Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2459, 20/00524 tot en met 20/00530

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2459, 20/00524 tot en met 20/00530

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2459
Formele relaties
Zaaknummer
20/00524 tot en met 20/00530

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is een Spezial Sondervermögen met één houder van bewijzen van deelgerechtigdheid in zijn vermogen. Het hof is van oordeel dat belanghebbende daarom niet als een fonds voor gemene rekening kan worden aangemerkt. Belanghebbende kan ook niet als doelvermogen worden gekwalificeerd, omdat het bewijzen van deelgerechtigdheid in haar vermogen heeft uitgegeven. Belanghebbendes beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak A SCPI kan belanghebbende evenmin baten.

Het onderhavige verzoek is niet (mede) een verzoek namens de enige deelgerechtigde in het vermogen van belanghebbende. Belanghebbende, noch die deelgerechtigde, kan dus aanspraak maken op teruggaaf van dividendbelasting.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00524 tot en met 20/00530

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] (Duitsland),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 augustus 2020, nummers BRE 16/1661, 16/1665, 16/1666, 16/1669, 16/1671, 16/1673 en 16/1675, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft de volgende verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting ingediend:

- over de periode 1 februari 2003 tot en met 31 januari 2004 tot een bedrag van € 141.382;

- over de periode 1 februari 2005 tot en met 31 januari 2006 tot een bedrag van € 78.054;

- over de periode 1 februari 2007 tot en met 31 januari 2008 tot een bedrag van € 200.458;

- over de periode 1 februari 2008 tot en met 31 januari 2009 tot een bedrag van € 210.208;

- over de periode 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010 tot een bedrag van € 146.138;

- over de periode 1 februari 2010 tot en met 31 januari 2011 tot een bedrag van € 212.293;

- over de periode 1 februari 2011 tot en met 31 januari 2012 tot een bedrag van € 117.681.

1.2.

De inspecteur heeft de in 1.1 genoemde verzoeken afgewezen bij in twee brieven van respectievelijk 6 mei 2015 en 20 juli 2015 opgenomen beschikkingen.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur is bij in twee brieven vervatte uitspraken op bezwaar van 15 februari 2016 niet tegemoetgekomen aan de bezwaren tegen de afwijzingen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.7.

De inspecteur heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof en aan de andere partij.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] , [gemachtigde 3] , [gemachtigde 4] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] .

1.9.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is een Spezial Sondervermögen en is opgericht naar het recht van Duitsland waar het tevens is gevestigd.

2.2.

De ondernemingsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit het beleggen van het in het fonds geïnvesteerde vermogen. Een Sondervermögen heeft geen rechtspersoonlijkheid en is een overeenkomst tussen drie partijen: de beheerder, de bewaarder en de deelnemer(s).

2.3.

De participaties in belanghebbende worden niet op een beurs of een gereglementeerde markt verhandeld en hebben geen stemrecht. Vanaf zijn oprichting tot en met in ieder geval de onderhavige jaren had belanghebbende één participant, te weten [de GmbH] .

2.4.

Belanghebbende betaalt in Duitsland geen belasting naar de winst. Belanghebbende heeft geen vaste inrichting in Nederland voor de vennootschapsbelasting en is in Nederland niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting.

2.5.

Tot de bezittingen van belanghebbende behoorden in de onderhavige jaren aandelen in vennootschappen die in Nederland gevestigd zijn. Op de dividenden die door deze vennootschappen zijn uitgekeerd is – per saldo – 15 procent Nederlandse dividendbelasting ingehouden.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de in 2.5 genoemde Nederlandse dividendbelasting.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot teruggaaf van dividendbelasting tot de in 1.1 genoemde bedragen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing