Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1677, 19/00403

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1677, 19/00403

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 juni 2021
Datum publicatie
23 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1677
Zaaknummer
19/00403

Inhoudsindicatie

Het hof oordeelt dat de aanslag naar een juist bedrag is opgelegd, en dat de verzuimboete terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Niet in geschil was dat de inspecteur belanghebbende ten onrechte niet had gehoord voordat op het bezwaar werd beslist. Hiertoe is belanghebbende middels een judiciële lus alsnog in de gelegenheid gesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00403

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 juli 2019, zoals verbeterd bij hersteluitspraak van 19 augustus 2019, nummer BRE 18/659 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 9 september 2017 een ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd naar een belastbare winst van € 1.000 en een belastbaar bedrag van € 0. Tevens is bij beschikking een boete van € 2.639 opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft op 17 oktober 2017 bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft op 17 januari 2018 bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft op 31 januari 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar bij de rechtbank. De rechtbank heeft van belanghebbende een griffierecht geheven van € 338. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de bezwaren ongegrond verklaard en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

1.4.

Belanghebbende heeft op 14 augustus 2019 tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Daar is verschenen namens de inspecteur, [inspecteur] . Voor de zitting heeft belanghebbende laten weten dat namens haar niemand zal verschijnen.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting de behandeling geschorst en bij tussenuitspraken de inspecteur door middel van de bestuurlijke lus in de gelegenheid gesteld om belanghebbende alsnog uit te nodigen voor een hoorgesprek en te horen.

1.8.

De inspecteur heeft medegedeeld op welke wijze het gebrek is hersteld. Belanghebbende heeft haar zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.9.

Het hof heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

De inspecteur heeft belanghebbende op 1 maart 2016 uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) over het jaar 2015. Belanghebbende heeft op grond van de beconregeling uitstel tot het doen van aangifte gekregen tot 1 mei 2017.

2.2.

Belanghebbende heeft niet tijdig aangifte gedaan. De inspecteur heeft om deze reden op 31 mei 2017 aan belanghebbende een herinnering voor het doen van aangifte Vpb verstuurd met als uiterste reactiedatum 15 juni 2017. De inspecteur heeft, na het verstrijken van deze termijn zonder reactie, op 30 juni 2017 een aanmaning tot het doen van aangifte Vpb verstuurd met als uiterste reactiedatum 14 juli 2017. In deze aanmaning heeft de inspecteur ook aangekondigd dat hij wegens het niet-tijdig indienen van de aangifte Vpb een verzuimboete aan belanghebbende kan opleggen.

2.3.

Belanghebbende heeft ook na het verlopen van de bij de aanmaning gegeven uiterste reactiedatum geen aangifte Vpb ingediend. De inspecteur heeft om deze reden op 9 september 2017 ambtshalve de aanslag opgelegd. Tevens heeft de inspecteur gelijktijdig de verzuimboete opgelegd.

2.4.

In haar bezwaarschrift met dagtekening 17 oktober 2017 heeft belanghebbende verzocht om te worden gehoord. De inspecteur heeft in zijn brieven met dagtekening 15 november 2017 en 18 december 2017 belanghebbende verzocht om de gronden van bezwaar aan te vullen. Belanghebbende heeft op 12 december 2017 haar gronden van bezwaar aangevuld en wederom herhaald dat zij gehoord wenst te worden. Deze brief heeft de inspecteur pas op 11 april 2019, bij de aanvulling van het beroep, bereikt. De inspecteur heeft op 9 en 11 januari 2018 telefonisch contact gezocht met de gemachtigde van belanghebbende, omdat hij de voornoemde gronden nog niet had ontvangen. De gemachtigde heeft niet gereageerd op de telefonische verzoeken van de inspecteur, ondanks zijn toezegging dat hij terug zou bellen. Bij het doen van uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbende niet gehoord.

2.5.

De inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek dat was gepland op 18 november 2020. Belanghebbende heeft besloten om niet naar de hoorzitting te gaan.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de aanslag naar een juist bedrag is opgelegd en of de verzuimboete terecht en tot een juist bedrag is opgelegd. Niet in geschil is dat de inspecteur belanghebbende ten onrechte niet heeft gehoord voordat op het bezwaar werd beslist.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing