Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:974, 19/00601

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:974, 19/00601

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 april 2021
Datum publicatie
6 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:974
Zaaknummer
19/00601

Inhoudsindicatie

Belastingrente. Jojo-effect. Hof vermindert beschikking belastingrente wegens gevoerd beleid.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00601

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 september 2019, nummer BRE 18/2781, in het geding tussen

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht. Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de inspecteur afgewezen.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de als uitspraak op bezwaar aangeduide beschikking vernietigd, de beschikking belastingrente verminderd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar vergoedt.

1.3.

De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld bij het hof tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van de partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Met dagtekening 30 januari 2016 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd over het boekjaar, tevens kalenderjaar, 2016 naar een belastbaar bedrag van € 1.029.188 en een te betalen bedrag van € 247.296 (hierna: de eerste voorlopige aanslag). Belanghebbende heeft dit bedrag volledig voldaan.

2.2.

Met dagtekening 9 oktober 2017 heeft belanghebbende aangifte in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2016 gedaan naar een belastbaar bedrag van nihil.

2.3.

Met dagtekening 4 november 2017 is aan belanghebbende een tweede voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een te betalen bedrag van nihil. Het op de eerste voorlopige aanslag betaalde bedrag is aan belanghebbende terugbetaald.

2.4.

Met dagtekening 6 november 2017 heeft belanghebbende een verbeterde aangifte in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2016 ingediend naar een belastbaar bedrag van € 854.513.

2.5.

Met dagtekening 2 december 2017 is aan belanghebbende een derde voorlopige aanslag opgelegd naar een te betalen bedrag van € 203.627. Bij beschikking is belastingrente in rekening gebracht naar een bedrag van € 8.733.

2.6.

De rechtbank heeft de beschikking belastingrente in beroep verminderd tot een bedrag van € 3.122 wegens (kortweg) beleid waaraan belanghebbende het vertrouwen mocht ontlenen dat haar geen belastingrente in rekening zou worden gebracht over de periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over de gelden die belanghebbende over het jaar 2016 als vennootschapsbelasting verschuldigd is.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de rechtbank terecht de beschikking belastingrente heeft verminderd wegens beleid waaraan belanghebbende vertrouwen mocht ontlenen in de onder 2.6 bedoelde zin.

De inspecteur is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing