Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1576, 20/00247 tot en met 20/00250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-05-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1576, 20/00247 tot en met 20/00250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 mei 2021
Datum publicatie
23 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1576
Zaaknummer
20/00247 tot en met 20/00250

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting. Belanghebbende woont in Portugal en is enig aandeelhouder en bestuurder van een vennootschap naar Nederlands recht (een BV). Het hof is van oordeel dat de werkelijke leiding van de vennootschap in 2000 is verplaatst naar het buitenland. Nederland heeft op grond van de nationale wetgeving geen heffingsrecht. De navorderingsaanslagen zijn ten onrechte opgelegd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00247 tot en met 20/00250

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 februari 2020, nummers BRE 17/7556 tot en met BRE 17/7559, in het geding tussen de inspecteur en

[belanghebbende] ,

wonende in [plaats 1] (Portugal),

hierna: belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2011 (hierna: IB) opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag IB 2012 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.1.3.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag IB 2013 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.1.4.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag IB 2014 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB 2011 heeft de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft dit bezwaar ook aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslagen IB 2012 tot en met 2014 heeft de inspecteur ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ten aanzien van de navorderingsaanslag IB 2011 ongegrond verklaard, maar de inspecteur opgedragen om deze navorderingsaanslag te vernietigen.

De rechtbank heeft het beroep ten aanzien van de navorderingsaanslagen IB 2012 tot en met 2014 gegrond verklaard en deze navorderingsaanslagen vernietigd.

1.5.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota met dagtekening 23 februari 2021 toegezonden aan het hof. Deze pleitnota is voorzien van twee bijlagen. Belanghebbende heeft in zijn pleitnota van 24 februari 2021 gereageerd op de pleitnota van de inspecteur. Op 25 februari 2021 heeft de inspecteur de pleitnota van 23 februari 2021 aangevuld. De pleitnota’s zijn telkens doorgestuurd naar de andere partij. De pleitnota’s worden geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.7.

De zitting heeft met behulp van digitale communicatiemiddelen plaatsgevonden op 26 februari 2021 in ’s-Hertogenbosch. Aan deze zitting hebben deelgenomen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met nummers 20/00251 tot en met 20/00253.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Op 26 februari 2021 heeft belanghebbende, na sluiting van het onderzoek, een toelichting op zijn pleitaantekeningen ingediend. In die toelichting gaat belanghebbende in op wat tijdens de zitting is besproken. Als bijlage bij de toelichting is een eigendomsbewijs van een gekochte auto met datum 28 februari 2000 gevoegd en een kopie van een Portugese residentcard van belanghebbende die is verstrekt op 21 juli 2020. Deze stukken zijn gelijktijdig met de uitspraak doorgestuurd naar de inspecteur.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Belanghebbende staat in de Basisregistratie Personen met ingang van 7 maart 2000 ingeschreven in Portugal. Sinds 27 november 2000 staat belanghebbende ingeschreven op het adres [adres] in [plaats 1] (Portugal). Vóór 7 maart 2000 stond belanghebbende ingeschreven op adressen in [plaats 3] respectievelijk [plaats 4] . Belanghebbende doet sindsdien aangifte als buitenlandse belastingplichtige.

2.2.

[A] B.V. (hierna: de BV) is bij akte van 29 augustus 1991 opgericht als een besloten vennootschap naar Nederlands recht. Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van de BV.

2.3.

Tussen de BV en belanghebbende bestaan diverse financiële verhoudingen. Zo zijn belanghebbende en de BV in 1998 overeengekomen dat aan belanghebbende pensioenrechten worden toegekend. Op 12 juni 2000 heeft de BV aan belanghebbende een lening verstrekt van € 750.000 met ingang van 31 december 2000. De leningsovereenkomst is volgens de tekst daarvan in [plaats 3] gesloten. Verder vermeldt de leningsovereenkomst van 12 juni 2000 dat het rentepercentage 5% per jaar bedraagt en dat vanaf 2006 jaarlijks € 30.000 wordt afgelost. Ter zekerheid van de vordering voor de BV heeft belanghebbende een positieve en negatieve hypotheekverklaring afgegeven op zijn onroerend goed in [plaats 1] . Per 31 december 2012 is op deze leningsovereenkomst € 125.000 afgelost.

2.4.

Op 1 januari 2003 heeft de BV wederom een geldlening verstrekt aan belanghebbende. De hoogte van de geldlening bedraagt € 250.000. Van deze geldlening is geen schriftelijke overeenkomst opgemaakt.

2.5.

De BV heeft verder een vordering in rekening-courant op belanghebbende. De hoogte van deze vordering bedraagt per 31 december 2011 € 163.890, per 31 december 2012 € 171.219, per 31 december 2013 € 165.577 en per 31 december 2014 € 161.740. Ook van deze rekening-courantverhouding is geen overeenkomst opgemaakt.

2.6.

Naast de hiervoor genoemde pensioenverplichting en vorderingen bezit de BV in de jaren 2012 tot en met 2014 20% van de aandelen van een in Nederland gevestigde vennootschap. Deze aandelen staan per 31 december 2014 op de balans voor € 1. Het opgeofferde bedrag is € 4.800.

2.7.

Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren als buitenlandse belastingplichtige aangifte IB gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.000. Dit bedrag betreft een door de BV toegekend loon. De inspecteur heeft aanslagen IB opgelegd conform de ingediende aangiften.

2.8.

In verband met de controle van de aangifte vennootschapsbelasting 2012 van de BV heeft de inspecteur informatie opgevraagd over de geldleningen. De BV heeft de verschuldigde rente bijgeschreven in de rekening-courantverhouding met belanghebbende. In de onderhavige jaren is deze rente echter ten laste van het resultaat van de BV gebracht doordat de BV een voorziening heeft gevormd.

2.9.

De inspecteur leidt uit de geleverde informatie af dat belanghebbende geen rente en aflossing heeft betaald op de geldleningen en geen rente op de rekening-courantverhouding, hoewel hij zich daartoe had verplicht. De inspecteur heeft de vorming van de voorziening door de BV gecorrigeerd. Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen IB opgelegd over de jaren 2011 tot en met 2014. Deze navorderingsaanslagen zijn opgelegd naar de volgende bedragen:

Jaar

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Belasting

Rentebeschikking

2011

€ 79.611

€ 7.962

€ 1.341

2012

€ 86.631

€ 8.664

€ 1.144

2013

€ 72.094

€ 7.210

€ 717

2014

€ 72.109

€ 7.211

€ 429

2.10.

Begin 2018 heeft de inspecteur verzocht om inlichtingen bij de Portugese autoriteiten ten aanzien van belanghebbende en de BV. Het antwoord van de Portugese autoriteiten luidt als volgt:

“Question 1 to 4.

The entity (…) [hof: de BV] is not registered in our data base. Therefore, there is no information concerning this taxpayer, neither any tax return or assessments

Question 5: According to our internal law, companies are always obliged to fulfill the tax return for IRC (Corporate Income Tax), even when they do not have any activity (null report).

(…) [hof: belanghebbende]

6. The taxpayer is registered as tax resident in Portugal since 01/03/2005. with address in [adres] [plaats 1] .

7., 8. and 9 - No. because the Portuguese tax authorities are not aware of any income obtained by the taxpayer. Therefore our tax administration did not issue any assessment in IRS (Personal Income Tax)

However, the taxpayer submitted tax returns for the tax years 2004. 2005 and 2006, with income from capital (dividends and interest) obtained in the Netherlands in the amounts of € 3.300,64, € 628.08 and € 684,00, respectively.

10. According to our internal law (IRS code), in case there is no income, the taxpayers are not obliged to submit the tax return.”.

2.11.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen IB 2012 tot en met 2014 gehandhaafd. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB 2011 heeft de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB 2011 ook aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.

2.12.

De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen IB 2012 tot en met 2014 vernietigd. De rechtbank heeft de inspecteur gelast om de navorderingsaanslag IB 2011 te vernietigen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de volgende vragen:

I: Is belanghebbende voor de eventuele uitdelingen door de BV belastingplichtig in Nederland?

II: Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen de eventuele uitdelingen terecht in aanmerking genomen?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank en tot een vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Gronden

5 Beslissing