Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:190, 21/00227

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:190, 21/00227

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 januari 2022
Datum publicatie
1 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:190
Formele relaties
Zaaknummer
21/00227
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 16-05-2023 tot 01-07-2023] art. 8:31

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. In geschil is de WOZ-waarde van een appartement/portiekwoning. De heffingsambtenaar heeft de door hem verdedigde waarde van € 301.000 aannemelijk gemaakt. Bovendien twijfelt het hof niet aan de bevoegdheid van de heffingsambtenaar en is het hof van oordeel dat zelfs wanneer, zoals belanghebbende stelt, zou worden aangenomen dat bij het opleggen van de aanslag WOZ een beperkt taxatieverslag zou zijn overgelegd, het ontbreken daarvan van dermate gering belang is dat het hof daar geen consequenties in de zin van artikel 8:31 Awb aan verbindt. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00227

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 16 november 2020, nummer SHE 19/2292 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de Gemeente St. Michielsgestel,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.6.

De zitting heeft digitaal (met Skype for Business) plaatsgevonden op 19 november 2021. Aan deze zitting hebben deelgenomen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een appartement/portiekwoning uit 2008. De onroerende zaak, gelegen in [woonplaats] , bestaat uit een hoofdbouw van 310 m3 met een berging van 13m2, een (gezamenlijk) dakterras, een carport en een parkeerplaats.

2.2.

De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2018 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld op € 301.000. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de woning en de aanslag gehandhaafd.

2.3.

De heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde naar de gelijkluidende getaxeerde waarde zoals opgenomen in de waardematrix (hierna: de matrix) die op 10 oktober 2019 is opgesteld door de taxateur, [heffingsambtenaar 1] . In de matrix zijn de volgende - allen in [woonplaats] gelegen appartementen - vergelijkingsobjecten opgenomen:

- [adres 2] , transportdatum [februari] 2018, datum koopovereenkomst [november 2] 2017, verkoopprijs € 290.000;

- [adres 3] , transportdatum [november 1] 2017, datum koopovereenkomst [september] 2017, verkoopprijs € 280.000;

- [adres 4] , transportdatum [maart] 2017, datum koopovereenkomst [december] 2016, verkoopprijs € 327.500.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Was de heffingsambtenaar bevoegd om uitspraak op bezwaar te doen?

II. Is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum te hoog vastgesteld?

III. Heeft de heffingsambtenaar de op de zaak betrekking hebbende stukken tijdig overgelegd door eerst in beroep een taxatierapport te overleggen?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de WOZ-waarde naar € 275.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing