Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1574, 21/00740

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1574, 21/00740

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 mei 2022
Datum publicatie
19 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1574
Zaaknummer
21/00740
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 7.8, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 21bis

Inhoudsindicatie

Procedure van een gepensioneerde, in Frankrijk wonende, Nederlander over Schumacker-problematiek. Belanghebbende wenst aanspraak te maken op aftrek in verband met negatieve inkomsten uit eigen woning. Hij voldoet niet aan de voorwaarden om als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001 juncto artikel 21bis UBIB 2001 aangemerkt te worden. Het Unierecht leidt echter tot het gedeeltelijk verlenen van deze aftrek. Bij berekening van de te verlenen aftrek hanteert het hof de volgende breuk: belast gezinsinkomen in de werklidstaat / wereldinkomen. De aftrek wordt begrensd door de belastingheffing die een ingezetene in Nederland verschuldigd zou zijn in overigens vergelijkbare omstandigheden. De uitspraak is gebaseerd op de bijgevoegde bijlage waarin het hof richtlijnen geeft waarlangs vragen die worden opgeroepen door de Schumacker-rechtspraak worden beantwoord.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00740

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (Frankrijk) (domicilie in [plaats] ),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 april 2021, nummer BRE 20/4815 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2015 opgelegd (hierna: navorderingsaanslag IB 2015). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Belanghebbende heeft deelgenomen via beeld- en geluidverbinding via Skype for Business. Namens de inspecteur zijn verschenen [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gepensioneerd en woont samen met zijn echtgenote in Frankrijk. Belanghebbende heeft in 2015 een AOW-uitkering van € 9.801 genoten en een pensioen van € 13.054 van Stichting Pensioenfonds ABP. Zijn echtgenote heeft een AOW-uitkering van € 9.605 genoten en een in Frankrijk belastbare pensioenuitkering van € 2.985.

2.2.

In de aangifte heeft belanghebbende een aftrek wegens negatieve inkomsten uit eigen woning opgevoerd van € 5.338 (eigenwoningforfait: € 1.050, aftrekbare rente: € 6.388) voor zijn eigen woning in Frankrijk. In de aanslag is de aftrek verleend hoewel de inspecteur belanghebbende al had meegedeeld dat hij niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige kon worden aangemerkt. Dit is met de onderhavige navorderingsaanslag hersteld.

2.3.

Belanghebbende stelt in 2015 geen inkomstenbelasting in Frankrijk te hebben betaald. Dit komt enerzijds omdat op grond van het Belastingverdrag met Frankrijk alleen het heffingsrecht over de AOW-uitkering aan Frankrijk is toegewezen, en anderzijds omdat “le seuil d’imposition” (de belastingvrije som) in Frankijk in zijn situatie is vastgesteld op € 27.240.

2.4.

De aanslag IB/PVV 2015 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.716. Er is zowel inkomstenbelasting als premie volksverzekering geheven. Tevens is bij beschikking € 74 belastingrente vergoed.

2.5.

De navorderingsaanslag IB 2015 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.054. Daarbij is de premieheffing volksverzekeringen op nihil gesteld, omdat belanghebbende niet verzekerd is voor de volksverzekeringen. Tevens is bij beschikking belastingrente tot een bedrag van € 104 in rekening gebracht.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Moet belanghebbende worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8, lid 8, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) in verbinding met artikel 21bis, lid 1, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: UBIB 2001)?

II. Heeft belanghebbende op grond van het Unierecht recht op aftrek van de negatieve inkomsten uit eigen woning?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de navorderingsaanslag IB 2015. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing