Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1042, 21/00229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1042, 21/00229

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 maart 2022
Datum publicatie
12 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1042
Formele relaties
Zaaknummer
21/00229

Inhoudsindicatie

Waardering onroerende zaken Box 3. Omkering bewijslast. Geen afspraak met Belastingdienst.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00229

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 november 2020, nummer BRE 19/6653, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2010 (hierna: de aanslag) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof.

1.5.

Belanghebbende heeft een verzoek ingediend tot wraking van mrs. Van Daalen-Mannaerts en Van der Vegt. De wrakingskamer van het hof heeft bij mondelinge uitspraak van 9 maart 2022 het tegen mr. Van Daalen-Mannaerts gerichte verzoek afgewezen en het tegen mr. Van der Vegt gerichte verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

1.6.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de wederpartij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van [A] , en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2010 in de rubriek betreffende het inkomen uit sparen en beleggen (hierna: box 3) de onderstaande onroerende zaken voor een totale waarde per 1 januari 2010 van € 800.958 en per 31 december 2010 van € 811.368 als bezittingen aangegeven:

- [adres 1] te [woonplaats] (bedrijfspand);

- [adres 2] en garages te [woonplaats] (bedrijfspand, appartementen en garages);

- [adres 3] te [plaats] (woning);

- [adres 4] te [woonplaats] (woning);

- [adres 5] te [woonplaats] (woning).

2.2.

In verband met de beoordeling van de juistheid van de ingediende aangifte IB/PVV 2010 heeft de inspecteur belanghebbende per brief van 11 februari 2013 (onder meer) verzocht om met betrekking tot de in box 3 aangegeven onroerende zaken kopieën van alle huurcontracten en achterliggende berekening van de aangegeven waarden te overleggen.

2.3.

Na diverse briefwisselingen tussen belanghebbende en de inspecteur heeft de inspecteur met dagtekening 9 september 2014 een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) vastgesteld over het jaar 2010. De informatiebeschikking is onherroepelijk komen vast te staan.1 Belanghebbende heeft de gevraagde informatie niet verstrekt.

2.4.

Met dagtekening 10 juli 2019 heeft de inspecteur een brief aan belanghebbende verstuurd met een toelichting op de aanslag 2010. Vervolgens heeft de inspecteur met dagtekening 12 juli 2019 de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 105.379. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag of de aanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld, waarbij partijen verdeeld zijn over de waarde die aan de onder 2.1 genoemde onroerende zaken moet worden toegekend in het kader van de heffing over inkomen uit sparen en beleggen. Belanghebbende heeft verder verzocht om vergoeding van schade.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag en vergoeding van schade. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing