Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1038, 20/00602 en 20/00603

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1038, 20/00602 en 20/00603

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 maart 2022
Datum publicatie
12 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1038
Zaaknummer
20/00602 en 20/00603

Inhoudsindicatie

BPM. Afdoening diverse formele grieven.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00602 en 20/00603

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 oktober 2020, nummers BRE 19/5799 en BRE 19/5800, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is bij beschikkingen invorderingsrente in rekening gebracht. De invorderingsrente ziet op de naheffingsaanslagen belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] .

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen invorderingsrente. De ontvanger heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de verrekeningen door de ontvanger en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof.

1.5.

Naar aanleiding van het door de toenmalige gemachtigde, [A] (hierna: [A] ), in het hoger beroepschrift gebezigde onbetamelijke taalgebruik heeft het hof [A] , [B BV] (hierna: [B BV] ) en [C BV] (hierna: [C BV] ), bij tussenuitspraak van 18 december 2020 (hierna: de tussenuitspraak), geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaken dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen. Het hof heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft daar binnen die termijn geen gebruik van gemaakt.

1.6.

De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend. Deze is doorgestuurd naar de ontvanger. Belanghebbende heeft [D] aangewezen als nieuwe gemachtigde.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar is verschenen, namens de ontvanger, [E] . Namens belanghebbende is niemand verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 1 februari 2022 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het adres van belanghebbende. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 2 februari 2022 op het adres van belanghebbende is afgeleverd.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Aan belanghebbende is bij beschikkingen van 19 april 2017 invorderingsrente in rekening gebracht. Deze invorderingsrente ziet op de naheffingsaanslagen BPM met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] . Na daartegen op 29 mei 2017 gemaakt bezwaar heeft de ontvanger op 7 juni 2017 uitspraak gedaan zonder belanghebbende te horen. De rechtbank heeft op 14 maart 2019 geoordeeld1 dat belanghebbende vanwege het niet-horen in zijn belangen is geschaad en heeft de zaak naar de ontvanger teruggewezen om opnieuw uitspraak te doen nadat belanghebbende is gehoord.

2.2.

Belanghebbende is op 26 augustus 2019 gehoord en de ontvanger heeft op 21 oktober 2019 opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan. De ontvanger heeft de beschikkingen gehandhaafd en aangegeven dat hij op grond van artikel 24 Invorderingswet 1990 (hierna: IW) bevoegd is om te ontvangen en uit te betalen rijksbelastingen met elkaar te verrekenen en dat belanghebbende tegen die verrekeningen bij de burgerlijke rechter een procedure kan starten.

2.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de verrekeningen door de ontvanger, heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de ontvanger veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 1.147, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 353, de ontvanger en de minister ieder tot € 256 in de proceskosten veroordeeld, gelast dat de ontvanger en de minister ieder tot € 172,50 het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoeden en beslist dat, voor zover de immateriële schadevergoeding, de in beroep toegekende proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop de uitspraak is gedaan.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft, naar het hof begrijpt, het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de ontvanger terecht teruggaven bpm verrekend met nog niet onherroepelijke naheffingsaanslagen en heeft de ontvanger daarbij terecht invorderingsrente in rekening gebracht?

2. Bestaat er aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie?

3. Is van belanghebbende terecht respectievelijk naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

4. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over het betaalde griffierecht?

5. Dient op een verzoek tot immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn te worden beslist in een andere formatie dan die welke de hoofdzaak heeft beslist?

6. Heeft de rechtbank de te vergoeden proceskosten juist vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en toewijzing van de door hem ingenomen standpunten. De ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing