Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1824, 21/00390 en 21/00391

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1824, 21/00390 en 21/00391

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 juni 2022
Datum publicatie
30 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1824
Zaaknummer
21/00390 en 21/00391

Inhoudsindicatie

WOZ-zaak. Belanghebbende is door een erfenis één van de vier mede-eigenaren van een onroerende zaak. In geschil is of de aanslag moet worden verdeeld over alle mede-eigenaren, omdat belanghebbende vreest voor zijn verhaalsrecht. Het hof overweegt dat de beleidsregel op grond waarvan de aanslag aan één van de eigenaren wordt opgelegd, zelf niet onevenredig of onrechtmatig is, maar dat in geen enkele fase van de procedure door de heffingsambtenaar inzichtelijk is gemaakt hoe en op welke wijze een belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij de vrees van het verhaalsrecht is betrokken. Dit heeft ertoe geleid dat belanghebbende, gelet op het evenredigheidsbeginsel, onevenredig is behandeld. Het hoger beroep is gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 21/00390 en 21/00391

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 12 januari 2021, nummers AWB 20/1525 en 20/1527 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) beschikkingen gegeven (hierna: de WOZ beschikkingen) en daarbij (onder meer) de waarde van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats] vastgesteld. Tevens zijn de aanslagen onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 (hierna: de aanslag) bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar betreffende de onroerende zaak [adres 1] gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar betreffende de [adres 2] ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is als gevolg van een erfenis één van de vier (mede-)eigenaren van de onroerende zaak [adres 1] , een woning.

2.2.

De waarde van [adres 1] is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2019 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld op € 431.000. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van [adres 1] verminderd tot € 418.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

2.3.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [adres 2] , een woning.

2.4.

De waarde van de [adres 2] is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum vastgesteld op € 266.000. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde en de aanslag voor zover deze ziet op de [adres 2] gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de aanslag voor zover deze ziet op de [adres 1] moet worden verdeeld over alle mede-eigenaren.

3.2.

Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat de waarde van [adres 1] op de waardepeildatum moet worden gehandhaafd op een waarde van € 418.000 en dat de waarde van de onroerende zaak [adres 2] op de waardepeildatum nader moet worden vastgesteld op € 240.000. Het hof ziet geen aanleiding partijen hierin niet te volgen. In dit oordeel ligt besloten dat het hoger beroep gegrond is en zal worden geoordeeld als hiervoor is vermeld.

3.3.

Belanghebbende concludeert verder tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar (betreffende de [adres 1] ) en een evenredige verdeling van de aanslag voor zover deze ziet op de [adres 1] over alle mede-eigenaren. De heffingsambtenaar concludeert tot een correct opgelegde aanslag (voor zover deze ziet op de [adres 1] ).

4 Gronden

5 Beslissing