Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-08-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2557, 20/00161

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-08-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2557, 20/00161

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 augustus 2021
Datum publicatie
1 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2557
Zaaknummer
20/00161
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 7

Inhoudsindicatie

Procedure na verwijzing Hoge Raad 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:330.

Belanghebbende is lid en medebestuurder van twee coöperaties. Hij heeft van beide coöperaties vergoedingen ontvangen voor het jegens elk van de coöperaties verrichten van werkzaamheden. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende die vergoeding in de hoedanigheid van ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet OB 1968 heeft ontvangen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00161

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de rechtbank) van 27 december 2016, nummer AWB 16/2503 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2012 opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, het geding verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (het hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest en de Staatssecretaris van Financiën opgedragen aan belanghebbende te vergoeden het griffierecht dat belanghebbende voor de behandeling van het beroep in cassatie heeft betaald van € 253 (hierna: het verwijzingsarrest).1

1.6.

De inspecteur heeft naar aanleiding van het verwijzingsarrest een conclusie ingediend. Belanghebbende heeft ook een conclusie naar aanleiding van het verwijzingsarrest ingediend en heeft ook gereageerd op de conclusie van de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2021 in ’s-Hertogenbosch door middel van een tweezijdig audiovisueel elektronisch communicatiemiddel, te weten ‘Skype for Business’. Deelgenomen hebben belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is van beroep administratieconsulent en belastingadviseur.

2.2.

Belanghebbende is lid en medebestuurder van twee coöperaties (hierna samen: de coöperaties), namelijk [coöperatie 1] (hierna: [coöperatie 1] ) en [coöperatie 2] (hierna: [coöperatie 2] ). Elk van de coöperaties wordt voor de heffing van omzetbelasting aangemerkt als ondernemer. De coöperaties contracteren elk voor zich met derden (hierna: de cliënten) voor het verrichten van werkzaamheden die door onder andere belanghebbende worden uitgevoerd. De coöperaties reiken aan de cliënten facturen uit voor de werkzaamheden die in overeenstemming met die contracten zijn verricht. Belanghebbende ontvangt van elk van de coöperaties een vergoeding voor de werkzaamheden die hij in het kader van deze contracten namens de coöperaties voor de cliënten heeft uitgevoerd.

2.3.

Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met betrekking tot deze werkzaamheden moet worden aangemerkt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), omdat hij als vrije-beroepsbeoefenaar zelfstandig een bedrijf uitoefent. Daarom heeft belanghebbende zich met ingang van 1 januari 2009 onder de naam ‘ [bedrijf] ’ (hierna: [bedrijf] ) als eenmanszaak doen inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Vanaf 1 januari 2009 voert belanghebbende nog steeds de hiervoor in 2.2 bedoelde werkzaamheden uit voor de cliënten. Hij heeft de hem toekomende vergoedingen voor het verrichten van deze werkzaamheden aan de coöperaties in rekening gebracht door middel van het uitreiken van facturen. Belanghebbende heeft onder de naam [bedrijf] aan [coöperatie 1] maandelijks € 2.500 in rekening gebracht en aan [coöperatie 2] € 400 in rekening gebracht voor elke voor de cliënten opgerichte coöperatie. Op deze facturen heeft belanghebbende steeds omzetbelasting vermeld. Op alle facturen aan beide coöperaties was de tekst ‘voorlopige termijn’ vermeld. Op de maandelijkse facturen van belanghebbende aan [coöperatie 1] in 2011 is telkens de volgende tekst vermeld:

‘Voor [coöperatie 1] [woonplaats] verrichte werkzaamheden op het terrein van Administratieve, Fiscale en Juridische Diensten over de periode 1 [hof: maand x] 2011 tot en met [hof: dag-maand x] 2011, volgens urenspecificatie per opdrachtgever in de [A] aangegeven, zijnde een voorlopige termijn ad. € 2.500,00, BTW 19% € 475,00, Factuurtotaal € 2.975,00.’.

2.4.

Belanghebbende heeft in de onderhavige periode (2009 tot en met 2012) geen andere inkomsten genoten dan de hiervoor in 2.3 bedoelde inkomsten. Hij heeft in die periode de omzetbelasting, vermeld op de door hem uitgereikte facturen, ten dele op aangifte voldaan. De in dezelfde periode aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting heeft hij in aftrek gebracht.

2.5.

De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Dit is aangevangen op 5 maart 2012. Van het boekenonderzoek is op 29 oktober 2012 een rapport opgesteld. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet kan worden aangemerkt.

2.6.

De inspecteur heeft op 27 november 2012 de naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Deze naheffingsaanslag is voor een bedrag van € 5.273 gegrond op artikel 37 van de Wet en voor een bedrag van € 7.795 op een correctie van in aftrek gebrachte omzetbelasting.

2.7.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard en het geding verwezen naar het hof.

2.8.

Belanghebbende heeft ook geprocedeerd tegen belastingaanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2010, waarbij de kwalificatie van de uit de coöperaties genoten inkomsten in geschil was. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden2 heeft de volgende, voor zover hier van belang, vaststaande feiten vastgesteld, waarbij voor [B] UA moet worden gelezen: [coöperatie 1] en voor [D] UA: [coöperatie 2] :

‘2.2. Belanghebbende is middellijk of onmiddellijk lid van onder meer de volgende coöperaties:

- Coöperatieve vereniging [B] UA (hierna [B] UA). Leden voor wat betreft zeggenschap: belanghebbende (33,33%), [C] (hierna: [C] ) (33,33%) en wijlen de echtgenote van belanghebbende (33,33%). [B] UA verzorgt fiscale aangiften, verwerkt administraties en verricht accountantswerkzaamheden.

- Coöperatieve vereniging [D] UA (hierna: [D] UA). Bestuurders en leden: belanghebbende (50%) en [C] (50%). [D] UA verzorgt fiscale en juridische adviezen, richt coöperaties op en verkoopt manuals omtrent coöperaties. Onder deze coöperatie hangt het “ [E] ” waarmee belanghebbende actief is.

(…)

2.4.

Belanghebbende heeft als bestuurder van [B] UA en [D] UA werkzaamheden verricht. De bestuurderswerkzaamheden voor [B] UA, waarin 12 tot 14 personen werkzaam zijn, omvatten onder meer de personeelswerkzaamheden, het voeren van besprekingen over klantinhoudelijke zaken en de exploitatie van het bedrijf. De bestuurder draagt de verantwoordelijkheden die samen gaan met de bestuursfunctie. Deze werkzaamheden heeft belanghebbende onbezoldigd verricht voor de coöperaties.

2.5.

Belanghebbende heeft op 5 januari 2001 met als ingangsdatum 1 januari 2001 een Akte Dienstverlening gesloten met [D] UA. Daarin is belanghebbende als opdrachtnemer het volgende met [D] UA als opdrachtgever overeengekomen:

Partijen verklaren de navolgende overeenkomst van opdracht aan te gaan:

Artikel 1: Adviseurstaken

1. Opdrachtgever geeft hierbij opdracht aan opdrachtnemer om werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de medeopdrachtgevers in casu cliënten die door bemiddeling van de opdrachtgever opdracht geven aan de opdrachtnemer, bestaande uit het verrichten van diensten zoals het ontwerpen en ontwikkelen van de [E], het geven van lezingen en presentaties, verstrekken van adviezen in de ruimste zin en in voorkomende gevallen optreden als gemachtigde, welke opdracht opdrachtnemer hierbij aanvaardt. De voormelde diensten betreffen voornamelijk diensten aan het [E] project.

2. Opdrachtnemer aanvaardt eveneens de opdracht tot het verlenen van bestuurstaken in het belang van de (mede)opdrachtgevers in casu van de cliënten welke aan de coöperatie verbonden zijn.

3. Voor de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van deze overeenkomst, zal opdrachtnemer zich zo veel als nodig aan opdrachtgever ter beschikking stellen.

(…)

Artikel 4: Vergoeding

1. De door opdrachtgever verschuldigde vergoeding voor de uitvoering van deze opdracht dient door partijen jaarlijks nader te worden bepaald. (…)

2. De vergoeding wordt maandelijks bij achterafbetaling op factuurbasis aan opdrachtnemer voldaan. Opdrachtgever voldoet de declaratie binnen 30 dagen na ontvangst, (…)

3. De vergoeding ingevolge dit artikel is niet (langer) verschuldigd, indien en zodra opdrachtnemer gedurende een aaneengesloten periode van 3 maand(en) geen uitvoering (meer) geeft aan deze overeenkomst. Indien echter opdrachtnemer geen uitvoering (meer) kan geven aan deze overeenkomst ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, is opdrachtgever de vergoeding ingevolge dit artikel niet (meer) verschuldigd, indien en zodra deze arbeidsongeschiktheid een aaneengesloten periode van meer dan 3 maanden heeft geduurd. (…)

Artikel 5: Exoneratie

1. Opdrachtnemer is jegens opdrachtgever uitdrukkelijk zelf aansprakelijk voor schade die tijdens de uitvoering van de opdracht aan opdrachtgever dan wel aan een cliënt zal worden toegebracht door opdrachtnemer (…).

2. (…)

3. De opdrachtnemer kan deelnemen in de beroepsaansprakelijkheidsverzekering als persoon en in casu als zelfstandige beroepsbeoefenaar.

(…)

Artikel 7: Non-concurrentie

1. Het is opdrachtnemer, zonder toestemming van opdrachtgever gedurende de looptijd van deze overeenkomst en gedurende een periode van 3 jaar na het einde daarvan verboden om, direct of indirect in enigerlei vorm een bedrijf dat zich richt op de administratieve, fiscale, fiscaal-juridische, juridische, en coöperatie dienstverlening te vestigen (…) hetzij activiteiten op voornoemd gebied te ontwikkelen. (…)

(…)

Artikel 9: Verklaring arbeidsrelatie

1. Het is aan opdrachtnemer om te beschikken over een verklaring VAR-Arbeidsrelatie, zodat over de door opdrachtgever aan opdrachtnemer te betalen vergoeding geen belasting verschuldigd is in casus loonbelasting en/of premies werknemersverzekeringen behoeven te worden afgedragen.”

2.6.

Belanghebbende heeft op 15 januari 2004 met als ingangsdatum 1 januari 2004 een overeenkomst van dienstverlening gesloten met [B] UA. Daarin is belanghebbende als opdrachtnemer het volgende met [B] UA als opdrachtgever overeengekomen:

Partijen verklaren de navolgende overeenkomst van opdracht aan te gaan:

Artikel 1: Adviseurstaken

1. Opdrachtgever geeft hierbij opdracht aan opdrachtnemer om werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de medeopdrachtgevers in casu cliënten die door bemiddeling van de opdrachtgever opdracht geven aan de opdrachtnemer, bestaande uit het verrichten van Administratieve, Fiscale- en Fiscaal-juridische diensten, welke opdracht opdrachtnemer hierbij aanvaardt.

2. Opdrachtnemer aanvaardt eveneens de opdracht tot het verlenen van bestuurstaken in het belang van de (mede)opdrachtgevers in casu van de cliënten welke aan de coöperatie verbonden zijn.

3. Voor de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van deze overeenkomst, zal opdrachtnemer zich zo veel als nodig aan opdrachtgever ter beschikking stellen.

(…)

Artikel 4: Vergoeding

1. De door opdrachtgever verschuldigde vergoeding voor de uitvoering van deze opdracht dient door partijen jaarlijks nader te worden bepaald. (…)

2. De vergoeding wordt maandelijks bij achterafbetaling op factuurbasis aan opdrachtnemer voldaan. Opdrachtgever voldoet de declaratie binnen 30 dagen na ontvangst, (…)

3. De vergoeding ingevolge dit artikel is niet (langer) verschuldigd, indien en zodra opdrachtnemer gedurende een aaneengesloten periode van 3 maand(en) geen uitvoering (meer) geeft aan deze overeenkomst. Indien echter opdrachtnemer geen uitvoering (meer) kan geven aan deze overeenkomst ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, is opdrachtgever de vergoeding ingevolge dit artikel niet (meer) verschuldigd, indien en zodra deze arbeidsongeschiktheid een aaneengesloten periode van meer dan 3 maanden heeft geduurd. (…)

Artikel 5: Exoneratie

1. Opdrachtnemer is jegens opdrachtgever uitdrukkelijk zelf aansprakelijk voor schade die tijdens de uitvoering van de opdracht aan opdrachtgever dan wel aan een cliënt zal worden toegebracht door opdrachtnemer (…).

2. (…)

3. De opdrachtnemer kan deelnemen in de beroepsaansprakelijkheidsverzekering als persoon en in casu als zelfstandig beroepsbeoefenaar.

(…)

Artikel 7: Non-concurrentie

1. Het is opdrachtnemer, zonder toestemming van opdrachtgever gedurende de looptijd van deze overeenkomst en gedurende een periode van 3 jaar na het einde daarvan verboden om, direct of indirect in enigerlei vorm een bedrijf dat zich richt op de administratieve, fiscale, fiscaal-juridische en automatiseringsdienstverlening te vestigen (…) hetzij activiteiten op voornoemd gebied te ontwikkelen. (…)

(…)

Artikel 9: VAR-WUO

1. Het is aan opdrachtnemer om te beschikken over een verklaring VAR-Arbeidsrelatie WUO (…)”

2.8.

Belanghebbende beschikt over een werkruimte op het kantoor van de coöperaties, maar ook over een eigen werkruimte in zijn woning waar hij werkzaamheden verricht en klanten kan ontvangen.

2.9.

De coöperaties registreren de verrichte werkzaamheden (urenverantwoording) en factureren op naam van de desbetreffende coöperatie aan de cliënten. Belanghebbende factureert voor zijn werkzaamheden aan [D] UA en [B] UA. Belanghebbende houdt bij het factureren rekening met de financiële ruimte van de coöperaties.

2.11. (…)

In 2009 en 2010 heeft belanghebbende een vast bedrag van € 2.500 per maand (€ 30.000 per jaar) van [B] UA ontvangen. Belanghebbende ontvangt van [D] UA een vast bedrag van € 400 per geadviseerde coöperatie. Deze betaling heeft betrekking op aan derden verleende bijstand en adviezen inzake de oprichting van coöperaties. Belanghebbende heeft in 2010 € 8.000 van [D] UA ontvangen. Daarnaast heeft belanghebbende in 2010 € 9.870 ontvangen voor overige diensten.

2.12.

Belanghebbende heeft zich met ingang van 1 januari 2009 als eenmanszaak onder de naam [K] Fiscaal & Juridisch Adviesbureau ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De bedrijfsomschrijving luidt: “Administratieve, fiscale en fiscaal-juridische dienstverlening, alsmede advisering inzake financiële, bedrijfseconomische en juridische aangelegenheden voor het MKB”.’.

De Hoge Raad3 heeft het beroep in cassatie tegen deze uitspraak ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende de in 2.3 bedoelde vergoedingen heeft ontvangen voor het jegens elk van de coöperaties verrichten van werkzaamheden in de hoedanigheid van ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 5.273 en evenredige vermindering van de beschikking heffingsrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing