Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1687, 21/01144

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1687, 21/01144

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 mei 2022
Datum publicatie
16 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1687
Formele relaties
Zaaknummer
21/01144

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM. Extra waardevermindering wegens schade. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een hoger verminderingspercentage in aanmerking genomen zou moeten worden. Belastingrente terecht in rekening gebracht. Hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01144

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 27 juli 2021, nummer BRE 20/5290, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Gelijktijdig met de aanslag is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen, [gemachtigde] van [kantoornaam] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [taxateur] , taxateur, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Op deze zitting zijn gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld de onderhavige zaak en de zaak met nummer 21/01145.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 24 november 2016 aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van een uit een andere lidstaat afkomstige BMW, 1-serie M135i, VIN: [VIN-nummer] (hierna: de auto). De op aangifte verschuldigde BPM van € 2.662 is door belanghebbende voldaan. De datum van de eerste toelating is 15 september 2015. De tenaamstelling van de auto heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017.

2.2.

Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [A] (hierna: het taxatierapport). De afgelezen kilometerstand van de auto bedroeg op 22 november 2016, 40.797 kilometer. Voor de berekening van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 33.288 heeft de taxateur gebruik gemaakt van de koerslijst XRAY.

2.3.

Verder heeft de taxateur van belanghebbende een bedrag aan schade gecalculeerd van € 18.055. Daarvan is een bedrag van € 17.855 (98,89%) in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde waarbij rekening is gehouden met een vermindering van het schadebedrag van € 200 dat gebaseerd is op een matrix van de koerslijst XRAY. Belanghebbende gaat in haar aangifte uit van een handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 15.433. In de schadecalculatie is uitgegaan van een uurtarief van € 84.

2.4.

Op 9 december 2016 is door een taxateur van Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) een rapport waardebepaling opgesteld naar aanleiding van een fysieke schouw van de auto op 29 november 2016 (hierna: het DRZ-rapport). DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat getaxeerd op € 39.000.

2.5.

De taxateur van DRZ heeft een schade gecalculeerd van € 2.629. Daarvan is een bedrag van € 2.253 in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde. In de schadecalculatie is een uurtarief van € 65 gehanteerd en is uitgegaan van (in totaal) 17,4 uur voor de arbeid aan de carrosserie en spuitwerkzaamheden. De berekende handelsinkoopwaarde in beschadigde staat bedraagt dan € 36.747 (€ 39.000 -/- € 2.253).

2.6.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 maart 2019 een naheffingsaanslag van € 3.531 opgelegd. Gelijktijdig daarmee is aan belanghebbende belastingrente in rekening gebracht van € 316 (hierna: de rentebeschikking).

2.7.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking.

2.8.

Het bezwaar van belanghebbende is (deels) gegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar van 31 januari 2020 heeft de inspecteur alsnog rekening gehouden met de koerslijst XRAY, het onderhoudsboekenpakket van € 85 en de extra leeftijdskorting. Als gevolg hiervan is de handelsinkoopwaarde vastgesteld op € 30.950 en is de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.554. De beschikking belastingrente is verminderd tot € 229. In verband met het gegronde bezwaar is aan belanghebbende een kostenvergoeding toegekend van € 261.

2.9.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd behoudens de beslissing met betrekking tot de - naar het hof begrijpt - kostenvergoeding in bezwaar, de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.530, de rentebeschikking overeenkomstig verminderd, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.064 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan haar vergoed.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.

Meer specifiek zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil.

I. Bestaat aanleiding voor een hogere vermindering van de handelsinkoopwaarde in verband met de aanwezige schade?

II. Dient het bedrag van de vastgestelde herstelkosten van de schade voor 72% in aanmerking te worden genomen ter bepaling van de waardevermindering dan wel voor een hoger percentage?

III. Dient de rentebeschikking te worden vernietigd in verband met schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel?

Tussen partijen is niet in geschil dat de historische nieuwprijs € 66.402 bedraagt, de (historische) bruto BPM € 11.454 en de XRAY koerslijstwaarde € 33.288.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de naheffingsaanslag en vernietiging van de rentebeschikking.

3.3.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag en dienovereenkomstige vermindering van de rentebeschikking.

4 Gronden

5 Beslissing