Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1617, 200.272.369_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1617, 200.272.369_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 juni 2021
Datum publicatie
13 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1617
Zaaknummer
200.272.369_01

Inhoudsindicatie

De Ontvanger verlangt schadevergoeding voor gemiste belastingen doordat facturen ten onrechte van en naar G-rekeningen werden betaald. Hoger beroep van ECLI:NL:RBLIM:2019:6526.

Uitspraak

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.272.369/01

arrest van 1 juni 2021

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Kadri Bouw en Stuc B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellant,

hierna: Kadri,

advocaat: mr. T.G.M. Scheers te Herten, gemeente Roermond,

tegen

de Ontvanger van de Belastingdienst (Venlo),

(mede) kantoorhoudend te Venlo,

geïntimeerde,

hierna: de Ontvanger,

advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam,

op het bij dagvaardingsexploot van 10 oktober 2019 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen vonnis van 17 juli 2019 tussen de Ontvanger als eiser en Kadri als gedaagde.

1 Het geding in eerste aanleg (nummer 7336436\CV EXPL 18-7717)

Hiervoor verwijst het hof naar voornoemd vonnis.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het voornoemde dagvaardingsexploot van Kadri met een productie;

-

de memorie van grieven van Kadri met een productie;

-

de memorie van antwoord van de Ontvanger met producties.

2.2

Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de voornoemde stukken en die van de eerste aanleg.

3 De beoordeling

Enkele relevante feiten

3.1.1

In hoger beroep gaat het in hoofdlijn om het volgende.

3.1.2

Power Personeelsdiensten B.V. (hierna: Power Personeelsdiensten) en Kadri hebben ieder als rekeninghouder naast een reguliere bankrekening ook een zogenoemde G-rekening bij een bank, welke geblokkeerde rekening is bestemd voor betalingen van verschuldigde loon- en omzetbelastingen en sociale verzekeringspremies aan de Belastingdienst en waarvan de saldi zijn verpand aan de Ontvanger.

3.1.3

Kadri heeft in opdracht van Power Personeelsdiensten verbouwingswerk verricht. Bij de facturen van 23 juli 2013 en 18 april 2014 heeft Kadri daarvoor in totaal € 20.000,-- aan Power Personeelsdiensten in rekening gebracht, welke facturen ook aangaven dat de betalingen niet naar haar G-rekening maar naar haar reguliere bankrekening moesten plaatsvinden. In de periode van 23 juli 2013 tot en met 2 september 2013 heeft Power Personeelsdiensten die gefactureerde € 20.000,-- (door vier overmakingen) voldaan vanaf haar G-rekening naar de G-rekening van Kadri.

3.1.3

Power Personeelsdiensten heeft in september 2016 haar bedrijfsactiviteiten gestaakt en is na ontbinding (door de Kamer van Koophandel) en liquidatie per 12 oktober 2018 opgehouden te bestaan. Power Personeelsdiensten biedt geen verhaal voor haar onherroepelijke belastingschuld van meer dan € 20.000,--, nog te vermeerderen met rente en kosten.

3.1.4

Bij onderzoek naar de G-rekening van Power Personeelsdiensten is de Belastingdienst gestuit op de (door vier deelbetalingen) naar de G-rekening van Kadri overgemaakte € 20.000,--. Bij brief van 12 januari 2017 heeft de Ontvanger aan Kadri verzocht om die € 20.000,-- terug te storten naar de G-rekening van Power Personeelsdiensten:

“zodat de Ontvanger zijn pandrecht kan uitoefenen.”

Kadri heeft dat bedrag niet teruggestort.

Relevante vordering en beslissing uit de eerste aanleg

3.2

In dit door de Ontvanger met de dagvaarding van 22 oktober 2018 ingeleide geding heeft de kantonrechter bij het beroepen vonnis Kadri veroordeeld tot betaling van, samengevat, € 20.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 juni 2017 en tot betaling van de op € 1.687,-- begrote proceskosten van de Ontvanger.

Vordering(en) in hoger beroep

3.3

In beroep formuleert Kadri vier grieven en concludeert Kadri in de kern dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en (alsnog) de vordering van de Ontvanger zal afwijzen, met veroordeling van de Ontvanger in de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep.

3.4

Onder weerspreking van het beroep concludeert de Ontvanger in hoofdlijn dat het hof het beroepen vonnis zal bekrachtigen en Kadri zal veroordelen in de proceskosten van het beroep.

Geschil en partijdebat in beroep

3.5

De Ontvanger vordert betaling van € 20.000,-- als schadehoofdsom. De Ontvanger legt daaraan in de kern ten grondslag dat Kadri wanprestatie heeft gepleegd door die (in vier deelbetalingen) vanaf de G-rekening van Power Personeelsdiensten op haar G-rekening ontvangen hoofdsom in strijd met haar eigen contractuele -uit artikel 9 van de G-rekeningovereenkomst voortvloeiende- terugstortverplichting niet onmiddellijk terug te storten. Ook meent de Ontvanger dat Kadri onrechtmatig heeft geprofiteerd van eenzelfde wanprestatie van Power Personeelsdiensten door de ongeoorloofde betaling vanaf de G-rekening van Power Personeelsdiensten bewust te behouden en zo aan het pandrecht van de Ontvanger te onttrekken.

3.6

De grieven van Kadri lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Door haar grieven voert Kadri in hoofdlijn het verweer dat Power Personeelsdiensten met de bewuste overmaking(en) van totaal € 20.000,-- heeft voldaan aan haar betaalplicht voor het door Kadri verrichte verbouwingswerk. Bovendien had Kadri dat bedrag alleen moeten terugstorten voor zover haar redelijkerwijs duidelijk was dat de schade aan openstaande loon- en omzetbelasting niet (meer) bij Power Personeelsdiensten te verhalen was, maar ten tijde van de ontvangst(en) in 2013 kon en hoefde Kadri er niet van uit te gaan dat de Belastingdienst daardoor benadeeld werd. Dat Kadri door een fout van Power Personeelsdiensten de belastingschuld van Power Personeelsdiensten zou moeten betalen en zelf met onbetaalde rekeningen zou blijven zitten, acht Kadri onredelijk en risicovol, mede omdat het tot haar faillissement zou kunnen leiden. Volgens Kadri mag de Ontvanger haar na drie jaar ook niet meer aanspreken op de onjuistheid van de bewuste betalingen en is het op haar G-rekening gestorte bedrag bij gebreke van een deblokkeringsverzoek ook volledig door de Ontvanger ontvangen doordat het is aangewend voor de betaling van belastingschulden. Voor zover er toch een terugstortingsplicht voor Kadri zou bestaan, kan deze volgens Kadri hooguit zien op (de met de tweede tot en met vierde deelbetaling overgemaakte) € 13.000,--.

3.7

De tussen rekeninghouder Kadri, de Ontvanger en kredietinstelling Rabobank opgemaakte en ondertekende G-rekeningovereenkomst vermeldt:

“(…) Overwegende

(…)

- dat de rekeninghouder bij de kredietinstelling een rekening wenst te openen, waarvan de saldi (…) bestemd zijn voor betalingen als bedoeld in de artikelen 34, derde lid en 35, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;

- dat het (…) noodzakelijk is dat de saldi noch door middel van verrekening, noch door middel van beslag, noch anderszins, zullen kunnen worden gebruikt voor andere betalingen dan vorenbedoeld;

- dat het in verband met het vorenstaande noodzakelijk is dat de saldi van de rekening worden verpand aan de ontvanger.

Zijn overeengekomen als volgt:

1. De rekeninghouder opent hierbij een geblokkeerde rekening (g-rekening) bij de kredietinstelling (…)

(…)

9. De rekeninghouder verplicht zich hierbij tegenover de ontvanger om in het geval dat op zijn g-rekening vanaf een andere g-rekening een bedrag wordt gestort dat geen betrekking heeft op aanneming van werk in de zin van de artikelen 35 en 35a van de Invorderingswet 1990 of op het aan derden ter beschikking stellen van werknemers in de zin van artikel 34 van de Invorderingswet 1990, dit bedrag onmiddellijk terug te storten op de g-rekening van de storter, opdat de ontvanger op dit bedrag jegens de storter zijn pandrecht kan doen gelden. Indien dit laatste niet of niet meer mogelijk is omdat de storter inmiddels in staat van faillissement is verklaard, aan hem surseance van betaling is verleend dan wel ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, verplicht de rekeninghouder zich om (…) dit bedrag onder vermelding van de herkomst over te maken aan de ontvanger.

(…)”

Hieruit volgt, kort samengevat, dat Kadri op grond van het hiervoor geciteerde artikel 9 alle van een andere G-rekening op haar eigen G-rekening ontvangen betalingen die niet zien op de voldoening van loon- en omzetbelastingen of sociale verzekeringspremies met betrekking tot aangenomen werk, moet terugstorten of overmaken aan de Ontvanger.

Kadri bestrijdt ook niet de overweging van de kantonrechter dat:

“Van Kadri mag als ondernemer die gebruik maakt van een G-rekening worden verwacht dat zij op de hoogte is van de regels die hiervoor gelden. Gelet op de uitdrukkelijke facturering € 0,00 op de G-rekening was wel duidelijk dat de overboeking van in totaal € 20.000,00 van de G-rekening van Power Personeelsdiensten naar de G-rekening van Kadri niet regelmatig was. Ingevolge de G-rekening overeenkomst was Kadri gehouden het bedrag terug te storten.”

Vast staat dat de van de G-rekening van Power Personeelsdiensten (door vier deelbetalingen) naar de G-rekening van Kadri overmaakte € 20.000,-- niet ziet op de voldoening van loon- en omzetbelastingen of sociale verzekeringspremies. Kadri had op de bewuste facturen zelf ook nadrukkelijk aangegeven dat deze niet op haar G-rekening maar op haar reguliere bankrekening moesten worden betaald. Nu bovendien vast staat dat Kadri die € 20.000,-- toch niet heeft teruggestort of overgemaakt aan de Ontvanger, maakt reeds dit alles dat Kadri tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele terugstortplicht. Deze tekortkoming verplicht Kadri tot vergoeding van de schade die de Ontvanger daardoor lijdt.

3.8

Omdat de door de Ontvanger aan haar vordering ten grondslag gelegde wanprestatie al tot schadevergoeding verplicht, behoeft de daaraan mede ten grondslag gelegde onrechtmatige daad geen nader onderzoek meer. De hierop betrekking hebbende verweren van Kadri (zoals bijvoorbeeld de ingeroepen onvoorzienbaarheid van de benadeling van de Ontvanger en HR 27 september 2013 ECLI:NL:HR:2019:CA1736) ) kunnen dan ook niet aan haar verplichting tot schadevergoeding afdoen en verder onbesproken blijven. Of en in hoeverre sprake is van daadwerkelijk te vergoeden schade, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.

3.9

Onvoldoende gesteld of gebleken is dat de vordering tot vergoeding van schade zou zijn verjaard of dat het recht op schadevergoeding zou zijn vervallen of verwerkt. Het door Kadri in dit verband ingeroepen tijdverloop van ruim drie jaar is hiervoor niet toereikend.

Ook het door Kadri gevoerde verweer dat de Ontvanger haar onderzoeksbevoegdheid zou hebben misbruikt, mist doel. De Ontvanger was op grond van de artikelen 58 en 62 van de Invorderingswet 1990 immers bevoegd tot het doen van invorderingsonderzoek, terwijl artikel 8 van de Uitvoeringsregeling inleners, keten- en opdrachtgeversaansprakelijkheid 2004 de Ontvanger een actiebevoegdheid gaf om onjuist gebruik van de G-rekening ongedaan te maken of te compenseren, zowel (in dit geval) bij Power Personeelsdiensten als bij Kadri.

Ook de door Kadri aan de Ontvanger verweten schending van artikel 13 van de G-rekeningovereenkomst baat haar niet. Anders dan Kadri meent, legt dat artikel geen verplichting op de Ontvanger om Kadri in voorkomend geval te informeren over haar G-rekening, maar op de Rabobank om de Ontvanger daarover te informeren. Dat artikel bepaalt immers:

“De kredietinstelling zal de ontvanger op een afzonderlijke tussen hen overeen te komen wijze regelmatig op de hoogte houden van alle gegevens die op de g-rekening betrekking hebben. De rekeninghouder verklaart zich met deze gegevensuitwisseling akkoord.”

Bovendien is het in eerste instantie aan Kadri als rekeninghouder zelf om zich op de hoogte te stellen van eventuele bijzonderheden op haar eigen G-rekening.

3.10

Zonder de tekortkoming had Kadri de bewuste € 20.000,-- teruggestort op de G-rekening van Power Personeelsdiensten en had de Ontvanger zich via haar pandrecht op het daardoor ontstane saldo van die G-rekening kunnen verhalen voor de door Power Personeelsdiensten verschuldigde belastingen.

Kadri stelt dat de Ontvanger het bewuste bedrag ondanks die tekortkoming toch heeft ontvangen, maar de Ontvanger heeft het bewuste bedrag nu ontvangen voor door Kadri verschuldigde belastingen en niet voor door Power Personeelsdiensten verschuldigde belastingen. Bij terugstorting door Kadri had de Ontvanger in zoverre door Power Personeelsdiensten verschuldigde belastingen ontvangen die zij nu misloopt, terwijl Kadri de door haar verschuldigde belastingen dan ook (nog) gewoon aan de Ontvanger had moeten voldoen.

Dat Kadri op grond van het verrichte verbouwingswerk recht had op betaling van € 20.000,-- door Power Personeelsdiensten, laat onverlet dat de Ontvanger door de tekortkoming van Kadri in totaal € 20.000,-- aan door Power Personeelsdiensten verschuldigde belastingen is misgelopen.

Voor zover Kadri suggereert dat zij bij terugstorting met een oninbare vordering op Power Personeelsdiensten zou zijn blijven zitten en dan mogelijk zelfs failliet zou zijn gegaan, volstaat Kadri slechts met een (te) algemene bewering. Bovendien kan dat er (zelfs bij juistheid) niet aan afdoen dat de Ontvanger als gevolg van de tekortkoming van Kadri in totaal € 20.000,-- aan door Power Personeelsdiensten verschuldigde belastingen is misgelopen.

De door De Ontvanger gevorderde schadehoofdsom van € 20.000,-- is dus toewijsbaar.

3.11

Het hof passeert het bewijsaanbod van Kadri omdat het geen concrete feiten betreft die het hof tot een ander oordeel kunnen leiden.

Slotsom

3.12

Alles bij elkaar concludeert het hof dat het beroep niet slaagt en dat het beroepen vonnis moet worden bekrachtigd. Wat partijen verder nog aanvoeren, kan hieraan niet afdoen. Het hof zal de in beroep (overwegend) in het ongelijk te stellen Kadri in de proceskosten ervan veroordelen en de (onweersproken) uitvoerbaarverklaring bij voorraad verklaren uitspreken. Het hof beslist als volgt.

4 De uitspraak