Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1745, 21/00279 en 21/00280

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1745, 21/00279 en 21/00280

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 juni 2022
Datum publicatie
21 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1745
Zaaknummer
21/00279 en 21/00280

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen 2014 en 2015 en vergrijpboetes opgelegd.

Het hof acht bewezen dat belanghebbende meer belastbare inkomsten heeft genoten dan begrepen in de aanslagen. De verklaring van belanghebbende over ontvangen bedragen en stortingen acht het hof ongeloofwaardig.

Het is aan opzet van belanghebbende te wijten dat de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. De inspecteur heeft overtuigend aangetoond dat belanghebbende wist dat de overmakingen en stortingen voortkwamen uit een belaste bron van inkomen die hij heeft verzwegen. Door deze inkomsten niet in zijn aangiften op te nemen heeft belanghebbende willens en wetens onjuiste aangiften gedaan om deze inkomsten uit het zicht van de fiscus te houden. De inspecteur heeft de vergrijpboetes terecht opgelegd.

Ongegrond hoger beroep.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/00279 en 21/00280

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 december 2020, nummers BRE 19/5978 en 19/5979, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 en 2015 opgelegd. Voor beide jaren is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep voor 2014 voor wat betreft de boete gegrond verklaard en heeft deze boete verminderd. Het beroep voor 2014 is voor het overige ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep voor 2015 gegrond verklaard en heeft de navorderingsaanslag, de belastingrente en de boete verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn partner, alsmede [gemachtigde] , als zijn gemachtigde, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op de zitting zijn de zaken gelijktijdig behandeld.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Het proces-verbaal van de zitting is gelijktijdig met de uitspraak aan partijen verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende werkte in 2014 en 2015 in loondienst als taxichauffeur.

2.2.

In deze jaren was belanghebbende eigenaar en gebruiker van een woning aan [adres 1] te [woonplaats] . Voor de aankoop daarvan heeft hij twee hypothecaire leningen afgesloten. Belanghebbende woonde samen met zijn toenmalige partner en - vanaf februari 2015 - zijn zoon. Op 30 december 2015 heeft belanghebbende het pand [adres 2] te [plaats] gekocht.

2.3.

Belanghebbende heeft, zonder daartoe te zijn uitgenodigd, aangifte IB/PVV 2014 gedaan, naar een belastbaar loon, tevens belastbaar inkomen uit werk en woning en verzamelinkomen van € 8.856. Aan belanghebbende zijn door de inspecteur vragen gesteld in het kader van een steekproefcontrole. Na beantwoording daarvan is de woning in [woonplaats] aangemerkt als eigen woning en is de aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 3.467.

2.4.

Belanghebbende heeft, zonder daartoe te zijn uitgenodigd, aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 12.408. De aanslag IB/PVV 2015 is overeenkomstig de aangifte vastgesteld.

2.5.

Op 3 februari 2015 heeft belanghebbende een Toyota gekocht. Op 19 januari 2016 heeft belanghebbende de Toyota ingeruild op een Mercedes. Het kenteken van deze Mercedes stond vanaf die datum tot 23 mei 2018 geregistreerd op naam van belanghebbende. De Mercedes is betaald met de opbrengst van de Toyota (€ 6.950) en een contant bedrag van € 20.750.

2.6.

Op 23 februari 2016 heeft de politie in de woning van belanghebbende een hennepkwekerij aangetroffen. De daarop volgende strafzaak heeft tot een veroordeling van belanghebbende geleid. Bij het verhoor van de politie op 24 februari 2016 heeft belanghebbende verklaard ergens in mei 2015 te zijn gestopt met het werken als taxichauffeur, dat hij het laatste één tot anderhalve jaar daarvoor fulltime heeft gewerkt en dat hij kan rondkomen van de met arbeid en als uitkering verkregen inkomsten van hem en zijn toenmalige partner en de kinderbijslag. Belanghebbende heeft bij dit verhoor wisselende verklaringen afgelegd over door hem aangegane leningen. Hij heeft verder toen desgevraagd verklaard behalve roken geen verslavingen te hebben.

2.7.

In 2017 is een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2014 en 2015. Naar aanleiding van een vragenbrief van de inspecteur van 17 mei 2018 heeft belanghebbende verklaard in die jaren geld te hebben geleend om rond te komen en om zijn gokverslaving te kunnen bekostigen. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het rapport van controlemedewerkers van de Belastingdienst van 18 januari 2019.

2.8.

Uit het rapport volgt dat belanghebbende in 2014 € 10.900 heeft ontvangen van [A] (hierna: [A] ). In 2015 heeft belanghebbende € 20.481 van [A] ontvangen en € 4.153 aan hem betaald (saldo € 16.328). Daarnaast hebben o.a. [B] en [C] bedragen per bank overgemaakt naar belanghebbende. Uit de bankafschriften van belanghebbende blijkt verder dat contante bedragen op zijn rekening zijn gestort ter grootte van € 7.620 (2014) en € 9.090 (2015).

2.9.

Bij het rapport zijn vermogensvergelijkingen gevoegd, waaruit blijkt dat belanghebbende en zijn toenmalige partner in 2014 over € 3.577 en in 2015 over € 17.549 netto privé beschikten om in het levensonderhoud te voorzien. De aankoop van de Toyota is bij de berekening van het netto privé voor 2015 nog buiten beschouwing gelaten.

2.10.

Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek heeft over 2014 een correctie op het belastbare inkomen uit werk en woning plaatsgevonden van € 18.520 en over 2015 van € 26.768. De correctie over 2014 ziet op ontvangsten van € 10.900 van [A] en contante stortingen van € 7.620. De correctie over 2015 bestaat uit het verschil tussen de ontvangsten van en betalingen aan [A] van € 16.328 en ontvangsten van (in totaal) € 1.350 van [B] en [C] alsmede contante stortingen van € 9.090.

2.11.

In reactie op de aankondigingen van de navorderingsaanslagen en de kennisgeving van de boeten heeft belanghebbende aangegeven dat hij in 2014 een bedrag heeft geleend van [A] van € 9.650 en dat dit bedrag in 2014 is gebruikt voor de kosten voor levensonderhoud, energie, verzekeringen e.d. Op het bijgevoegde handgeschreven overzicht zijn zes data genoemd met daarachter ‘cash’ of ‘bank’ en een bedrag.

2.12.

Ten aanzien van de aan hem overgemaakte bedragen (zie 2.8), heeft belanghebbende in de bezwaarfase verklaard dat deze overmakingen verband hielden met leningen van vrienden, dat hij het geleende geld gebruikte om te gokken en dat [A] een goede vriend is die grote bedragen aan hem overmaakte zonder het geld terug te vragen. Volgens belanghebbende heeft hij het met gokken gewonnen geld gestort op zijn bankrekening.1

2.13.

In de beroepsfase heeft belanghebbende over de overgemaakte bedragen verklaard dat het geld is geleend van [A] en [B] . Belanghebbende heeft verklaringen van [A] en [B] van 14 november 2019 bijgevoegd. In deze bijna identieke, korte verklaringen staat dat door hen in 2015 € 16.328 respectievelijk € 1.100 is geleend aan belanghebbende en dat de bedragen nog niet zijn terugontvangen.2 De leningen zijn, aldus belanghebbende, in 2015 mondeling overeengekomen. Belanghebbende heeft overigens verklaard dat hij meer geld met gokken heeft verloren dan gewonnen.3

2.14.

In hoger beroep heeft belanghebbende verklaard4 zijn gokverslaving niet te hebben vermeld tijdens het politieverhoor van 24 februari 2016, omdat dit in strijd was met zijn eergevoel. Ook heeft hij verklaard dat zijn casinobezoeken en de door hem gewonnen bedragen niet zijn geregistreerd, omdat het kleinere casino’s betrof. In reactie op de vermogensvergelijkingen van de inspecteur en de vraag waar belanghebbende van heeft geleefd, heeft belanghebbende verklaard in 2014 en 2015 veel bij familie te hebben gegeten. Verder heeft belanghebbende ter zitting op vragen van het hof verklaard dat het eerder overgelegde overzicht (zie 2.11) op zijn handschrift leek.

2.15.

De navorderingsaanslag 2014 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.987. Ook is bij beschikking € 596 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete van € 1.974 opgelegd.

2.16.

De navorderingsaanslag 2015 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.176. Ook is bij beschikking € 1.144 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete van € 5.155 opgelegd.

2.17.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

2.18.

De rechtbank heeft voor 2014 de navorderingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot € 1.598. De rechtbank heeft voor 2015 - conform het nadere standpunt van de inspecteur - de navorderingsaanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.151, de rentebeschikking evenredig verminderd en de boetebeschikking verminderd tot € 4.171.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de vergrijpboetes over 2014 en 2015 terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en vernietiging van de navorderingsaanslagen en nevenbeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing