Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-10-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2971, 20/00444

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-10-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2971, 20/00444

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 oktober 2021
Datum publicatie
5 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2971
Formele relaties
Zaaknummer
20/00444

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of het recreatieterrein “in hoofdzaak tot woning dient”.

Het hof stelt de waarde van de woondelen van het recreatieterrein, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, in goede justitie, vast op 75% van de WOZ-waarde. Het recreatieterrein dient daarmee in hoofdzaak tot woning. Het hof vernietigt de aanslag OZB(gebruik) en vermindert de aanslag OZB(eigendom) tot een aanslag berekend naar het woningtarief met een heffingsgrondslag van € 4.435.000.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00444

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende 1] , gevestigd te [vestigingsplaats] , en

[belanghebbende 2] , gevestigde te [vestigingsplaats]hierna: belanghebbenden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van25 juni 2020, nummers BRE 18/1838 en BRE 18/1839, in het geding tussen

belanghebbenden

en

de heffingsambtenaar van Sabewa [provincie] ,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan belanghebbende [belanghebbende 1] (hierna: [belanghebbende 1] ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZ-beschikking) en daarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] in [plaats] (hierna het recreatieterrein) vastgesteld. Tevens is aan haar voor het jaar 2017 de aanslag onroerendezaakbelastingen wegens gebruik (hierna: de aanslag OZBG) bekendgemaakt. De voor het jaar 2017 opgelegde aanslag onroerende zaakbelastingen wegens eigendom (hierna: de aanslag OZBE) is door de heffingsambtenaar bekendgemaakt aan belanghebbende [belanghebbende 2] (hierna: [belanghebbende 2] ).

1.2.

Belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep van [belanghebbende 1] is gericht tegen de WOZ-beschikking en tegen de aanslag OZBG (kenmerk BRE 18/1838) en het beroep van [belanghebbende 2] tegen de aanslag OZBE (kenmerk BRE 18/1839).

1.5.

De rechtbank heeft het beroep van [belanghebbende 1] ongegrond verklaard voor zover het ziet op de WOZ-beschikking en gegrond voor zover het de aanslag OZBG betreft. Het beroep van [belanghebbende 2] tegen de aanslag OZBE is ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbenden, bijgestaan door [taxateur 1] (taxateur), alsmede, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] , bijgestaan door [taxateur 2] (taxateur).

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

[belanghebbende 2] is eigenaar (hierna: de eigenaar) en [belanghebbende 1] is gebruiker (hierna: de gebruiker) van het recreatieterrein.

2.2.

Het recreatieterrein bestond in 2017 uit 43 verhuurchalets, 15 verhuurbungalows, 10 groepsaccommodaties, 138 jaarplaatsen, 181 toeristische plaatsen, 57 seizoen plaatsen en een caravanstalling met daarbij diverse voorzieningen waaronder (onder meer) een receptie, een horecagelegenheid, een supermarkt, een wasserette, ruimten voor sport en spel en de zogeheten [animatieclub] (hierna: de voorzieningen).

2.3.

Bij de WOZ-beschikking heeft de heffingsambtenaar de waarde van het recreatieterrein, per waardepeildatum 1 januari 2016 (hierna: de waardepeildatum), voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 4.435.000.

Gelijktijdig met de WOZ-beschikking is aan [belanghebbende 1] de aanslag OZBG en aan [belanghebbende 2] de aanslag OZBE bekendgemaakt. Beide aanslagen zijn gebaseerd op het tarief voor niet-woningen. De aanslag OZBG is onder toepassing van de woondelenvrijstelling opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 3.111.000.

2.4.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.

2.5.

Belanghebbenden hebben in de beroepsfase een taxatierapport overgelegd, dat is opgemaakt op 22 maart 2018 door [taxateur 1] , verbonden aan [kantoornaam] . In dat rapport is de WOZ-waarde van het recreatieterrein per waardepeildatum getaxeerd op een bedrag van € 4.435.000.

2.6.

De heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase eveneens een taxatierapport overgelegd, dat is opgemaakt op 21 april 2018 door [taxateur 2] RT RM. In dat rapport is de WOZ-waarde van het recreatieterrein per waardepeildatum nader getaxeerd op een bedrag van € 5.203.000.

2.7.

De rechtbank heeft het beroep van [belanghebbende 1] ongegrond verklaard voor zover het ziet op de WOZ-beschikking en gegrond voor zover het de aanslag OZBG betreft, waarbij die aanslag is verminderd tot een aanslag berekend naar het niet-woningtarief met een heffingsgrondslag van € 1.463.000.

Het beroep van [belanghebbende 2] tegen de aanslag OZBE is ongegrond verklaard.

2.8.

De hoogte van de WOZ-waarde van € 4.435.000 is in hoger beroep niet in geschil. Het gaat om de aanslagen OZBG en OZBE.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het recreatieterrein “in hoofdzaak tot woning dient” als bedoeld in artikel 220, aanhef en letter a en artikel 220f, aanhef en letters b en c, in samenhang met artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet.

3.2.

Bij een bevestigende beantwoording, zijn partijen het erover eens dat de aanslag OZBE moet worden verminderd tot een aanslag berekend naar het woningtarief met een heffingsgrondslag van € 4.435.000 en dat de aanslag OZBG moet worden vernietigd.

3.3.

Bij een ontkennende beantwoording, zijn partijen het erover eens dat de aanslag OZBE terecht en naar het juiste tarief is opgelegd en is wat betreft de aanslag OZBG de hoogte van de woondelenvrijstelling (artikel 220e Gemeentewet) in geschil.

4 Gronden

5 Beslissing