Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:787, 20/00223 tot en met 20/00228

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:787, 20/00223 tot en met 20/00228

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 maart 2021
Datum publicatie
30 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:787
Formele relaties
Zaaknummer
20/00223 tot en met 20/00228

Inhoudsindicatie

Rijnvarende is op grond van de A1-verklaring premieplichtig. Luxemburgse sociale verzekeringspremies kunnen niet worden verrekend. HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1150

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00223 tot en met 20/00228

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 februari 2020, nummers BRE 17/5776, 17/5784 en 17/6105 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur,

en

de Minister voor Rechtsbescherming,

de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2010, 2013 en 2014 opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft eveneens hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota ingezonden, die verstrekt is aan de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft digitaal via een beeldverbinding plaatsgevonden op 12 februari 2021 in

‘s-Hertogenbosch. Daaraan hebben toen deelgenomen gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam] alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren op [geboortedatum] 1973, heeft de Nederlandse nationaliteit en was in de onderhavige jaren woonachtig in Nederland.

2.2.

Belanghebbende stond in de jaren 2010, 2013 en 2014 (tot en met 31 augustus) op de loonlijst van [C] S.a.r.l. (hierna: [C] ), gevestigd in Luxemburg. Op de jaaropgaven over deze jaren staan de volgende bedragen vermeld onder ‘cotisations sociales’ (sociale verzekeringspremies):

2010 € 2.668,08

2013 € 2.500,80

2014 € 1.698,16.

Voor deze werkgever was belanghebbende werkzaam in het internationale vervoer in de Rijnoeverstaten. Belanghebbende was een zogenoemde Rijnvarende.

2.3.

Tot 1 augustus 2010 dreef belanghebbende een eenmanszaak onder de naam [D] (webwinkel in baby- en kinderkleding). Met ingang van 17 oktober 2011 genoot belanghebbende ook inkomen uit een Nederlandse dienstbetrekking van [E] BV. Deze onderneming is niet in de binnenvaart actief.

2.4.

Op 22 augustus 2019 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een A1-verklaring afgegeven. Als toepasselijke sociale zekerheidswetgeving is voor de periode van 17 oktober 2011 tot en met 31 augustus 2014 de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving aangewezen.

2.5.

De bevoegde Luxemburgse autoriteit heeft naar aanleiding van een e-mail van 4 september 2019 van de SVB belanghebbende bij brief van 2 oktober 2019 bericht dat haar aansluiting bij de Luxemburgse sociale verzekeringswetgeving met betrekking tot [C] met terugwerkende kracht eindigt per 31 december 2013.

2.6.

Belanghebbende heeft haar werkzaamheden als Rijnvarende uitgeoefend aan boord van het motortankschip [A] . Het motorschip [A] (hierna: de [A] ) is eigendom van [B] Scheepvaartonderneming B.V.. Exploitant is v.o.f [AA] te [woonplaats] (Nederland).

2.7.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor de onderhavige jaren gedaan naar de onderstaande belastbare inkomens uit werk en woning. Belanghebbende heeft verzocht om een vrijstelling van de premie volksverzekeringen. Ook heeft belanghebbende verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

2010

2013

2014

Winst uit onderneming

-/- € 8.978

Inkomen uit Nederlandse dienstbetrekking ( [E] B.V.)

€ 12.063

€ 12.179

Inkomen uit Nederlandse dienstbetrekking (v.o.f. [AA] )

€ 7.613

Inkomen uit buitenlandse dienstbetrekking ( [C] )

€ 20.445

€ 22.630

€ 15.368

Ingehouden pensioenpremies ( [C] )

-/- € 2.668

-/- € 2.501

-/- € 1.698

Inkomen uit eigen woning

-/- € 11

€ 0

€ 0

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 8.788

€ 32.192

€ 33.462

Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting

€ 17.777

€ 20.130

€ 15.368

2.8.

Bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV over de onderhavige jaren heeft de inspecteur de verzochte aftrek ter voorkoming van dubbele belasting niet toegekend. De inspecteur heeft de aanslagen opgelegd naar de volgende belastbare inkomens uit werk en woning en premie-inkomens:

2010

2013

2014

Winst uit onderneming

-/- € 8.978-

Inkomen uit Nederlandse dienstbetrekking ( [E] B.V.)

€ 12.063

€ 12.179

Inkomen uit Nederlandse dienstbetrekking (v.o.f. [AA] )

€ 7.613

Inkomen uit buitenlandse dienstbetrekking ( [C] )

€ 20.445

€ 22.630

€ 15.368

Ingehouden pensioenpremies ( [C] )

-/- € 1.636

-/- € 1.810

-/- € 1.230

Inkomen uit eigen woning

-/- € 11

€ 0

€ 0

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 9.820

€ 32.883

€ 33.930

Premie-inkomen

€ 9.820

€ 32.883

€ 33.930

Periode premieplicht in Nederland

1-1-2010 t/m

31-12-2010

1-1-2013 t/m

31-12-2013

1-1-2014 t/m

31-12-2014

2.9.

Door de Luxemburgse autoriteiten is ten name van belanghebbende op 11 april 2007 een E106-verklaring afgegeven waaruit blijkt dat belanghebbende vanaf 1 april 2007 recht heeft op prestaties uit hoofde van ziekte en moederschap.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is belanghebbende verplicht in Nederland verzekerd voor de premie volksverzekeringen gedurende 2013 en 2014 (tot en met 31 augustus) en zo ja, is de premieheffing voor 2010, 2013 en 2014 tot het juiste bedrag berekend?

II. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag 2010, 2013 en 2014. De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep en tot ongegrondverklaring van het door belanghebbende bij de rechtbank ingestelde beroep.

4 Gronden

5 Beslissing