Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-08-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2563, 20/00507 tot en met 20/00510

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-08-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2563, 20/00507 tot en met 20/00510

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 augustus 2021
Datum publicatie
1 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2563
Zaaknummer
20/00507 tot en met 20/00510

Inhoudsindicatie

- De rechtbank heeft ten nadele van belanghebbende een vermoeden aangenomen. Het Hof oordeelt dat de rechtbank de goede procesorde heeft geschonden door belanghebbende niet vóór de uitspraak als voorlopig oordeel mede te delen dat dit vermoeden was gerezen bij de rechtbank en door belanghebbende niet in de gelegenheid te stellen dit vermoeden te ontzenuwen (vgl. HR 25 oktober 2002, 36898, ECLI:NL:HR:2002:AE9354).

- De inspecteur maakt niet aannemelijk dat door of namens belanghebbende om uitstel van het doen van aangifte IB/PV 2012 is verzocht en evenmin dat het door de inspecteur verleende uitstel aan belanghebbende kenbaar is geworden. De navorderingsaanslag 2012 is buiten de navorderingstermijn opgelegd en wordt vernietigd.

- Voor 2013 heeft de inspecteur terecht en tot het juiste bedrag nagevorderd. De vergrijpboete is passend en geboden. Wat betreft de strafmaat rekent het hof belanghebbende zwaar aan dat hij met opzet onjuist aangifte heeft gedaan over 2013, in het bijzonder gelet op het feit dat hij zich in het maatschappelijk verkeer bedrijfsmatig presenteert als fiscalist. Met een dergelijk beroep valt het belanghebbende ernstig te verwijten dat hij gehandeld heeft zoals hij heeft gedaan. Daar bovenop bekleedde belanghebbende ten tijde van het doen van de onjuiste aangifte over 2013 als gemeenteraadslid een voorbeeldfunctie en als zodanig besliste hij over de besteding van middels belastingheffing verkregen publieke middelen. Belanghebbende heeft niet integer gehandeld en hij heeft schade toegebracht aan het aanzien van de lokale politiek.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00507 tot en met 20/00510

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende]

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 augustus 2020, nummers BRE 19/2479 tot en met 19/2482 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2012 en de navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringswet (ZvW) 2012 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en de navorderingsaanslag ZvW 2013 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.4.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.6.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De inspecteur heeft nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2021 in ’s-Hertogenbosch. Voor de zitting heeft de inspecteur laten weten dat hij niet zal verschijnen.

Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbende bij brief van 18 juni 2021, heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 19 juni 2021 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende verrichtte werkzaamheden als fiscalist. Belanghebbende was in de periode 1 juni 2006 tot en met 31 december 2010 in loondienst bij maatschap [maatschap 1] (hierna: [maatschap 1] ). Belanghebbende was van 27 maart 2014 tot 28 maart 2018 lid van de gemeenteraad bij de gemeente [woonplaats] .

2.2.

Belanghebbende is er bij brief van 22 mei 2014 aan herinnerd dat de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 moest worden ingediend. In deze brief staat dat belanghebbende tot 1 mei 2014 uitstel heeft gekregen voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2012.

2.3.

In de systemen van de inspecteur staat vermeld dat belanghebbende op 28 februari 2013 is uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2012 voor 1 april 2013. In die systemen staat ook vermeld dat om uitstel voor het doen van de aangifte IB/PVV 2012 van belanghebbende is verzocht onder beconnummer [beconnummer] met als naam van de houder van dit nummer [maatschap X] . In de systemen staat vermeld dat uitstel is verleend tot 1 mei 2014.

2.4.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2012 op 13 juni 2014 ingediend. De aanslag IB/PVV 2012 is conform de ingediende aangifte opgelegd. Daarbij is het belastbare inkomen uit werk en woning op nihil vastgesteld en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op € 962.

2.5.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2013 op 2 april 2014 ingediend. De aanslag IB/PVV 2013 is conform de ingediende aangifte opgelegd. Daarbij is het belastbare inkomen uit werk en woning op nihil vastgesteld en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op € 1.166.

2.6.

Namens de inspecteur is bij [maatschap en partners] een derdenonderzoek naar belanghebbende verricht. Eén van de vragen van de inspecteur aan [maatschap en partners] inzake [belanghebbende] luidde als volgt:

‘Uit onze gegevens blijkt dat de heer [belanghebbende] gebruik maakt van het beconnummer van [maatschap en partners] ( [beconnummer] ). Is [maatschap 1] hiervan op de hoogte. Weten zij dat dit niet mag. Zo Ja wordt er een vergoeding voor betaald. Voor welke klanten van de heer [belanghebbende] wordt dit beconnummer gebruikt (bewijsstukken opvragen).’

2.7.

Namens de heer [A] is op 3 december 2018 via e-mail het volgende verklaard:

‘In het kader van het derdenonderzoek inzake de heer [belanghebbende] berichten wij u het navolgende namens de heer [A] op de door u gestelde vragen.

De heer [belanghebbende] heeft in een separate maatschap geacteerd ( [maatschap 1] [woonplaats] ).

A) De [maatschap 1] [woonplaats] heeft bestaan t/m 31 oktober 2013. Hierna heeft de heer [belanghebbende] op eigen titel werkzaamheden verricht.

B) De heer [belanghebbende] is niet vertrokken maar de maatschap is per 31 oktober 2013 wegens een verschil aan inzicht met wederzijds goedvinden beëindigd.

C) Er zijn geen afspraken gemaakt. [maatschap 1] ( [plaats] ) en (de overige vennoten van) [maatschap 2] hebben de heer [belanghebbende] aansprakelijk gesteld voor de claims van cliënten welke door toedoen van de heer [belanghebbende] zijn ontstaan.

D) Op 21-1-2013 zijn is er vanaf rekening [rekeningnummer 1] een bedrag overgemaakt van € 9.735.- op de rekening van [belanghebbende] .

Op 21-1-2013 zijn is er vanaf rekening [rekeningnummer 2] een bedrag overgemaakt van € 20.265.- op de rekening van [belanghebbende] .

Wat is dit geweest lening of winstaandeel ?

Dit is een uitbetaling geweest op het winstaandeel van [maatschap 2]

Zijn ervoor of erna nog andere bedragen overgemaakt?

In 2012 is er een uitbetaling geweest op het winstaandeel van [maatschap 2]

geweest van € 4.500.- en € 8.500.-

E) Er is geen contact meer geweest tussen de heer [belanghebbende] en [maatschap 1] [plaats] c.q. de overige vennoten van [maatschap 2] en de heer [belanghebbende]

F) De heer [belanghebbende] voert vanaf 31 oktober 2013 geen werkzaamheden meer uit [maatschap 1] [plaats] c.q. de overige vennoten van [maatschap 2] en de heer [belanghebbende] .

G) Er is bij onze wetenschap geen vordering geweest op de heer [belanghebbende] buiten de onder C genoemde aansprakelijkstelling.

H) Hiervan is [maatschap 1] niet op de hoogte en zal indien blijkt dat de heer [belanghebbende] het Becon nummer in welke uiting dan ook heeft gebruikt gepaste juridische actie op volgen.’

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. of de betreffende navorderingsaanslagen IB/PVV en ZvW over het jaar 2012 tijdig zijn opgelegd omdat voor het doen van aangifte IB/PVV 2012 uitstel is verleend in de zin van artikel 16, lid 3, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR):

II. of de inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning en het bijdrageinkomen voor de jaren 2012 en 2013 terecht en tot het juiste bedrag heeft verhoogd;

III. of de vergrijpboeten terecht aan belanghebbende zijn opgelegd, en zo ja of deze passend en geboden zijn.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing