Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:723, 20/00296

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:723, 20/00296

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
11 maart 2021
Datum publicatie
25 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:723
Formele relaties
Zaaknummer
20/00296

Inhoudsindicatie

Wet financiering sociale verzekeringen (oud). Berekening premiekorting voor oudere en arbeidsgehandicapte werknemers. De premiekorting wordt evenredig verminderd indien er minder wordt gewerkt dan de volledige arbeidsduur van 36 uur per week. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de overeengekomen gemiddelde arbeidsduur hoger is dan vermeld in de schriftelijke arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00296

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] h.o.d.n. [bedrijf] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 maart 2020, nummer BRE 19/1022, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag loonheffingen over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

Partijen hebben ieder vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft de pleitnota van de inspecteur doorgestuurd naar belanghebbende. De pleitnota van belanghebbende heeft de griffier niet doorgestuurd naar de inspecteur. Belanghebbende heeft deze pleitnota (ook) rechtstreeks toegestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft met behulp van digitale communicatiemiddelen plaatsgevonden op 12 februari 2021 in ‘s-Hertogenbosch. Aan deze zitting hebben deelgenomen belanghebbende ( [belanghebbende] ), [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende ter bijstand vergezeld door [A] , [B] en [C] . Namens de inspecteur hebben deelgenomen [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een taxibedrijf, waarbij werknemers worden ingezet voor het uitvoeren van taxidiensten.

2.2.

Belanghebbende heeft schriftelijke arbeidsovereenkomsten gesloten met vijf werknemers.

2.3.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [A] (hierna: [A] ) bevat – voor zover van belang – het volgende:

PARTTIME ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR BEPAALDE TIJD

(...)

Artikel 1 Indiensttreding en functie

De werknemer treedt met ingang van 2 november 2015 voor bepaalde tijd in dienst van de werkgever in de functie van taxichauffeur (…). Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Taxivervoer van toepassing. (...)

Artikel 2 Duur van de arbeidsovereenkomst

De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de periode 2 november 2015 t/m 22 juli 2016. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de laatstgenoemde datum.

(…)

Artikel 3 Werktijden

De overeengekomen arbeidsduur bedraagt 10 uur per week. De werkdagen en werktijden zullen in overleg met werkgever worden vastgesteld.

Artikel 4 Salaris

De werkgever betaalt aan de werknemer een functieloon van € 458,18 bruto per maand. (…)’.

De arbeidsovereenkomst met [A] is volgens een ‘AANHANGSEL ARBEIDSOVEREENKOMST’ verlengd tot en met 2 januari 2017.

2.4.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen belanghebbende en [D] (hierna: [D] ) is aangegaan op 12 augustus 2013 voor de duur van 12 maanden. De arbeidsovereenkomst met [D] is verlengd tot en met 31 december 2014. Artikel 7 van de arbeidsovereenkomst met [D] luidt als volgt:

Artikel 7: Arbeidsduur / Werktijden

7.1

De werkneemster werkt 8 uur per week. (…)

Artikel 8: Loon

8.1

Het loon bedraagt € 420,27 bruto per maand.

(…)’.

2.5.

Op 12 augustus 2013 zijn belanghebbende en [E] (hierna: [E] ) een schriftelijke arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd. Artikel 7 van die arbeidsovereenkomst is gelijk aan het hiervoor geciteerde artikel 7 van de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [D] . Naderhand hebben belanghebbende en [E] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afgesloten. De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen belanghebbende en [E] is aangegaan voor de periode 17 augustus 2015 tot en met 22 juli 2016. In artikel 3 van deze arbeidsovereenkomst met [E] is de overeengekomen arbeidsduur opgenomen. Die overeengekomen arbeidsduur bedraagt zes uur per week. Voor het overige is artikel 3 van de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [E] gelijk aan het hiervoor geciteerde artikel 3 van de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [A] .

2.6.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen belanghebbende en [F] (hierna: [F] ) is aangegaan voor de periode 9 november 2015 tot en met 22 juli 2016. Artikel 3 van deze arbeidsovereenkomst is gelijk aan het hiervoor geciteerde artikel 3 van de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [A] , met dien verstande dat belanghebbende en [F] een arbeidsduur van zes uur per week zijn overeengekomen. De arbeidsovereenkomst met [F] is volgens een “AANHANGSEL ARBEIDSOVEREENKOMST” verlengd tot en met 2 januari 2017.

2.7.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen belanghebbende en [G] (hierna: [G] ) is aangegaan voor de periode 1 september 2015 tot en met 22 juli 2016. Artikel 3 van deze arbeidsovereenkomst is gelijk aan het hiervoor geciteerde artikel 3 van de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [A] , met dien verstande dat belanghebbende en [G] een arbeidsduur van zes uur per week zijn overeengekomen. De arbeidsovereenkomst met [G] is volgens een “AANHANGSEL ARBEIDSOVEREENKOMST” verlengd tot en met 2 januari 2017.

2.8.

Op de in 2.3 tot en met 2.7 genoemde arbeidsovereenkomsten is de CAO Taxivervoer (hierna: de CAO) van toepassing.

2.9.

De artikelen 1.4.1, 2.1.1 en 3.13.3 van de CAO luiden als volgt:

‘1.4.1 De individuele arbeidsovereenkomst

De arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer moet schriftelijk worden aangegaan.

2.1

Arbeidstijd rijdend personeel

2.1.1

Werkweek

Voor fulltime rijdend personeel geldt een arbeidstijd van 40 uren per week, verdeeld over gemiddeld 5 dagen per week.

De parttime werknemer heeft een arbeidsovereenkomst van minder dan 40 uur per week. Het aantal overeengekomen uren moet in de arbeidsovereenkomst worden vastgelegd.

3.13.3

Meeruren en overuren door de parttimer

Indien meer uren worden gewerkt dan het contractueel overeengekomen aantal arbeidsuren worden deze uitbetaald conform de bepalingen in deze CAO. Over deze meeruren tot maximaal 40 uur per week bouwt de werknemer vakantietoeslag- en vakantie-uren op. Arbeidsuren die de arbeidstijd van 40 uur per week te boven gaan worden met inachtneming van artikel 3.13.2 aangemerkt als overuren.’.

2.10.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften loonheffingen over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 ten aanzien van de onder 2.3 tot en met 2.7 vermelde werknemers de premiekorting voor oudere werknemers dan wel de premiekorting voor arbeidsgehandicapte werknemers toegepast.1 Belanghebbende heeft de premiekorting evenredig verminderd waarbij belanghebbende voor het jaar 2014 is uitgegaan van een vast aantal uren dat hoger is dan is vastgelegd in de schriftelijke arbeidsovereenkomsten en voor de jaren 2015 tot en met 2017 is uitgegaan van de verloonde uren.

2.11.

De onder 2.3 tot en met 2.7 vermelde werknemers hebben, voor zover zij niet ziek zijn geweest, feitelijk steeds meer uren gewerkt dan volgens de schriftelijke arbeidsovereenkomsten is overeengekomen. Belanghebbende heeft over de feitelijk gewerkte uren loon betaald.

2.12.

Belanghebbende heeft schriftelijke verklaringen overgelegd van [A] , [F] en [G] . De verklaring van [F] luidt als volgt:

“Bevestiging van meer uren

Hierbij verklaar ik dat ik een schriftelijk contract heb waarin staat dat ik 6 uur per week moet werken.

Maar ik ben met jullie vanaf het begin af aan mondeling overeengekomen dat ik meer uren per week/maand zou werken, max tot 20 uur per week.”

De verklaring van [A] is gelijkluidend, met dien verstande dat hierin tien uur per week staat in plaats van zes uur per week.

De verklaring van [G] luidt ook gelijk aan de verklaring van [F] , met dien verstande dat hierin de passage “max tot 20 uur per week” ontbreekt.

2.13.

De daadwerkelijk gewerkte uren bedragen volgens de loonstaten:

[A]

2015

2016

2017

Januari

96,5

0

Februari

73

56,75

Maart

86,67

86,67

April

86,67

70,4

Mei

86,67

86,67

Juni

86,67

86,67

Juli

86,67

86,67

Augustus

69,32

86,67

September

52,75

86,67

Oktober

0

86,67

November

68

0

86,67

December

76,55

0

86,67

[D]

2014

Januari

92

Februari

80

Maart

40

April

0

Mei

0

Juni

0

Juli

0

Augustus

0

September

0

Oktober

0

November

0

December

0

Vanaf maart tot en met december 2014 ontvangt [D] een loondoorbetaling wegens ziekte.

[E]

2014

2015

2016

2017

Januari

55,2

82,75

124,25

Februari

25,08

91,5

87,75

Maart

0

111,5

128

April

31,2

93

98,2

Mei

52,8

88

130,5

Juni

50,4

110,25

117,75

Juli

55,2

108,5

117,25

Augustus

50,4

13,2

128,5

140

September

52,8

101,4

66,75

57,75

Oktober

55,2

88,5

127,5

108,25

November

48

92,25

147,75

123

December

55,2

72,55

119

173,33

[F]

2015

2016

2017

Januari

86,67

86,67

Februari

86,67

86,67

Maart

86,67

86,67

April

79

86,67

Mei

86,67

86,67

Juni

86,67

86,67

Juli

86,67

86,67

Augustus

86,67

86,67

September

86,67

86,67

Oktober

86,67

86,67

November

64

86,67

86,67

December

86,66

86,67

86,67

[G]

2015

2016

2017

Januari

39,75

63,5

Februari

51,45

70,5

Maart

71,5

89,25

April

74,75

58,95

Mei

95

68

Juni

118

79,7

Juli

98,75

52,95

Augustus

41,5

80,5

September

71,65

132,75

46

Oktober

48,75

43,75

71,5

November

78,75

73,75

85

December

61,3

56,95

108

2.14.

De inspecteur heeft naar aanleiding van een door hem ingesteld onderzoek geconcludeerd dat belanghebbende in zijn aangiften loonheffingen over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 de omvang van de premiekorting op een te hoog bedrag heeft berekend.

2.15.

De naheffingsaanslag ziet op de nageheven premiekorting. De naheffingsaanslag is opgelegd naar een te betalen bedrag van € 27.376. Daarbij heeft de inspecteur de premiekorting evenredig verminderd, waarbij hij is uitgegaan van de volgens de schriftelijke arbeidsovereenkomsten overeengekomen arbeidsduur. Gelijktijdig heeft de inspecteur een beschikking belastingrente gegeven van € 1.651.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag naar het juiste bedrag is vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een naheffingsaanslag die beperkt is tot de correctie van de overschrijding van de maximale termijn van drie jaar voor premiekortingen en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing