetrekking is afkomstig van [B GmbH] (hierna: [B GmbH] ). Belanghebbende heeft in haar aangifte verzocht om vermindering in verband met voorkoming van dubbele belasting voor het gehele aangegeven inkomen uit werk en woning.

2.5.

[B GmbH] stond ingeschreven in het Handelsregister [C] . De vennootschap is volgens die gegevens gevestigd in [plaats 4] op het adres [adres 6] . Dit adres wordt gehuurd van bureaudienst “ [D] ”, een firma-adres/postdienst, tegen een bedrag van € 95 per maand. De dienst van [D] bestaat uit het beschikbaar stellen van “ruimte” en het ontvangen en doorgeven van post. Belanghebbende is met ingang van 12 mei 2015 directeur. Belanghebbende is enig aandeelhouder.

Op 9 maart 2018 heeft de rechtbank [C] [B GmbH] opgeheven wegens gebrek aan baten.

2.6.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslagen IB/PVV 2014 en 2015 verminderd en vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangiften, met dien verstande dat de verzochte voorkoming van dubbele belasting niet is verleend. De boetebeschikkingen voor de jaren 2014 en 2015 zijn vernietigd. De aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet zijn gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende voor de jaren 2014 en 2015 recht heeft op voorkoming van dubbele belasting in verband met in Duitsland genoten inkomen uit arbeid.

3.2.

Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat de aanslagen inkomensafhankelijke zorgverzekeringswet voor beide jaren niet langer in geschil zijn en dat het hoger beroep in zoverre wordt ingetrokken. Dit betekent dat het hof nog slechts uitspraak zal doen in de zaken met nummer 20/00190 en 20/00192.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslagen IB/PVV door het alsnog verlenen van vermindering wegens voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing