Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2260, BKDH-21/00593

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2260, BKDH-21/00593

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 juni 2022
Datum publicatie
7 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2260
Formele relaties
Zaaknummer
BKDH-21/00593

Inhoudsindicatie

Intrekking btw-identificatienummer. Tenaamstelling nota griffierecht; dwangsom; schadevergoeding ex artikel 8:73 Awb; vergoeding van immateriële schade; proceskostenvergoeding, geen sprake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand; wettelijke rente.

Uitspraak

Zittingsplaats Den Haag

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BKDH-21/00593

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 14 mei 2021, nummer BRE 19/1408.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij besluit van 30 november 2017 meegedeeld dat zij vanaf 1 november 2017 is uitgeschreven als ondernemer voor de omzetbelasting en dat haar btw-identificatienummer niet meer geldig is.

1.2.

Het tegen de uitschrijving gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur op 14 december 2017 ontvangen. Belanghebbende heeft bij brief van 12 maart 2018 de Inspecteur in gebreke gesteld voor het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en een dwangsom gevorderd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is er een griffierecht geheven van € 345. De beslissing van de Rechtbank luidt als volgt:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep tegen het niet doen van uitspraak op bezwaar gegrond;

-

verklaart het bezwaar tegen het besluit van 30 november 2017 en inzake de dwangsom niet-ontvankelijk;

-

veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 882;

-

veroordeelt de minister tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 618;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 aan deze vergoedt.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 541. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hogerberoepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 19 april 2022. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Ter zitting zijn tevens behandeld het hoger beroep van belanghebbende in de zaken met nummers BKDH-21/00584 tot en met BKDH-21/00592 en de zaken van haar bestuurder [A] met nummers BKDH-21/00594 tot en met BKDH-21/00599. Al hetgeen in een zaak is aangevoerd wordt, voor zover van belang, geacht ook in de andere zaken te zijn aangevoerd, tenzij het specifiek op een bepaalde zaak betrekking heeft. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2017. In het daarvan opgemaakte rapport van 26 oktober 2017 is het standpunt ingenomen dat bij belanghebbende vanaf 1 januari 2015 geen sprake is van ondernemerschap voor de omzetbelasting aangezien zij niet heeft kunnen aantonen dat zij door middel van activiteiten deelneemt aan het economische verkeer. Daarbij is vermeld dat dit gebrek aan activiteiten ook blijkt uit het feit dat belanghebbende vanaf 2012 tot eind oktober 2017 geen omzet heeft gerealiseerd.

2.2.

In een brief van 30 november 2017 van de Inspecteur aan belanghebbende is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“U bent bij ons geregistreerd als ondernemer voor de btw. Wij hebben informatie ontvangen waaruit blijkt dat uw activiteiten zijn gestopt of overgedragen.

Uitgeschreven als ondernemer

Vanaf 1 november 2017 bent u uitgeschreven als ondernemer voor de btw. Uw btw-identificatienummer is niet meer geldig en mag niet meer worden gebruikt.”

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing