Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1040, 20/00760 en 21/00003 t/m 21/00226

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1040, 20/00760 en 21/00003 t/m 21/00226

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 maart 2022
Datum publicatie
12 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1040
Formele relaties
Zaaknummer
20/00760 en 21/00003 t/m 21/00226

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM betreffende 225 auto’s. De waardevermindering in verband met schade bedraagt 72%; een hoger percentage heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Het hof stelt voor de auto’s het bedrag van de schade vast.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00760 en 21/00003 t/m 21/00226

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 november 2020, nummers BRE 19/809 en 19/3170 t/m 19/3393 in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.6.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [A] en [B] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] . Belanghebbende heeft op deze zitting een factuur van [A] overgelegd betreffende het aantal uren voorbereiding voor de zitting.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de handel in en reparatie van auto’s en ook de in- en verkoop van gebruikte auto’s.

2.2.

Belanghebbende heeft in het jaar 2015 voor 230 uit het buitenland afkomstige auto’s aangiften BPM gedaan. Daarbij is steeds gebruik gemaakt van taxatierapporten, waarbij een koerslijstwaarde is bepaald en vervolgens een waardevermindering in verband met schade heeft plaatsgevonden.

2.3.

De inspecteur heeft in 2016 een onderzoek ingesteld naar 225 aangiften. Van dit onderzoek is op 28 november 2017 een rapport opgesteld. Dit heeft geleid tot het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag.

2.4.

De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 142.453. Tevens is bij beschikking € 11.332 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete van € 71.226 opgelegd.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 141.496, de rentebeschikking verminderd tot € 11.256, en de boetebeschikking verminderd tot € 70.748.

De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 91.307, de rentebeschikking evenredig verminderd en de boetebeschikking vernietigd. De rechtbank heeft tevens de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.985 en gelast dat de inspecteur het betaalde griffierecht van € 345 aan belanghebbende vergoedt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Dient de handelsinkoopwaarde van de verschillende auto’s op een lager bedrag te worden vastgesteld in verband met:

a. het huurverleden van enkele auto’s;

b. aanwezige schade, bestaande uit:

1. het ontbreken van Nederlandstalige onderhoudsboekjes en handleidingen

2. het ontbreken van Nederlandstalige software

3. het niet volgen van de standaard onderhoudsbeurt

4. schade aan de auto

5. bijkomende spuitkosten.

2. Dient het bedrag van de vastgestelde reparatiekosten van de schade voor 72% in aanmerking te worden genomen ter bepaling van de waardevermindering dan wel voor een hoger percentage?

3. Heeft de rechtbank terecht ten aanzien van drie auto’s de naheffingsaanslag verminderd, omdat de inspecteur de op de zaak betrekking hebbende stukken niet heeft overgelegd dan wel door het niet inbrengen van een DRZ-taxatie1 de door belanghebbende verdedigde waarde onvoldoende heeft betwist?

4. Wat is de omvang van de te vergoeden kosten van bezwaar en de proceskosten?

3.2.

In hoger beroep is niet in geschil dat voor de auto’s waarbij gebruik is gemaakt van de koerslijst AutotelexPro recht bestaat op een correctie op de koerslijstwaarde van 5% en dat voor de auto’s waarbij gebruik is gemaakt van de koerslijst Eurotaxglass’s recht bestaat op een correctie op de koerslijstwaarde van 15%. Ook is niet in geschil dat voor auto’s waarvan de datum van eerste registratie in het buitenland is gelegen in de eerste twee maanden na een tariefswijziging in de Wet BPM, het daarvóór geldende lagere tarief mag worden toegepast ter berekening van de historische bruto BPM.

Voorts hebben partijen ter zitting ermee ingestemd dat uitgegaan kan worden van de door de rechtbank vastgestelde bedragen aan leeftijdskorting.

3.3.

De inspecteur heeft – afgezien van zijn betoog over de spuitkosten ten aanzien van de auto’s 9, 23, 24, 40 en 106 – in incidenteel hoger beroep geen grieven aangevoerd ten aanzien van de door de rechtbank vastgestelde schadebedragen, zodat het hof de schade van de andere auto’s niet lager zal vaststellen dan de rechtbank heeft gedaan.

3.4.

Zowel belanghebbende als de inspecteur concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de naheffingsaanslag.

4 Gronden

5 Beslissing