Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:189, 20/00789

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:189, 20/00789

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 januari 2022
Datum publicatie
1 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:189
Zaaknummer
20/00789

Inhoudsindicatie

Proceskosten WOZ. Eerst in de beroepsfase heeft de heffingsambtenaar gebruik gemaakt van gegevens van een eerdere inpandige opname en enkele objectkenmerken en de daaraan toegekende waarde bijgesteld. De ongegrondheid van het beroep is niet in geschil. Het hof is van oordeel dat het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel geen aanleiding geven voor een proceskostenveroordeling. De summiere bezwaargronden over de objectkenmerken heeft belanghebbende eerst in de beroepsfase uitgewerkt.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00789

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 november 2020, nummer SHE 19/3215, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld per de waardepeildatum 1 januari 2018. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 bekendgemaakt (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende en [heffingsambtenaar] namens de heffingsambtenaar.

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

De onroerende zaak betreft een bedrijfswoning met agrarische opstallen. De bedrijfswoning bestaat uit een vrijstaande woning met twee dakkapellen en een inpandige garage. De agrarische opstallen bestaan uit een ligboxenstal, een jongveestal, een schuur, een mestkelder en een werktuigenberging. De perceeloppervlakte van de grond waarop de cultuurgrondvrijstelling niet van toepassing is bedraagt 6.400 m².

2.2.

De onroerende zaak is op 2 november 2018 inpandig opgenomen door [A] in verband met de vastgestelde WOZ-waarde over een eerder jaar.

2.3.

De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2018, over het jaar 2019, vastgesteld op € 443.000. Het taxatieverslag vermeldt dat de bedrijfswoning een inhoud heeft van 750 m³. Aan de twee dakkapellen wordt in het taxatieverslag een waarde van € 3.020 toegekend. Ook vermeldt het taxatieverslag een perceeloppervlakte van 6.000 m² waarop de cultuurgrondvrijstelling niet is toegepast.

2.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en de aanslag. Het bezwaarschrift vermeldt onder andere:

“Onze client heeft aangegeven dat de inhoud van zijn object kleiner is. Ik verzoek u de inhoud van onderhavig object opnieuw te bepalen, met inachtneming van meetinstructie NEN 2580. Graag ontvangen wij ter controle uw inhoudsberekening. Met de enkele stelling dat de inhoud is gecontroleerd nemen wij geen genoegen. (…) Omdat de inhoud van het object direct van invloed is op de vastgestelde waarde, is ook deze te hoog vastgesteld. Ik verzoek u tot hertaxatie van het object, uitgaande van de correcte inhoud”.

2.5.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de WOZ-beschikking en de aanslag gehandhaafd. In de toelichting op de uitspraak op bezwaar schrijft de heffingsambtenaar over de inhoud:

“De manier van berekenen van de inhouds- en oppervlaktematen is voor alle objecten binnen de gemeente gelijk. Bij taxaties in het kader van de Wet WOZ wordt de bruto inhoud bepaald aan de hand van de NEN-2580 norm. Voor de berekening van de inhoud wordt uitgegaan van de buitenmaten van het object. Hiermee is mogelijk het verschil met uw berekening te verklaren. Het object is opnieuw ingemeten, het gehele pand, inclusief de inpandige garage heeft 1356m3 inhoud. Uw bezwaar leidt op dit punt niet tot een verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde.”.

2.6.

In het beroepschrift schrijft belanghebbende:

“3. De woning van onderhavig object is gebouwd in 2005 en heeft een inhoud van 750 m³. Conform agrarische taxatiewijzer dient de woning een waarde te hebben van € 248.418,00. Omdat verweerder uitgaat van een waarde van € 267.000,00 is de waarde te hoog vastgesteld.

4. Conform uitspraak ECLI:NL:GHSGR:2011:BU4651 dienen dakkapellen met hetzelfde bouwjaar als de woning niet apart gewaardeerd te worden. De aanwezigheid van dakkapellen levert geen specifieke situatie op, waarvan kan worden aangenomen dat deze in de taxatiewijzer is verwaarloosd. Veeleer is aannemelijk dat de taxatiewijzer dakkapellen in de waardering betrekt via de inhoud van de ruimte die ze scheppen.

5. De inpandige garage van onderhavig object is gebouwd in 2005 en heeft een oppervlak van 120 m2. Conform agrarische taxatiewijzer dient de inpandige garage een waarde te hebben van € 35.928,00. Omdat verweerder uitgaat van een waarde van € 57.116,00 is de waarde te hoog vastgesteld.

6. De waarde van de grond is conform de grondstaffel zoals gegeven door verweerder. Hier bestaat derhalve geen discussie over.

7. Ook in de waardes van de ligboxenstal, jongveestal, schuur, mestkelder en werktuigenberging kan ik mij, gezien de staat van de objecten, vinden.

8. Verweerder heeft bij het vaststellen van de waarde van het onderhavige object onvoldoende rekening gehouden met de specifieke ligging van het onderhavige object. Het object is gelegen tegenover een vakantiepark waar overlast van ondervonden wordt. Ik ben van mening dat deze specifieke ligging een negatieve invloed heeft op de waarde van het onderhavige object. Hier heeft verweerder onvoldoende rekening mee gehouden, waardoor de eindewaarde te hoog is vastgesteld.”.

2.7.

In beroep overlegt de heffingsambtenaar een taxatierapport met datum 17 augustus 2020 dat is opgesteld door taxateur [taxateur] (hierna: het rapport [taxateur] ). In het rapport [taxateur] wordt de waarde van de onroerende zaak aan de hand van de Taxatiewijzer agrarische gebouwen getaxeerd op € 463.000. Taxateur [taxateur] is daarbij onder meer uitgegaan van een inhoud van de woning van 750 m³, een waarde voor de twee dakkapellen van € 2, een oppervlakte van de garage van 105 m² en een perceeloppervlakte waarop de cultuurgrondvrijstelling niet van toepassing is van 6.400 m². Van deze perceeloppervlakte is 1.750 m² aangemerkt als grond bij een eengezinswoning en 4.650 m² als grond bij een niet-woning.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of – ondanks de ongegrondheid van het beroep – aanleiding bestaat voor een vergoeding van de kosten van de bezwaar- en beroepsfase. Volgens belanghebbende is dat het geval, nu naar zijn mening, de uitspraak onvoldoende was gemotiveerd dan wel onzorgvuldig tot stand is gekomen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een kostenvergoeding voor het bezwaar en tot een proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Partijen zijn het er over eens dat de WOZ-waarde niet naar een te hoog bedrag is vastgesteld. De WOZ-beschikking en de aanslag zijn daarom niet (langer) in geschil.

4 Gronden

5 Beslissing