Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-12-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3634, 19/00702

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-12-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3634, 19/00702

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 december 2021
Datum publicatie
21 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:3634
Formele relaties
Zaaknummer
19/00702

Inhoudsindicatie

De omstandigheid dat aan belanghebbende projectcode 1043 is toegekend, vormt geen aanleiding voor het uitstellen van de zitting. Geschil over tweede voorlopige aanslag IB/PVV 2012. Het verzoek tot herziening van deze voorlopige aanslag is op 26 april 2013 ingediend en allereerst op 7 juni 2017 afgewezen. De definitieve aanslag IB/PVV 2012 is opgelegd voordat het herzieningsverzoek is afgewezen. De behandelingsduur van het herzieningsverzoek levert strijd op met het zorgvuldigheidsbeginsel. Belanghebbende kon hier echter niet het vertrouwen aan ontlenen dat het herzieningsverzoek was toegewezen. De tweede voorlopige aanslag IB/PVV 2012 blijft in stand.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00702

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Duitsland),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) 8 november 2019, nummer BRE 17/6153, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft het verzoek tot herziening van een op 26 april 2013 aan belanghebbende opgelegde voorlopige aanslag IB/PVV 2012 bij voor bezwaar vatbare beschikking van 7 juni 2017 afgewezen (hierna: de afwijzende beschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beschikking. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 18 mei 2021 verzocht om uitstel van de zitting die gepland stond op 24 juni 2021. Reden van dit uitstelverzoek is dat belanghebbende op de hoogte is geraakt van het feit dat hij geregistreerd stond in het FSV-systeem (Fraude Signalering Voorziening).

1.6.

Het hof heeft het verzoek om uitstel van de zitting van 24 juni 2021 bij brief van 3 juni 2021 afgewezen. Het hof heeft echter wel aanleiding gezien om bij brief van eveneens 3 juni 2021 informatie op te vragen bij de inspecteur over de registratie in het FSV-systeem en de achtergrond daarvan.

1.7.

Nadat de inspecteur telefonisch aan de griffier heeft medegedeeld dat het verzamelen van de opgevraagde informatie omstreeks drie maanden in beslag zal nemen en derhalve niet voorafgaande aan de zitting van 24 juni 2021 verstrekt kan worden, heeft het hof de zitting van 24 juni 2021 uitgesteld bij brief van 14 juni 2021.

1.8.

De inspecteur heeft bij brief van 17 augustus 2021 informatie verstrekt over de FSV-registratie. De inspecteur heeft in deze brief medegedeeld dat belanghebbende in 2012 onder projectcode 1043 viel. Uit deze brief volgt bovendien dat belanghebbende in de jaren 2013 en 2014 in het FSV-systeem was opgenomen.

1.9.

Belanghebbende heeft bij fax van 14 oktober 2021 verzocht om uitstel van de zitting van 29 oktober 2021. Enerzijds heeft belanghebbende aan dit uitstelverzoek ten grondslag gelegd dat hij geen informatie heeft ontvangen over de registratie in het FSV-systeem. Anderzijds heeft belanghebbende aan dit uitstelverzoek ten grondslag gelegd dat de Belastingdienst geen inzage heeft verstrekt in het bij deze dienst aanwezige procesdossier.

1.10.

Bij (zowel per e-mail als post verzonden) brief van 19 oktober 2021 heeft het hof het uitstelverzoek afgewezen.

1.11.

Bij e-mailberichten van 22 oktober 2021 en 24 oktober 2021 heeft belanghebbende nogmaals verzocht om uitstel van de zitting van 29 oktober 2021. Belanghebbende heeft daarnaast verzocht om inzage van het dossier van het hof.

1.12.

Bij (zowel per e-mail als post verzonden) brief van 25 oktober 2021 heeft het hof het herhaalde uitstelverzoek afgewezen. Het hof heeft daarnaast medegedeeld dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld om het dossier van het hof voorafgaande aan de zitting in het bijzijn van de griffier in te zien.

1.13.

Belanghebbende heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid om het dossier in te zien.

1.14.

De zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen de gemachtigde, tevens echtgenote, van belanghebbende, [de echtgenote] , namens de inspecteur, [inspecteur] en namens de ontvanger, [ontvanger] . Tijdens deze zitting is de onderhavige zaak gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken van belanghebbende met het nummers 19/00703, 19/00704, 21/00001 en 21/00002. Laatstgenoemde zaken betreffen procedures over aan belanghebbende gegeven beschikkingen invorderingsrente. Om deze reden hebben zowel de inspecteur als de ontvanger de zitting bijgewoond.

1.15.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.16.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 16 januari 2012 is aan belanghebbende een eerste voorlopige aanslag IB/PVV 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.727 (hierna: de eerste voorlopige aanslag). De eerste voorlopige aanslag resulteert in teruggaaf van € 7.260. Dit bedrag is in de loop van het jaar 2012 in termijnen aan belanghebbende uitbetaald.

2.2.

Belanghebbende heeft op 30 maart 2013 aangifte IB/PVV 2012 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.869.

2.3.

Op 26 april 2013 is aan belanghebbende een tweede voorlopige aanslag IB/PVV 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.261 (hierna: de tweede voorlopige aanslag). Het op de tweede voorlopige aanslag te betalen bedrag bedraagt € 4.980. Bij de vaststelling van het te betalen bedrag is rekening gehouden met de bij de eerste voorlopige aanslag verleende teruggaaf.

2.4.

Belanghebbende heeft op 26 april 2013 een bezwaarschrift ingediend gericht tegen de tweede voorlopige aanslag. De inspecteur heeft het bezwaarschrift aangemerkt als een herzieningsverzoek.

2.5.

Op 28 november 2014 is aan belanghebbende, overeenkomstig de aangifte, een definitieve aanslag IB/PVV 2012 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.869 (hierna: de definitieve aanslag). Het op de definitieve aanslag te betalen bedrag bedraagt € 3.667. Bij de vaststelling van het te betalen bedrag is rekening gehouden met de ingehouden loonheffing. Bovendien is verrekening verleend voor de op de eerste voorlopige aanslag verleende teruggaaf en het op de tweede voorlopige aanslag te betalen bedrag. Op het aanslagbiljet is de navolgende berekening opgenomen:

Inkomstenbelasting

€ 4.382

Loonheffing

af € 2.995

Eerder verleende voorlopige teruggave(n)

bij € 7.260

Eerdere voorlopige aanslag(en)

af € 4.980

Te betalen

€ 3.667

2.6.

De inspecteur heeft bij brief van 7 juni 2017 het verzoek tot herziening van de tweede voorlopige aanslag afgewezen. Dit betreft de in de onderhavige procedure centraal staande afwijzende beschikking.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de tweede voorlopige aanslag terecht en tot het juiste bedrag, althans niet tot een te hoog bedrag, aan belanghebbende opgelegd?

2. Levert de wijze waarop het herzieningsverzoek is behandeld een schending van het zorgvuldigheids- en/of vertrouwensbeginsel op?

3. Bij bevestigende beantwoording van vraag 2: leidt deze schending ertoe dat de tweede voorlopige aanslag niet betaald hoeft te worden respectievelijk vernietigd dient te worden?

4. Heeft de ontvanger met betrekking tot de tweede voorlopige aanslag ten onrechte invorderingsmaatregelen getroffen?

3.2.

Belanghebbende concludeert dat hij de tweede voorlopige aanslag niet hoeft te betalen dan wel dat de tweede voorlopige aanslag vernietigd dient te worden. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing