Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1569, 20/00549 en 21/00429

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1569, 20/00549 en 21/00429

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 mei 2022
Datum publicatie
9 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1569
Formele relaties
Zaaknummer
20/00549 en 21/00429

Inhoudsindicatie

Het hof geeft in een bijlage bij de uitspraak een uitgebreide zienswijze ten aanzien van de reikwijdte van de zogenoemde Schumacker-rechtspraak van het HvJ EU.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00549 en 21/00429

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Frankrijk),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 september 2020, nummer BRE 19/2337,

en op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 januari 2021, nummer BRE 20/4763,

in de gedingen tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor 2015 en 2016 aanslagen inkomstenbelasting (hierna: IB) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen beide aanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep met nummer BRE 19/2337 (aanslag IB 2015) ongegrond verklaard en het beroep met nummer BRE 20/4763 (aanslag IB 2016) gegrond.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op het beroep met nummer BRE 19/2337 hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op het beroep met nummer BRE 20/4763 hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Beide partijen hebben vóór de zitting in beide zaken nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2021 in ’s-Hertogenbosch door middel van een tweezijdig audiovisueel elektronisch communicatiemiddel, te weten ‘Skype for Business’. De meervoudige Belastingkamer was tijdens deze zitting samengesteld uit P.A.M. Pijnenburg, voorzitter, P. Fortuin en L.B.M. Klein Tank. Aan de zitting hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn beide zaken gelijktijdig behandeld.

1.8.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of stukken in te zenden. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is verzonden.

1.10.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde 1] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn beide zaken gelijktijdig behandeld.

1.11

In de uitnodiging voor de nadere zitting zijn partijen erop gewezen dat de meervoudige Belastingkamer tijdens de nadere zitting is samengesteld uit P.A.M. Pijnenburg, voorzitter, T.A. Gladpootjes en S. van Thiel. Ter zitting zijn partijen erop gewezen dat de zaak wordt voortgezet, gelet op artikel 8:64, lid 3, Awb1, in de stand waarin zij zich bevond op 11 november 2021. Partijen hebben daarmee ingestemd.

1.12.

Het hof heeft aan het einde van de nadere zitting het onderzoek gesloten.

1.13.

Van de nadere zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1938, is alleenstaand, en was in 2015 en 2016 woonachtig in Frankrijk.

2.2.

Belanghebbende heeft op 11 mei 2016 de aangifte IB 2015 ingediend en op 22 mei 2017 de aangifte 2016. De aangiften zijn ingediend naar de volgende belastbare inkomens uit werk en woning:

2015

2016

AOW-uitkeringen SVB

13.341

13.676

Pensioeninkomsten Stichting Pensioenfonds ABP

31.959

31.959

Eigenwoningforfait

1.800

1.800

Hypotheekrenteaftrek

-6.706

- 6.483

Onderhoudsverplichtingen (alimentatie)

-4.618

- 4.618

Specifieke zorgkosten

-1.589

- 885

Elders belast

-13.341

- 13.676

Belastbaar inkomen uit werk en woning

20.846

21.773

Belanghebbende heeft aangegeven dat hij aangemerkt kan worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.

2.3.

De inspecteur heeft de aanslag IB 2015 met dagtekening 21 september 2018 vastgesteld en de aanslag IB 2016 met dagtekening 11 oktober 2019. Bij de vaststelling van de aanslagen is hij afgeweken van de aangiften. De aanslagen zijn vastgesteld naar de volgende belastbare inkomens uit werk en woning:

2015

2016

AOW-uitkeringen SVB

13.341

13.676

Pensioeninkomsten Stichting Pensioenfonds ABP

31.959

31.959

Elders belast

- 13.341

- 13.676

Belastbaar inkomen uit werk en woning

31.959

31.959

Belanghebbende is niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt. In de aanslag IB 2016 is de algemene heffingskorting voor een bedrag van € 382 in aanmerking genomen.

2.4.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaren ongegrond verklaard.

2.5.

De rechtbank heeft het beroep betreffende de aanslag IB 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep betreffende aanslag IB 2016 gegrond verklaard en de aanslag IB 2016 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.773, rekening houdend met een algemene heffingskorting van € 382 en met 1.095/14.771e deel van het IB-deel van de ouderenkorting en de alleenstaande ouderenkorting.

2.6.

In Frankrijk is belanghebbende in 2015 en in 2016 geen IB verschuldigd. Belanghebbende heeft in Frankrijk over 2015 en 2016 nihilaanslagen ontvangen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

a. Kan belanghebbende worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8, lid 8, Wet IB 2001 in verbinding met artikel 21bis, lid 1, UBIB 20012 met als gevolg dat ten aanzien van belanghebbende rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke en gezinssituatie (hierna ook: persoonlijke tegemoetkomingen)?

Heeft belanghebbende (rechtstreeks) recht op persoonlijke tegemoetkomingen op grond van het Unierecht?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag IB 2015. De inspecteur concludeert met betrekking tot de aanslag IB 2015 primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank, subsidiair tot vermindering van de aanslag.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag IB 2016 overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank en in aanvulling daarop tot verhoging van de algemene heffingskorting tot € 495. De inspecteur concludeert met betrekking tot de aanslag IB 2016 primair tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar en subsidiair tot vermindering van de aanslag.

4 Gronden

5 Beslissing