Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1821, 21/01100

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1821, 21/01100

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 juni 2022
Datum publicatie
30 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1821
Formele relaties
Zaaknummer
21/01100

Inhoudsindicatie

BPM. Diverse formele klachten. Uitspraak op bezwaar ter zake van de invorderingsrente ontbreekt. Hoger beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01100

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 29 juli 2021, nummer BRE 18/5906, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger,

en

de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid),

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft vier mededelingen teruggaaf Belasting personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ontvangen op grond waarvan zij recht heeft op een teruggaaf van, in totaal, € 1.975 (hierna ook: de mededelingen). De ontvanger heeft de teruggaven verrekend met een naheffingsaanslag BPM van belanghebbende, alsmede met een bedrag van in totaal € 104 aan invorderingsrente die over die naheffingsaanslag BPM verschuldigd was.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de vier mededelingen (van de verrekeningen) en tegen de invorderingsrente. De ontvanger heeft het bezwaar tegen de mededelingen niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende, haar gemachtigde [gemachtigde] , bijgestaan door [A] , en namens de ontvanger, [ontvanger 1] en [ontvanger 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de ontvanger. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 12 maart 2018 heeft de ontvanger belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een teruggaaf van € 458 en dat deze teruggaaf zal worden verrekend met openstaande belastingschulden van belanghebbende. De teruggaaf is verrekend met een naheffingsaanslag BPM, nummer [nummer] , tot een bedrag van € 434 en met invorderingsrente ter zake van die naheffingsaanslag tot een bedrag van € 24.

2.2.

Op 12 maart 2018 heeft de ontvanger belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een teruggaaf van € 603 en dat deze teruggaaf zal worden verrekend met openstaande belastingschulden van belanghebbende. De teruggaaf is verrekend met een naheffingsaanslag BPM, nummer [nummer] , tot een bedrag van € 571 en met invorderingsrente ter zake van die naheffingsaanslag tot een bedrag van € 32.

2.3.

Op 12 maart 2018 heeft de ontvanger belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een teruggaaf van € 364 en dat deze teruggaaf zal worden verrekend met openstaande belastingschulden van belanghebbende. De teruggaaf is verrekend met een naheffingsaanslag BPM, nummer [nummer] , tot een bedrag van € 345 en met invorderingsrente ter zake van die naheffingsaanslag tot een bedrag van € 19.

2.4.

Op 12 maart 2018 heeft de ontvanger belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een teruggaaf van € 550 en dat deze teruggaaf zal worden verrekend met openstaande belastingschulden van belanghebbende. De teruggaaf is verrekend met een naheffingsaanslag BPM, nummer [nummer] , tot een bedrag van € 521 en met invorderingsrente ter zake van die naheffingsaanslag tot een bedrag van € 29.

2.5.

Met dagtekening 18 april 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de onder 2.1 tot en met 2.4 vermelde verrekeningen, alsmede tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente, die met de teruggaven zijn verrekend.

2.6.

Op 30 juli 2018 heeft de ontvanger uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet mogelijk is bezwaar te maken tegen de verrekening.

2.7.

De rechtbank heet zich onbevoegd verklaard om het beroep van belanghebbende te beoordelen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Belanghebbende heeft in de onderhavige zaak een kopie van het hoger beroepschrift met het nummer 21/01099 als hoger beroepschrift ingestuurd waardoor voor het hof niet duidelijk is waar belanghebbende precies tegen opkomt.

3.2.

Ter zitting van het hof heeft belanghebbende aangevoerd dat zij in ieder geval opkomt tegen:

I. het niet-horen in de bezwaarfase;

II. de verrekeningen zoals vermeld in de mededelingen;

III. de in rekening gebrachte invorderingsrente;

IV. het niet verlenen van een immateriële schadevergoeding door de rechtbank;

V. het feit dat geen adequate proceskostenvergoeding wordt toegekend.

3.3.

De onder 3.2 genoemde geschilpunten zijn alle geschilpunten die al eerder in de bezwaar- en of beroepsfase aan de orde zijn gekomen en die bekend zijn bij de ontvanger. Om die reden zal het hof deze geschilpunten dan ook in behandeling nemen.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, toekenning van een immateriële schadevergoeding en terugwijzing naar de ontvanger om alsnog gehoord te worden. De ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing