Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-05-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1490, 20/00232

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-05-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1490, 20/00232

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 mei 2021
Datum publicatie
11 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1490
Formele relaties
Zaaknummer
20/00232
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 3.111

Inhoudsindicatie

Artikel 3.111, lid 2, Wet IB 2001, aftrek hypotheekrente eigen woning.

Belanghebbende emigreert naar Nieuw-Zeeland. De schoonmoeder van belanghebbende verblijft na emigratie een aantal dagen per week in de (recreatie)woning. In geschil is of belanghebbende de bestemming van verkoop aannemelijk heeft gemaakt en of de woning kwalificeerde als ‘leegstaand’ en daarbij in het bijzonder of het verblijf van de schoonmoeder kan worden aangemerkt als verblijf van een kraakwacht. Belanghebbende maakt de bestemming van verkoop aannemelijk. Naar het oordeel van het hof is op grond van alle feiten en omstandigheden niet aannemelijk dat sprake is van een kraakwacht-situatie en ook overigens niet van ‘leegstand’. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

eervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00232

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

met gekozen domicilie in [plaats 1] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 maart 2020, nummer BRE 19/2175 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2015 (hierna: IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft met behulp van digitale communicatiemiddelen plaatsgevonden op 8 april 2021 in ’s-Hertogenbosch. Aan deze zitting hebben deelgenomen [gemachtigde] (hierna: gemachtigde), als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1971 en getrouwd met gemachtigde.

2.2.Volgens de Basis Registratie Personen (hierna: BRP) woonde belanghebbende achtereenvolgens op de volgende Nederlandse adressen:

- van 2 juni 2010 tot 14 januari 2014 [adres 1] in [plaats 1] ;

- van 14 januari 2014 tot 8 december 2014 [adres 2] in [plaats 2] (hierna: de recreatiewoning).

2.3.

Belanghebbende en gemachtigde zijn in 2014 geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland. Met ingang van 8 december 2014 staat belanghebbende in de BRP ingeschreven op het adres [adres 3] , waar hij volgens de gegevens van de BRP ook in 2015 woont.

2.4.

Belanghebbende is in zowel 2014 als 2015 eigenaar van de hypothecair ingeschreven recreatiewoning. De recreatiewoning is gelegen op vakantiepark [A] (hierna: het vakantiepark), gelegen tegen de grens met België.

2.5.

Tot de stukken van het geding behoren door belanghebbende overlegde nieuwsbrieven waaruit volgt dat [B] (hierna: de makelaar) actief is in de bemiddeling bij de verkoop van woningen op het vakantiepark. Door belanghebbende is tevens mailverkeer van 7 mei 2015 overlegd. De mail van belanghebbende en gemachtigde aan de makelaar luidt als volgt:

“Beste [B] . Gezien de ontwikkelingen op [C] lijkt het ons het beste om de verkoop van [adres 4]Huisje [nummer] te verhogen.Mocht de permanente bewoning er door komen gaan de prijzen flink omhoog. Dus zou jij dr verkoop van onze woning omhoog willen brengen naar 210.000 euro.Met dank [belanghebbende] .”

De makelaar reageert:

“Ik heb de prijs aangepast en nu maar hopen dat de gemeente zijn beleid gaat veranderen.”

Vervolgens luidt het antwoord:

“Bedankt [B] . We hopen op een goede uitkomst.”.

2.6.

Belanghebbende heeft de recreatiewoning in april 2019 verkocht.

2.7.

Omtrent de feitelijke situatie na emigratie verklaart gemachtigde in hoger beroep schriftelijk het volgende over het verblijf van de moeder van gemachtigde (hierna: de schoonmoeder) in de recreatiewoning:

“Mijn moeder die dus [adres 1] woonde en nog steeds woont was een aantal dagen per week in onze woning.

Naast Anti kraakwacht wat de inspecteur in zijn verweer niet aannemelijk vind was zij hier ook om de bezichtingen van ons huis te doen met [B] en om het huis en tuin te onderhouden.”.

2.8.

Op 29 januari 2015 is voor het jaar 2015 een voorlopige teruggave verleend van € 2.938. Deze teruggave is gebaseerd op een inkomen in box 1 van € 21.408 (tevens verzamelinkomen) na aftrek van een saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning van € 6.629, met een geschatte loonheffing van € 6.452.

2.9.

Op 6 november 2017 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2015 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt nihil en bestaat uit inkomen in box 3 (spaargelden van € 13.460 en de WOZ-waarde van de recreatiewoning van € 168.000, verminderd met de hypothecaire schulden van € 161.759 en het heffingsvrij vermogen van € 21.330).

2.10.

De definitieve aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van nihil overeenkomstig de aangifte. Het verschuldigde bedrag is daarmee gelijk aan de verleende teruggave van € 2.938, vermeerderd met in rekening gebrachte belastingrente van € 202.

2.11.

De inspecteur heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.12.

Na daartegen ingesteld beroep heeft de rechtbank geoordeeld dat belanghebbende niet in de bewijslast is geslaagd om aannemelijk te maken dat de hypotheekrente daadwerkelijk is betaald en dat om die reden het beroep ongegrond is.

2.13.

Belanghebbende heeft samen met zijn ingediende hoger beroepschrift een financieel jaaroverzicht 2015 meegestuurd, waaruit volgt dat in 2015 in totaal een bedrag van € 8.580 aan hypotheekrente is betaald.

2.14.

Belanghebbende heeft digitaal, ontvangen door het hof op 27 maart 2021, twee nadere stukken verstuurd. Deze stukken bevatten onder meer enkele nieuwsberichten verband houdend met criminele activiteiten in de gemeente [plaats 2] .

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de recreatiewoning in 2015 beschouwd moet worden als eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), zodat de hypotheekrente in dat jaar in aftrek kan worden gebracht op het inkomen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar en aftrek van de in 2015 betaalde hypotheekrente.De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing