Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-09-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2832, 20/00715

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-09-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2832, 20/00715

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 september 2021
Datum publicatie
30 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2832
Zaaknummer
20/00715

Inhoudsindicatie

Belanghebbende schrijft een boek en brengt dit in eigen beheer uit. In geschil is of de kosten die met die activiteiten verband houden in 2015 als ondernemingsverlies in aftrek kunnen worden gebracht. In de jaren 2013 tot en met 2015 werden negatieve resultaten behaald, terwijl op grond van de geringe omzet in 2016 aannemelijk is dat ook in dat jaar een negatief resultaat zal worden behaald. Door het ontbreken van een objectieve voordeelsverwachting vormen de activiteiten van belanghebbende in 2015 geen bron van inkomen. Om die reden is het in 2015 behaalde verlies in dat jaar niet aftrekbaar van het inkomen uit werk en woning voor de inkomstenbelasting. De inspecteur handelt niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat niet alleen van belanghebbende maar ook van grote uitgeverijen wordt verlangd dat wordt voldaan aan het criterium ‘redelijkerwijs voordeel te verwachten’. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00715

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 november 2020, nummer BRE 20/222 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend dat door het hof is aangemerkt als conclusie van repliek. De inspecteur heeft afgezien van het indienen van een conclusie van dupliek.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft als gevolg van een TIA sinds 1993 een ziektewet/WAO-uitkering. Van 2007 tot 2013 heeft belanghebbende een onderneming uitgeoefend onder de naam ‘ [de onderneming] ’. De activiteiten bestonden volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel uit het ontwikkelen en produceren van audiocomponenten en het verspreiden van audiokennis. Deze activiteit heeft belanghebbende in 2013 beëindigd. Vanaf 2013 is belanghebbende gestart met zijn bedrijf ‘ [het bedrijf] ’ met als bedrijfsomschrijving ‘ [omschrijving] . Dit d.m.v. een website, facebook, lezingen en contact met media als kranten, tijdschriften, radio en t.v.’.

2.2.

Belanghebbende heeft in december 2014 in het kader van zijn activiteiten een boek uitgebracht in eigen beheer. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende gewerkt aan het verbeteren van zijn boek. Zo heeft hij kosten gemaakt voor het wijzigen van afbeeldingen en vertalingen naar het Engels en het Duits. Van het boek zijn uiteindelijk twee exemplaren verkocht.

2.3.

In zijn aangiften IB/PVV 2013 tot en met 2015 heeft belanghebbende de volgende bedragen aan omzet en winst voor ondernemersaftrek aangegeven:

Jaar

Omzet

Winst voor ondernemersaftrek

2013

€ 0

-/- € 12.130

2014

€ 94

-/- € 25.345

2015

€ 275

-/- € 14.914

Over het jaar 2016 heeft belanghebbende geen winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Uit de aangifte omzetbelasting over dat jaar blijkt een omzet van € 60 en een aanspraak op aftrek van voorbelasting van € 1.866.

2.4.

De inspecteur heeft het geclaimde verlies uit onderneming bij de aanslag IB/PVV 2015 geheel geweigerd omdat volgens de inspecteur de activiteiten van belanghebbende voor toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) geen bron van inkomen vormen. Bij de aanslag is een belastbaar inkomen uit werk en woning in aanmerking genomen van € 39.009. Dit betreft enkel het loon uit vroegere dienstbetrekking van belanghebbende. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.

2.5.

De inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek. Vlak voordat het hoorgesprek zou plaatsvinden, heeft belanghebbende de inspecteur per e-mail bericht dat hij niet zou komen. De inspecteur heeft vervolgens hierover telefonisch contact opgenomen met belanghebbende. De inspecteur heeft uit dit gesprek afgeleid dat belanghebbende ervan af zag gehoord te worden.

2.6.

Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2015 is door de inspecteur afgewezen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de activiteiten van belanghebbende een bron van inkomen vormen en of het negatieve resultaat in aanmerking kan worden genomen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing