Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1116, 21/00969

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1116, 21/00969

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 april 2022
Datum publicatie
14 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1116
Formele relaties
Zaaknummer
21/00969
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 13a

Inhoudsindicatie

Het pensioenfonds van belanghebbende heeft in 2018 vastgesteld dat hij voor de jaren 2001 tot en met 2018 recht had op een invaliditeitspensioen. Het pensioen is volledig uitbetaald en belast in 2018. Belanghebbende stelt dat het deel van het pensioen dat betrekking heeft op de jaren 2001 tot en met 2017 onterecht in de aanslag IB/PVV 2018 is betrokken. Hij beroept zich op artikel 13a, lid 2, Wet op de loonbelasting 1964. Deze bepaling ziet echter niet op zijn situatie nu hij geen zeggenschap had over het genietingstijdstip. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00969

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] )

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 16 juni 2021, nummer BRE 20/6332, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2018 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente (hierna: de rentebeschikking) in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en heeft daarbij het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft, hoewel daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend, ook niet na daartoe gerappelleerd te zijn.

1.5.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen per brief meegedeeld dat het onderzoek is gesloten en dat schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is arbeidsongeschikt. Stichting [pensioenfonds] (hierna: het pensioenfonds) heeft in 2018 vastgesteld dat hij voor de jaren 2001 tot en met 2018 recht had op een invaliditeitspensioen.

2.2.

Dit invaliditeitspensioen bedroeg in totaal € 76.367 en is volledig uitbetaald in 2018.

2.3.

De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 96.905. De in rekening gebrachte belastingrente bedroeg € 247.

2.4.

De aanslag en de rentebeschikking zijn na bezwaar en beroep in stand gebleven.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag en de rentebeschikking naar de juiste hoogte zijn vastgesteld. Specifiek in geschil is of het deel van het invaliditeitspensioen dat betrekking heeft op de jaren 2001 tot en met 2017 terecht in de aanslag is betrokken.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en verlaging van de aanslag. De inspecteur heeft in hoger beroep niets aangevoerd.

4 Gronden

5 Beslissing