Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1577, 21/01494 tot en met 21/01497

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1577, 21/01494 tot en met 21/01497

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 mei 2022
Datum publicatie
9 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1577
Zaaknummer
21/01494 tot en met 21/01497

Inhoudsindicatie

BPM. Verzoeken tot teruggaaf wegens export naar Polen en Oekraïne. Diverse formele klachten. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummers: 21/01494 tot en met 21/01497

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 4 augustus 2021, nummers SGR 20/5714, SGR 20/5719, SGR 20/5722 en SGR 20/5732, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de door belanghebbende ingediende verzoeken om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) niet-ontvankelijk verklaard dan wel afgewezen.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar steeds ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord [voormalig gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken en de zaken met nummers 20/00601, 20/00723, 21/00624 tot en met 21/00626, 21/01244, 21/01245 en 21/01158 gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft 4 verzoeken tot teruggaaf van BPM ingediend via het formulier ‘Verzoek Teruggaaf bpm wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig’, te weten:

  1. het verzoek met dagtekening 16 oktober 2018 - ontvangen door de inspecteur op 17 oktober 2018 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Peugeot 508 met VIN eindigend op [VIN-nummer 1] (hierna: auto 1). In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 21 augustus 2018 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 6 april 2017 is beëindigd;

  2. het verzoek met dagtekening 1 augustus 2018 - ontvangen door de inspecteur op 8 augustus 2018 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Ford Galaxy met VIN eindigend op [VIN-nummer 2] (hierna: auto 2). In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 6 juli 2018 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 22 maart 2018 is beëindigd;

  3. het verzoek met dagtekening 15 augustus 2018 - ontvangen door de inspecteur op 16 augustus 2018 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Hyundai I20 met VIN eindigend op [VIN-nummer 3] (hierna: auto 3). In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 16 juli 2018 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 15 februari 2018 is beëindigd;

  4. het verzoek met dagtekening 9 augustus 2018 - ontvangen door de inspecteur op 13 augustus 2018 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Renault Mégane Estate met VIN eindigend op [VIN-nummer 4] (hierna: auto 4). In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 1 augustus 2018 is geregistreerd in Oekraïne en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 2 juli 2018 is beëindigd.

2.2.

Als bijlagen bij de onder 2.1 genoemde verzoeken tot teruggaaf zijn steeds afschriften van de buitenlandse registratie van de auto’s (de kentekengegevens) gevoegd.

2.3.

De inspecteur heeft met betrekking tot de onder 2.1 genoemde verzoeken het volgende beslist:

  1. het verzoek met betrekking tot auto 1 is bij beschikking met dagtekening 9 november 2018 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen;

  2. het verzoek met betrekking tot auto 2 is bij beschikking met dagtekening 31 augustus 2018 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen;

  3. het verzoek met betrekking tot auto 3 is bij beschikking met dagtekening 10 september 2018 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 3] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen;

  4. het verzoek met betrekking tot auto 4 is bij beschikking met dagtekening 5 september 2018 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 4] afgewezen, omdat het voertuig niet is ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie (hierna: EU) of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna: EER).

2.4.

Belanghebbende heeft op 13 november 2018 beroep bij de rechtbank Gelderland ingesteld tegen de beschikking betreffende auto 1. De rechtbank heeft het beroep doorgezonden naar de inspecteur. De inspecteur heeft het beroepschrift aangemerkt als een bezwaarschrift.

2.5.

Belanghebbende heeft bij brieven van 25 september 2018 - ontvangen door de inspecteur op 26 september 2018 - steeds bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen betreffende auto’s 2, 3 en 4. Belanghebbende heeft steeds verzocht te worden gehoord.

2.6.

Bij brief van 12 februari 2019 heeft de inspecteur (de gemachtigde van) belanghebbende voor de eerste maal uitgenodigd voor een hoorgesprek op 30 april 2019.

2.7.

Op 28 maart, 18 april en 23 april 2019 zijn namens de gemachtigde van belanghebbende e-mails naar de inspecteur gestuurd waarin wordt medegedeeld dat de gemachtigde niet (meer) op hoorgesprekken zal verschijnen zolang de inspecteur - kort gezegd - niet voldoet aan de wettelijke verplichting van artikel 7:4, lid 2, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) om de kentekengegevens van alle auto’s waartegen de gemachtigde bezwaar heeft ingesteld voorafgaand aan het horen ter inzage te leggen.

2.8.

Bij brief van 26 april 2019 deelt de inspecteur aan (de gemachtigde van) belanghebbende mede dat artikel 7:4, lid 2, Awb niet vereist dat hij de tenaamstellingsgegevens “standaard” opvraagt en aanbiedt en dat hij aanneemt dat belanghebbende niet meer wenst te worden gehoord. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij e-mail van 30 april 2019 op deze brief gereageerd en aangegeven dat hij (alsnog) in elk dossier afzonderlijk wenst te worden gehoord, mits de gevraagde gegevens door de inspecteur voorafgaand aan het horen ter inzage worden gelegd.

2.9.

Bij brief van 1 mei 2019 is belanghebbende in kennis gesteld dat zijn gemachtigde, [voormalig gemachtigde] , met ingang van 1 mei 2019 voor 6 maanden is geweigerd als gemachtigde.

2.10.

De inspecteur heeft de onder 2.3 en 2.4 genoemde bezwaren bij uitspraken op bezwaar van 4 september 2019 steeds ongegrond verklaard.

2.11.

Belanghebbende heeft op 26 september 2019 beroep ingesteld.

2.12.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 450, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 550, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 534, de minister veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 534, gelast dat de inspecteur en de minister ieder de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 1.380 aan hem vergoeden en beslist dat de termijn voor de vergoeding van de wettelijke rente is gaan lopen vier weken na de datum waarop de uitspraak door de rechtbank is gedaan.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is het Unierecht van toepassing?

II. Is het verzoek tot teruggaaf van BPM ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard (auto’s 1 tot en met 3) dan wel ten onrechte afgewezen (auto 4)?

III. Is de hoorplicht in de bezwaarfase geschonden?

IV. Zijn de rechtbank en het hof bevoegd uitleg te geven aan bepalingen van het Unierecht?

V. Bestaat er aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie)?

VI. Heeft belanghebbende recht op een hogere vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?

VII. Heeft de rechtbank de proceskostenvergoeding op een te laag bedrag vastgesteld?

VIII. Is van belanghebbende terecht griffierecht geheven?

3.2.

Belanghebbende concludeert - naar het hof begrijpt - tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar wegens schending van de hoorplicht en terugwijzing van de zaken naar de inspecteur teneinde alsnog te horen.

3.3.

De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing