Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:624, 20/00206

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:624, 20/00206

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 februari 2021
Datum publicatie
10 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:624
Formele relaties
Zaaknummer
20/00206

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag accijns. Is sprake van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs?

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00206

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 14 februari 2020, nummer BRE 19/1068, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag accijns over de periode 29 juni 2016 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft met behulp van digitale communicatiemiddelen plaatsgevonden op 21 januari 2021 te ‘s-Hertogenbosch. Aan deze zitting hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1953 en is getrouwd met [de echtgenote] (hierna: de echtgenote). Belanghebbende woonde op 29 juni 2016 samen met de echtgenote op het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). Belanghebbende en de echtgenote stonden destijds ook op dat adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

2.2.

In november 2015 is door de fiscale inlichtingen-en opsporingsdienst (hierna: FIOD) een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen diverse personen. Het onderzoek richtte zich onder meer op het opzettelijk voorhanden hebben van een accijnsgoed, sigaretten, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken.1 In het zaaksproces-verbaal inzake merkvervalsing betreffende belanghebbende, dossiernummer [dossiernummer] (hierna: het zaaksproces-verbaal) staat over dit onderzoek:

‘In de loop van dit onderzoek is naar voren gekomen dat naast de hierboven genoemde verdachten, meerdere personen vermoedelijk betrokken zijn geweest bij de handel in sigaretten die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken (hierna illegale sigaretten). Door de Officier van justitie (…) is besloten om tegen deze personen een afzonderlijk strafrechtelijk onderzoek te starten. Eén van deze personen is [belanghebbende] .’.

2.3.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is telefoonverkeer getapt en zijn observaties gedaan. Het zaaksproces-verbaal vermeldt dat tegen belanghebbende geen dwangmiddelen zijn ingezet. De telefoongesprekken en bevindingen van de observaties zijn opgenomen in het proces-verbaal van ambtshandeling van de FIOD met nummer [nummer 1] en in het zaaksproces-verbaal.

2.4.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft op 29 juni 2016 een onderzoek plaatsgevonden in de woning en de auto van belanghebbende. Op 28 juni 2016 is een machtiging afgegeven tot het binnentreden in de woning ter inbeslagneming van goederen als bedoeld in artikel 96 Wetboek van Strafvordering. In de woning zijn onder andere 6.680 stuks sigaretten aangetroffen die niet voorzien waren van een accijnszegel. De sigaretten zijn in beslag genomen en belanghebbende heeft van de sigaretten afstand gedaan. Van het onderzoek is een proces-verbaal opgemaakt met nummer [nummer 2] waar - voor zover hier van belang - het volgende staat:

‘Op woensdag 29 juni 2016 waren wij in dienst, in uniform gekleed en belast met een onderzoek van de FIOD in [plaats] . Wij waren op bovenstaande locatie omdat een van de bewoners van dit adres werd verdacht van het overtreden van artikel 5 juncto 97 Wet op de Accijns. De opdracht was om bij de bewoner, [belanghebbende] , een verhoor af te nemen en eventueel goederen in beslag te nemen die vatbaar waren voor inbeslagname.

Omstreeks 9.55 uur hebben wij verbalisanten op het genoemde adres samen met 2 agenten van politiebureau [woonplaats] aangebeld. Wij zagen dat er een vrouwspersoon de deur opende. Hierop hebben wij ons voorgesteld en gevraagd of wij de woning binnen mochten komen. Wij hoorden de vrouw zeggen dat dit geen probleem was. Eenmaal binnen heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , aan de vrouw gevraagd of zij zich kon legitimeren. (..)

Vervolgens hebben wij aan mevrouw de reden van ons bezoek medegedeeld. Ik verbalisant [verbalisant 2] zag op de eettafel een pakje sigaretten liggen zonder accijnszegel. Hierop vroeg ik, verbalisant [verbalisant 2] , of mevrouw nog meer van deze sigaretten in huis had liggen. Wij, verbalisanten, zagen mevrouw naar de kast lopen bij de tafel en een lade openen. Vervolgens zagen wij dat mevrouw een halve slof bestaande uit 6 pakjes van het merk HB op tafel legde. Ook pakte mevrouw nog enkele losse pakjes van de merken Jim, Pall Mall en Cesar. Wij verbalisanten zagen dat alle pakjes niet waren voorzien van enige accijnszegel.

Wij vroegen aan mevrouw of zij wist waar [belanghebbende] was. Zij verklaarde hierop dat hij hout aan het halen was en dat ze hem kon bellen. Vervolgens heeft mevrouw geprobeerd om [belanghebbende] te bereiken maar wij verbalisanten hoorde dat zij elke keer de voicemail kreeg. Hierop hebben wij gevraagd of wij in de woning mochten kijken of er nog op andere plaatsen sigaretten lagen. Wij hoorde mevrouw zeggen dat wij dit mochten.

Wij verbalisanten hebben vervolgens de woning zoekend rond gekeken. Wij hebben hierbij geen sigaretten of andere tabaksproducten aangetroffen. (…)

Na enkele bel pogingen van mevrouw hoorde wij verbalisanten dat er contact was met [belanghebbende] . Wij hoorde dat [belanghebbende] naar de woning zou komen.

Omstreeks 11.10 zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat een manspersoon op het adres binnen kwam. Deze persoon stelde zich voor als [belanghebbende] . Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , meneer gevraagd of hij de berging die bij de woning hoort wilde openen. Meneer zei dat dit geen probleem was en ik zag dat hij naar een berging liep met het nummer 56. Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , verbalisant [verbalisant 1] op de hoogte gebracht dat [belanghebbende] was aangekomen en verzocht verbalisant [verbalisant 1] of hij zich bij mij wilde voegen.

Nadat [belanghebbende] de deur geopend had zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat er in de berging diverse dozen stonden. Ook zag ik dat er rechts onder de werkbank 2 blauwe sporttassen stonden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb vervolgens aan meneer gevraagd om de tassen op de werkbank te zetten en deze te openen. Nadat [belanghebbende] de tassen geopend had zag ik dat er in de tassen diverse sloffen sigaretten zaten. Ik zag dat er in 1 tas sloffen van het merk Pall Mall zaten. Ik verbalisant [verbalisant 2] , telde 7 sloffen. Ik zag in de andere tassen sloffen van het merk Marlboro en ik telde in deze tas 20 sloffen. (..)

Hierna heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , gevraagd aan [belanghebbende] of ik in zijn voertuig mocht kijken. Hierop heb ik de sleutels gekregen. Buiten zag ik een voertuig staan met kenteken [kenteken] van het merk Ford type Mondeo in de kleur grijs. Ik zag tevens dat achter het voertuig een witte aanhanger was bevestigd. Na opening van dit voertuig zag ik op de bodem voor de passagiersstoel een blauwe plastic tas liggen. Nadat ik deze tas geopend heb zag ik hier sloffen van het merk Pall Mall liggen. Ik telde 5 sloffen. Vervolgens heb ik het handschoenen kastje geopend en zag zie 2 pakjes sigaretten liggen. 1 had als merk Marlboro en 1 had als merk Lion beide niet voorzien van enige accijnszegel. (..)

Hierop hebben wij verbalisanten op alle sigaretten (..) beslag gelegd en hebben deze verpakt in plastic zakken, gelabeld en beschreven op de lijst inbeslaggenomen goederen.’.

2.5.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is belanghebbende op 29 juni 2016 gehoord. Het proces-verbaal met nummer [nummer 3] vermeldt dat voorafgaand aan dat verhoor de cautie is gegeven. Dat proces-verbaal vermeldt verder dat belanghebbende op 29 juni 2016, onder meer, het volgende heeft verklaard:

‘Ik heb die Pall Mall gekocht, die zou uit Luxemburg komen. Marlboro was wel goedkoop. Marlboro was 25 euro per slof, Pall Mall was 35 euro. Ik koop ze op de markten, of op de parkeerplaats. Ik weet zo geen namen. (..)

De sigaretten zijn bedoeld voor familie. Die betalen aan mij hetzelfde bedrag wat ik betaal. De inkoop van sigaretten is begonnen toen ik op de markt stond. Toen kon ik er gemakkelijk aankomen. Ik doe van alle goederen vrijwillig afstand.’.

2.6.

Op 30 september 2016 is belanghebbende in het kader van het strafrechtelijk onderzoek opnieuw gehoord. Voorafgaand aan dat verhoor is aan belanghebbende de cautie gegeven. Het proces-verbaal met nummer [nummer 4] vermeldt dat belanghebbende tijdens het verhoor op 30 september 2016 onder meer het volgende heeft verklaard:

‘Ik ben niet zelf in Luxemburg geweest om ze te kopen. Die sigaretten hebben ze voor mij meegenomen. Wie die zij zijn wil ik niet zeggen. De sigaretten worden verkocht op vlooienmarkten of uit de kofferbak van de auto. Het is algemeen bekend op welke vlooienmarkten (…). Van deze mensen wist ik dat ze sigaretten uit Luxemburg haalden. Bij deze mensen heb ik sigaretten gekocht voor mijn vrouw. Waar ze die sigaretten in Luxemburg hebben gekocht weet ik niet. Ik moest € 35 per slof betalen’.

2.7.

De inspecteur heeft naar aanleiding van het FIOD-onderzoek en de aangetroffen sigaretten voor de periode 29 juni 2016 de naheffingsaanslag opgelegd met dagtekening 6 juni 2018. De naheffingsaanslag is opgelegd naar een te betalen tabaksaccijns van € 1.212, uitgaande van 6.680 sigaretten. Gelijktijdig heeft de inspecteur een beschikking belastingrente gegeven van € 70.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de inspecteur ter onderbouwing van de naheffingsaanslag gebruik heeft gemaakt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen en zo ja, welke consequentie dat heeft.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing