Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1820, 21/01099

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1820, 21/01099

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 juni 2022
Datum publicatie
30 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1820
Formele relaties
Zaaknummer
21/01099

Inhoudsindicatie

BPM. Diverse formele klachten. Hoorplicht bezwaarfase geschonden. Hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01099

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 juli 2021, nummer BRE 17/7719, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een mededeling teruggaaf belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ontvangen op grond waarvan zij recht heeft op een teruggaaf van € 502 (hierna ook: de mededeling (van de verrekening)). De ontvanger heeft de teruggaaf verrekend met een naheffingsaanslag BPM van belanghebbende, alsmede met een bedrag van € 5 aan invorderingsrente die over de naheffingsaanslag BPM verschuldigd was.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de mededeling (van de verrekening) en tegen de invorderingsrente. De ontvanger heeft het bezwaar tegen de mededeling niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor wat betreft het beroep tegen de mededeling en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende, haar gemachtigde [gemachtigde] , bijgestaan door [A] , en namens de ontvanger, [ontvanger 1] en [ontvanger 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de ontvanger. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 19 juli 2017 heeft de ontvanger belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een teruggaaf van € 502 en dat deze teruggaaf zal worden verrekend met openstaande belastingschulden van belanghebbende. De teruggaaf is verrekend met een naheffingsaanslag BPM, nummer [nummer] , tot een bedrag van € 201, met kosten, tot een bedrag van € 296 en met invorderingsrente tot een bedrag van € 5.

2.2.

Op 10 augustus 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de verrekening, alsmede tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente, die met de teruggaaf is verrekend.

2.3.

Op 26 oktober 2017 is belanghebbende uitgenodigd voor een hoorgesprek, dat gepland stond op 31 oktober 2017, om 10.00 uur. Belanghebbende noch haar gemachtigde is verschenen op het hoorgesprek. Evenmin is een (schriftelijke) reactie gegeven op de uitnodiging tot het horen.

2.4.

Op 31 oktober 2017 heeft de ontvanger uitspraak op bezwaar gedaan, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het de mededeling (van de verrekening) betreft en het bezwaar tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente ongegrond verklaard.

2.5.

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep ziet op de mededeling (van de verrekening), het beroep voor het overige ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. is de hoorplicht geschonden?

II. is de verrekening in strijd met het Unierecht en dient belanghebbende een passende rentevergoeding te worden betaald?

III. is ten onrechte invorderingsrente in rekening gebracht?

IV. heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding?

V. heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding, en, zo ja, tot welk bedrag?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, toekenning van een immateriële schadevergoeding en terugwijzing naar de ontvanger om alsnog gehoord te worden. De ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing