Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:348, 20/00139

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:348, 20/00139

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 februari 2021
Datum publicatie
2 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:348
Formele relaties
Zaaknummer
20/00139

Inhoudsindicatie

Het hof heeft geoordeeld dat de navorderingaanslag aan belanghebbende terecht is opgelegd. Het nieuwe feit komt voort uit informatie van de echtgenote op verzoek van de inspecteur waarbij de aftrekposten niet volledig aannemelijk zijn gemaakt. Dit heeft geleid tot navordering bij belanghebbende aangezien hij de aftrekposten in aanmerking heeft genomen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00139

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 30 januari 2020, nummer BRE 19/1209 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] ,

en namens de inspecteur [inspecteur] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenote] (hierna: de echtgenote). Zij is belanghebbendes fiscaal partner op grond van artikel 1.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

2.2.

Op 2 april 2017 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2016 ingediend naar een inkomen uit werk en woning, vóór persoonsgebonden aftrek, van € 28.632. Hij heeft daarnaast € 3.604 als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen. Dit bedrag ziet op specifieke zorgkosten. Na vermindering van de persoonsgebonden aftrek bedraagt het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning € 25.028.

2.3.

De echtgenote heeft ook op 2 april 2017 haar aangifte IB/PVV 2016 ingediend. Het aangegeven inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, bedraagt € 6.846. De echtgenote heeft de in 2.2 vermelde specifieke zorgkosten in haar aangifte vermeld maar heeft geen persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen omdat deze bij belanghebbende in aftrek zijn gebracht.

2.4.

Met dagtekening 26 mei 2017 is aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2016 opgelegd. Het belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, is vastgesteld op € 25.028. Dit is conform de aangifte van belanghebbende.

2.5.

Op 3 mei 2018 is aan de echtgenote door de inspecteur een brief verzonden in het kader van een steekproef. Daarbij zijn vragen gesteld over, onder meer, de uitgaven voor specifieke zorgkosten. Op 30 mei 2018 heeft de inspecteur, naar aanleiding van de ontvangen stukken, om meer informatie verzocht.

2.6.

Op 9 juli 2018 heeft de inspecteur het voornemen tot afwijking van de aangifte aan de echtgenote verstuurd. Op 10 juli 2018 heeft de echtgenote meer informatie aan de inspecteur verstrekt.

2.7.

Op 11 juli 2018 heeft de inspecteur aan de echtgenote een brief verzonden betreffende ‘herziening afwijkingen van aangifte’. Daarbij heeft de inspecteur aangegeven van de persoonsgebonden aftrek, zoals vermeld in de aangifte, af te wijken met een correctie van € 1.500 (minder aftrek). Hij heeft in dat verband het volgende vermeld:

“Uw aandeel in aftrekbare ziektekosten in de aangifte was nihil. Uw fiscaal partner heeft al een definitieve aanslag ontvangen. Door bovengenoemde correctie zal de aangifte van uw fiscaal partner ambtshalve worden gecorrigeerd. Dit heeft tot gevolg dat hij een navorderingsaanslag zal ontvangen”.

2.8.

Met dagtekening 4 augustus 2018 is aan belanghebbende de in 2.7 vermelde navorderingsaanslag IB/PVV 2016 opgelegd. Het verzamelinkomen is daarbij vastgesteld op € 26.528. Tevens is bij beschikking € 31 belastingrente in rekening gebracht.

2.9.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslag en de rentebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

3 Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Is er sprake van een nieuw feit in de zin van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)?

-

Heeft de inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel en/of het motiveringsbeginsel geschonden?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot het vernietigen van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de navorderingsaanslag en het toekennen van een proceskostenvergoeding. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing