Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:628, 20/00255 tot en met 20/00258

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:628, 20/00255 tot en met 20/00258

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 februari 2021
Datum publicatie
10 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:628
Formele relaties
Zaaknummer
20/00255 tot en met 20/00258

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is gepensioneerd en werkt via uitzendbureaus en in het kader van een PGB. Verder ontplooit hij in één eenmanszaak activiteiten, omvattend een adviesbureau voor mens, natuur, techniek en realisatie, een markthandel (van zeer verschillende producten) en een biologische rozenkwekerij. Omdat een nauw verband dan wel samenhang tussen de diverse activiteiten ontbreekt, verwerpt het hof belanghebbendes stelling dat ten aanzien van de activiteiten sprake zou zijn van één onderneming. Aangezien belanghebbende sinds de start van zijn activiteiten in 2008, de onderhavige jaren 2013 en 2014 en de jaren daarna met de activiteiten in geen enkel jaar een positief resultaat heeft behaald en binnen afzienbare tijd in die situatie geen wijziging is te verwachten, is het hof van oordeel dat de activiteiten geen bron van inkomen vormen. Belanghebbende kan de verliezen niet in aftrek brengen en deze kunnen niet aangemerkt worden als kosten en lasten van de aanloopfase van een onderneming.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00255 tot en met 20/00258

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 februari 2020, zaaknummers BRE 19/395 tot en met BRE 19/398, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2013, de aanslag IB/PVV 2014, de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) 2013 en de aanslag ZVW 2014 (hierna, tezamen ook wel aangeduid als: de aanslagen) opgelegd. Tevens is bij elke aanslag bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren afgewezen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1944 en alleenstaand. In de jaren 2013 en 2014 ontvangt belanghebbende een AOW-uitkering en pensioen. Daarnaast is hij werkzaam in loondienst via uitzendbureaus en verricht hij werkzaamheden in het kader van een persoonsgebonden budget (hierna: PGB). In zijn aangifte IB/PVV geeft belanghebbende, tot 2017, de inkomsten uit PGB-werkzaamheden aan als ‘resultaat uit overige werkzaamheden’. Ten slotte verricht belanghebbende activiteiten op markten en evenementen. De hiermee behaalde resultaten geeft belanghebbende aan als ‘winst uit onderneming’.

2.2.

Belanghebbende verricht de activiteiten op markten en evenementen sinds 2008 in de vorm van een eenmanszaak genaamd ‘ [eenmanszaak] ’ (hierna: [eenmanszaak] ). De activiteiten in dit kader omvatten een adviesbureau voor mens, natuur, techniek en realisatie, een markthandel in sieraden, kristallen en hobbymaterialen, edelstenen en mineralen, biologisch geteelde planten, bomen en bloemen en een biologische rozenkwekerij. In 2013 zijn de activiteiten uitgebreid met een poffertjeskraam op de markt. Vanwege gezondheidsklachten heeft belanghebbende in 2014 beperkte werkzaamheden verricht.

2.3.

De activiteiten in het kader van [eenmanszaak] zijn sinds de start in 2008 verlieslijdend. In zijn aangiften IB/PVV 2008 tot en met 2011 vermeldt belanghebbende de resultaten uit die activiteiten als winst uit onderneming. Deze aangiften heeft de inspecteur, zonder nader onderzoek, gevolgd. Naar aanleiding van een bedrijfsbezoek op 24 februari 2014 concludeert de inspecteur dat de bedoelde activiteiten van belanghebbende geen bron van inkomen vormen en meldt dat in een rapport van 3 maart 2014. Daarin legt de inspecteur vast dat hij niet terugkomt op de reeds vaststaande aanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2011. Hij zal wel de aangiften IB/PVV vanaf 2012 corrigeren met de daarin aangegeven verliezen.

2.4.

In de aangiften IB/PVV over 2008 tot en met 2017 heeft belanghebbende omtrent de activiteiten in het kader van [eenmanszaak] het volgende gegevens opgenomen:

Jaar

Omzet

Kosten

Buitengewone baten

Winst (voor ondernemersaftrek)

2008

€ 6.914

€ 18.895

-/- € 11.981

2009

€ 3.038

€ 12.324

-/- € 9.241

2010

€ 3.407

€ 8.397

-/- € 4.990

2011

€ 3.912

€ 15.576

-/- € 11.664

2012

€ 6.900

€ 22.125

-/- € 15.225

2013

€ 6.277

€ 30.888

€ 825

-/- € 23.786

2014

€ 2.374

€ 23.658

-/- € 21.284

2015

€ 1.686

€ 24.381

-/- € 22.695

2016

€ 136

€ 14.673

€ 5.704

-/- € 8.833

2017

€ 4.096

€ 10.468

-/- € 6.372

2.5.

Voor 2018 zijn de volgende gegevens bekend geworden uit de jaarstukken 2018 van [eenmanszaak] en na de toelichting van de adviseur van belanghebbende:

Omzet dienstverlening 21% (chauffeurswerkzaamheden voor [A] ) € 9.764

Omzet 6% planten € 1.880

PGB ontvangsten € 3.390

Totaal omzet € 15.034.

Volgens de aangifte IB/PVV 2018 van belanghebbende bedragen de bedrijfskosten € 12.925.

De adviseur van belanghebbende heeft toegelicht dat de kosten voor de werkzaamheden als chauffeur en in het kader van het PGB laag zijn en telefoon/internet- en autokosten betreffen. Ter zake van deze werkzaamheden bedragen de telefoon/internetkosten € 1.340 en de autokosten € 150.

2.6.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV en ZVW 2013 ingediend met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.031 en een bijdrage-inkomen van nihil. De inspecteur heeft het aangegeven verlies bij de aanslagregeling over 2013 gecorrigeerd. Bij de aanslag IB/PVV 2013 is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 41.487. Daarbij is € 343 aan belastingrente in rekening gebracht. De aanslag ZVW 2013 is opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 4.269 en daarbij is € 13 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.6.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV en ZVW 2014 ingediend met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.378 en een bijdrage inkomen van nihil. De inspecteur heeft het aangegeven verlies bij de aanslagregeling over 2014 gecorrigeerd. Bij de aanslag IB/PVV 2014 is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 28.683. Daarbij is € 92 aan belastingrente in rekening gebracht. De aanslag ZVW 2014 is opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 2.775 en daarbij is € 4 aan belastingrente in rekening gebracht.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de activiteiten in het kader van [eenmanszaak] voor belanghebbende een bron van inkomen vormen. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of belanghebbende met de bedoelde activiteiten redelijkerwijs kon verwachten voordeel te behalen (objectieve voordeelverwachting). In hoger beroep heeft belanghebbende aan het geschil toegevoegd het antwoord op de vraag of aanspraak bestaat op toepassing van artikel 3.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de uitspraken van de inspecteur en vermindering van de aanslagen overeenkomstig de door hem ingediende aangiften 2013 en 2014 en vernietiging van de rentebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing