Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:192, 21/00249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:192, 21/00249

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 januari 2022
Datum publicatie
1 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:192
Zaaknummer
21/00249
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 6:11

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid bezwaar. Art. 6:7 Awb jo. 6:11 Awb. Bewijslastverdeling verzonden stukken. Een vermoeden van ontvangst is naar het oordeel van het hof in dit geval niet gerechtvaardigd. Belanghebbende heeft een brief niet aangetekend en naar een onjuist adres verzonden. Zowel de uitkomsten van een onderzoek naar de postverwerking bij de Belastingdienst als de handelswijze bij een later ingediend bezwaarschrift duiden erop dat de Belastingdienst geen fouten heeft gemaakt en belanghebbende heeft zijn stellingen dat de brief tijdig is ontvangen niet met nader bewijs onderbouwd, waardoor niet aannemelijk is dat het niet hebben ontvangen van de brief het gevolg is van aan de inspecteur toe te rekenen omstandigheden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00249

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 november 2020, nummer BRE 20/6334 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft ambtshalve beslist op het bezwaar.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep gericht is tegen de ambtshalve beslissing van de inspecteur.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft met behulp van digitale communicatiemiddelen (via Skype for Business) plaatsgevonden op 19 november 2021. Aan deze zitting hebben deelgenomen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Aan belanghebbende is op 28 november 2019 de naheffingsaanslag opgelegd van € 78.064. Tegelijkertijd is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd.

2.2.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bij brief met dagtekening 22 januari 2020 (hierna: de brief van 22 januari 2020) gereageerd. De inspecteur heeft deze brief als bezwaar aangemerkt. De inspecteur heeft vervolgens bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende het bezwaar niet binnen de wettelijke termijn heeft ingediend.

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort de brief van 22 januari 2020, waar een stempel op is te zien. Op deze stempel is in ieder geval de volgende tekst te onderscheiden: ‘DIV Arnhem 24 jan. 2020’. Voor het overige is de stempel niet goed leesbaar.

2.4.

In de brief van 22 januari 2020 staat (onder meer) de volgende tekst vermeld:

“Geachte heer/mevrouw,

Naar aanleiding van uw aanmaning naheffingsaanslag wil ik reageren.

Op 28 december heb ik u mijn bezwaar toegestuurd binnen de gesteld termijn van 6 weken

zoals aangegeven.

Tot op heden heb ik nog niets van u vernomen qua ontvangst of in behandeling genomen

maar wel een aanmaning ontvangen dat het bedrag per direct betaald moet worden.

Zoals duidelijk staat aangegeven geldt er een uitstel van betaling totdat uitspraak is over het

bezwaarschrift.

Na telefonisch contact vernam ik dat u het bezwaarschrift niet terug kon vinden en hierdoor

de uitstel ook niet is verleend. Hierbij stuur ik nogmaals het bezwaarschrift en hoop spoedig

van u een antwoord te mogen vernemen, er van uitgaande dat zolang de uitspraak op mijn

bewaar niet is geweest uitstel van betaling actief is.”

2.5.

De ontvangst van de brief van 22 januari 2020 is op 7 februari 2020 namens de inspecteur bevestigd.

2.6.

Belanghebbende heeft als bijlage bij de brief van 22 januari 2020 een brief gevoegd met dagtekening 28 december 2019 waar inhoudelijk wordt ingegaan op de bezwaren tegen de naheffingsaanslag (hierna: de brief van 28 december 2019). In zowel de brief van 22 januari 2020 als de brief van 28 december 2019 heeft belanghebbende het volgende bestemmingsadres vermeld:

“Belastingdienst

de directeur

Postbus 4660

6803 EP Arnhem”.

2.7.

De inspecteur heeft de ontvangst van de brief van 28 december 2019 niet bevestigd.

2.8.

Op 6 maart 2020 heeft de inspecteur een brief naar belanghebbende gestuurd betreffende de voorgenomen uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft in deze brief belanghebbende de mogelijkheid geboden om vóór 27 maart 2020 aan te tonen dat de brief van 28 december 2019 tijdig ter post is bezorgd. Belanghebbende heeft, zo volgt uit de brief betreffende de toelichting bij de uitspraak op bezwaar met dagtekening 3 april 2020, van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.9.

De inspecteur heeft naar aanleiding van de brief van 22 januari 2020 twee beslissingen genomen. Ten eerste is de door de inspecteur als bezwaar aangemerkte brief van 22 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ten tweede heeft de inspecteur besloten om de naheffingsaanslag niet ambtshalve te verminderen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Niet meer in geschil is dat het hof onbevoegd is om de ambtshalve beslissing van de inspecteur inhoudelijk te beoordelen.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ontvankelijkheid van het bezwaar. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing