Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:608, 20/00388

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:608, 20/00388

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 februari 2021
Datum publicatie
11 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:608
Zaaknummer
20/00388

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Door het verplaatsen van de dubbele passagiersstoel is de auto van belanghebbende door de inspecteur terecht aangemerkt als personenauto. Door die verplaatsing wordt niet langer voldaan aan de inrichtingseisen van een bestelauto. De naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting is terecht opgelegd. De boete wordt gelet op de omstandigheden van het geval gematigd tot 25%.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00388

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 3 maart 2020, nummer SGR 19/7577, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de inspecteur,

tegen de hierna vermelde aanslag en boetebeschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 6 juli 2017 tot en met 5 juli 2018 is opgelegd op 31 oktober 2018. Tevens is een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft op 12 november 2018 bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft op 22 februari 2019 uitspraak op bezwaar gedaan.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij hof Den Haag, dat op basis van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten voor bodemzaken rijksbelastingen de zaak heeft verwezen naar dit hof.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting, zonder bezwaar van de andere partij, een kopie overgelegd van een schrijven van de inspecteur van 29 oktober 2018 met daaraan gehecht een drietal pagina’s met voorlichtende informatie.

1.7.

De zitting heeft plaatsgehad op 14 januari 2021. Op deze zitting zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] . De inspecteur heeft zich laten vertegenwoordigen door [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak en heeft twee werknemers in dienst. Zijn bedrijfsactiviteiten bestaan uit het stofferen van woningen en kantoren. Belanghebbende is ondernemer als bedoeld in artikel 24b, lid 1, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (de Wet MRB) en was van 8 april 2014 tot en met 8 november 2018 houder van een auto van het merk Mercedes type 902.6.211 met kenteken [kenteken] (de auto).

2.2.

Belanghebbende heeft vanaf de datum van de tenaamstelling voor de auto motorrijtuigenbelasting voldaan naar het tarief van bestelauto’s zoals dat op grond van artikel 24b van de Wet MRB geldt voor ondernemers.

2.3.

Tijdens een controle op 19 april 2018 heeft een toezichtmedewerker van de Belastingdienst geconstateerd dat de dubbele passagiersstoel dwars achter de chauffeursstoel in de laadruimte van de auto was geplaatst. Volgens de inspecteur voldeed de auto daarmee niet langer aan de inrichtingseisen voor een bestelauto en daarom heeft hij een naheffingsaanslag van € 1.808 en een boete van € 1.808 opgelegd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. heeft de inspecteur terecht de auto aangemerkt als een personenauto en derhalve terecht een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd, en, indien vraag I bevestigend dient te worden beantwoord,

II. heeft de inspecteur terecht een boete opgelegd en is de hoogte daarvan passend en geboden.

3.2.

De inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en concludeert verder tot een boete van 25%. Belanghebbende beantwoordt genoemde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing