Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:666, 20/00233

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:666, 20/00233

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 maart 2021
Datum publicatie
18 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:666
Formele relaties
Zaaknummer
20/00233

Inhoudsindicatie

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00233

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 februari 2020, nummer BRE 19/51 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking een verlies vastgesteld (hierna: verliesvaststellingsbeschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2021 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens de inspecteur [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende heeft schriftelijk bericht niet te verschijnen.

1.9.

Van het onderzoek op de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende vormt met een dochtervennootschap een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Belanghebbende heeft gedurende enkele jaren verliezen geleden, waardoor er per ultimo boekjaar 2015 een verliespositie bestaat, welke vanaf het boekjaar 2018 (deels) zal verdampen. De verliespositie per ultimo boekjaar 2015 kan als volgt worden weergegeven.

2008

€ 188.400

2010

€ 215.089

2013

€ 15.538

2014

€ 30.950

Totaal

€ 449.977

2.2.

In de aangifte vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2016 van de fiscale eenheid is geen herwaardering van onroerende zaken in aanmerking genomen.

2.3.

De aanslag vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2016 is opgelegd naar een belastbaar bedrag van nihil. Tegelijkertijd is bij verliesvaststellingsbeschikking een verlies vastgesteld van € 82.259. De aanslag en de verliesvaststellingsbeschikking zijn opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, en naar het hof begrijpt, tegen de verliesvaststellingsbeschikking. In de bezwaarprocedure heeft belanghebbende aangegeven dat zij in het kader van verliesverdamping (bepaalde) bedrijfsmiddelen, waaronder onroerende zaken, wil waarderen volgens een ander waarderingsstelsel. Belanghebbende wenst de waardering van een aantal onroerende zaken te wijzigen naar de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en naar de waarde volgens de Wet waardering onroerende zaken.

2.5.

Bij uitspraak op bezwaar van 23 november 2018 heeft de inspecteur belanghebbende ontvankelijk verklaard in het bezwaar en het bezwaar ongegrond verklaard.

2.6.

De door belanghebbende berekende herwaardering van onroerende zaken bedraagt € 465.470.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgenden vragen:

Staat aan de inhoudelijke behandeling van het door belanghebbende aangewende rechtsmiddel van bezwaar en beroep in de weg dat deze aanwending niet tot een verhoging, maar een verlaging van de verliesvaststellingsbeschikking leidt?

3.2.

Belanghebbende is van mening dat zij het rechtsmiddel van bezwaar en beroep ook kan aanwenden voor een verlaging van de verliesvaststellingsbeschikking om verliesverdamping te voorkomen en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en verlaging van de verliesvaststellingsbeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing